- 14 -
dat de gemeenteraad er vanuit gaat dat wij binnen het bedrag dat ons via het Departement van
Verkeer en Waterstaat wordt aangereikt het openbaar vervoer in onze stad runnen. Dat is een
lijn die tot voor kort ook wettelijk verplicht was. Momenteel mag men als gemeente, als je
daartoe bereid bent, daar eigen geld bij leggen.
Ik kom dan bij het tweede argument waarom bezwaar bestaat tegen het door de heer Ybema
voorgestelde traject, namelijk het rondrijden. Mevrouw Visscher heeft daar ook al iets over ge
zegd. Ik moet wat dat betreft weer afgaan op deskundigheid die ik niet zelf In huls heb maar
die ik mij heb laten aanreiken. Het blijkt dat, op het moment dat mensen de bus instappen en
vervolgens een hele rondrit in een andere richting dan het centrum waar zij naar toe willen
moeten maken, dat buitