- 32 - dat namens zijn fractie onderschrijft. De heer Ybema heeft nog gevraagd hoe het precies met de experimenten zit. Het antwoord daarop is dat wij na het vaststellen vanavond van deze nota nog eens even goed met een aantal wijken moeten overleggen - ik denk met name ook aan Schleringen en Heechterp die nogal uitdrukkelijk om aandacht op dit punt hebben gevraagd - over de exacte invulling van de experi menten. Zo gauw wij die invulling weten komen wij nog een keer in de commissie om te melden hoe dat nou precies uitpakt. De heer Ybema heeft ook zijn zorg uitgesproken over de financiering. Hij heeft gezegd dat het beschikbare bedrag op dit moment wellicht genoeg is, maar dat er te zijner tijd meer geld nodig zal zijn. De heer Bilker heeft gezegd: Democratie kost tijd, terwijl de heer Ybema zegt: Democratie kost geI dEr is een spreekwoord dat zegt: Tijd is geld. Ik wil het hierbij laten, voorzitter. De heer Schade: Voorzitter, de wethouder heeft mijn vraag over het consultatief referendum niet beantwoord. Ik heb gevraagd, wanneer wijken zelf aangeven dat zij deze inspraakvorm wel willen benutten, hoe het college daar dan tegenover staat. (De heer Heere (weth.): Ik meen dat ik daarop wel antwoord heb gegeven, mijnheer de voorzitter, ik heb namelijk gezegd dat wij na twee jaar ervaring te hebben opgedaan de zaak zullen evalueren en eventuele wensen in die richting dan zullen moeten bekijken. Dus niet lopende de rit.) Voorzitter, als dat het antwoord is op mijn vraag in eerste termijn, dan wil ik nu de vraag stellen of wethouder Timmermans een afwijkend collegestandpunt heeft verwoord in de commissievergadering. Hij heeft toen namelijk gezegd dat, wanneer wijken het middel van een referendum zelf wensen te hanteren, dat wat hem betreft prima is, maar dat wij dat niet dienen op te leggen. Ik had graag een bevestiging wil len zien van die lijn, want ik vind dat dat standpunt afwijkt van het standpunt dat wethouder Heere nu naar voren brengt. (De heer Timmermans (weth.): Voorzitter, ik wil graag direct reageren voordat dit misverstand blijft bestaan. Wat ik gezegd heb is dat, als men zelf binnen de wijk de interne discussie wenst te voeren via een intern referendum, wij daar uiteraard geen enkel bezwaar tegen hebben. De vraag is of de gemeente dat initiatief moet nemen. Daar zit het verschil in.) Voorzitter, dan het punt van de klantgerichtheid waar ik in eerste termijn over heb gesproken. De wethouder ging er vanuit dat ik dat gekoppeld had aan het COWA. Wel, voor mij was dat een vanzelfsprekendheid. Mijn opmerking was meer ingegeven door het feit dat de directe problemen met een tak van dienst ook met die dienst uitgevochten moeten worden, een en ander gezien in de context dat het COWA nooit een extra schijf mag zijn. Met deze opmerking - een soort voorschot op een van de items van de reorganisatie, namelijk burgergerichtheid en klantvriendelijkheid - heb ik willen zeggen dat ook diensten klantgericht en in dit geval dus wijkgericht dienen te werken. Nogmaals, gezien in de context van de extra schijf. Op mijn vraag over de raming van het budget voor experimenten is geantwoord dat er ook bevoegdhedenexperimenten zullen worden opgezet. In de commissievergadering hebben wij onze bezorgdheid al uitgesproken over het budget. Mij vraag was echter of wij, nu die extra experi menten gaan komen, regelmatig via de commissie op de hoogte gehouden kunnen worden van deze ontwikkelingen, gezien in de financiële context van die wat uitgebreidere experimenten. Tot slot een opmerking over de motie van PAL over het onderbrengen van het COWA. Wij steunen deze motie niet. Ik wil wat dat betreft verwijzen naar ons standpunt in de gezamenlijke vergadering van 19 juli 1988 van de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden en de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. Wij hebben toen gezegd dat de plaats van de func tionaris voorlopig op de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting dient te zijn en dat zijn of haar plaats eventueel, na de evaluatie wat betreft het functioneren, bij de reorganisa tie bekeken kan worden. Mocht dat nodig zijn dan zullen wij pleiten na deze periode voor een meer centrale plaats in het gemeentelijk apparaat. Dus geen steun voor de motie. De heer Meerdink: Ik wil eerst ingaan op de motie. De wethouder sluit in ieder geval niet uit dat na evaluatie de COWA-functionaris alsnog bij een meer centrale dienst terecht zal - 33 - komen. Waarom willen wij hierover nu al een beslissing nemen? Wethouder Timmermans heeft op 19 juli in de commissievergadering gezegd dat het niet alleen gaat om groenbeheer maar dat ook andere aspecten van beleid, naast ruimtelijke ordenings- en volkshuisvestingsaspecten, aan de orde kunnen komen. Ik vind dat je dan een principiële keuze moet maken. Je kunt pragmatisch kiezen en zeggen dat de meeste zaken op het terrein van de ruimtelijke ordening en de volks huisvesting liggen. Akkoord, ik denk dat dat inderdaad op dit moment zo is. Wil je echter vooi komen dat zo'n functionaris onderslibt onder alleen maar ruimtelijke ordenings- en volkshuis vestingsaspecten, dan zul je hem of haar bij een meer centrale dienst moeten plaatsen om daar door ook de ruimte te krijgen met die andere aspecten bezig te gaan. Ik vind onze motie juist een ondersteunende motie voor het beleid. Ik begrijp ook niet waarom de PvdA die afwijst. Wat betreft het vetorecht heeft de wethouder goed begrepen dat wij dat punt hebben laten vallen juist omdat dat door de instelling van het COWA en door het uit en tena bespreken van wijkaangelegenheden in allerlei organisaties voor ons minder noodzakelijk is. Tot slot nog een opmerking over een punt waar ik door de heer Schade op gebracht ben en dat misschien over twee jaar ook een evaluatiepunt zou kunnen zijn wanneer experimenten geëva lueerd gaan worden. Mijn vraag is in hoeverre de diensten straks na de reorganisatie ook wat meer bezig kunnen gaan met wijkgericht werken. Eigenlijk zou dan bij elke dienst een persoon moeten zitten die voor wijkaangelegenheden aanspreekbaar is. Daarnaast is er de COWA- functionaris die in het centrale deel van het apparaat zit. De heer IJes+ra: Een korte reactie, mijnheer de voorzitter, op de motie van PAL. Mijn fractie verwacht van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting een objectief oordeel. Om die reden hebben wij geen behoefte aan deze motie. De heer Ybema: In de motie van PAL wordt gezegd dat onderbrenging van het coördinatiepunt bij de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting de beleidsmatige relatie met andere sectoren van beleid kan bemoeilijken. Dat is een veronderstelling/een verwachting die door D66 niet op voorhand wordt gedeeld. In het besluit van de motie wordt bovendien voorgesteld nu al te beslissen over de plaats van het coördinatiepunt na de reorganisatie. Dat lijkt ons niet verstandig. Wij vinden dat, gelet op de situatie waarin wij nu zitten en waarbij het gaat om het kiezen van een plaats in de oude organisatie waarmee wij nog kort hebben te gaan, de keuze voor de plaats bij de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting - daar zullen toch de meeste problemen een relatie mee hebben - een heel praktische oplossing. En zoals u weet spre ken praktische oplossingen D66 aan. De hear Bilker: In koarte reaksje fan us kant op de moasje fan PAL. De PAL-fraksje kiest ut prinsipe foar it koördinaasjepunt by de öfdieling Kabinet en Algemiene Saken. It grutste part fan de saken wurdt lykwols op de öfdieling Romtlike Oardering en Folkshusfesting behan- nele. Sadwaande dizze praktyske oplossing, seit de wethalder. Dat sprekt üs ek oan. Yn de sfear fan de reorganisaasje kin it miskien fêst wol wer oars, mar dat sjogge wy dan wol. Wy stypje dizze moasje net. De heer Rozema: Voorzitter, een korte stemverklaring. Gehoord de argumenten van de wethouder heeft mijn fractie geen behoefte om deze motie te steunen. De plaats bij de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting lijkt mij voorlopig om praktische redenen het meest voor de hand liggend. De heer Heere (weth.): Voorzitter, ik neem aan dat mijn antwoord op de vraag van de heer Schade over de kwestie van het consultatief referendum nu duidelijk is. Wij willen die moge lijkheid voor de wijken niet blokkeren. Ik had het echter over datgene wat de gemeente zelf zou

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 17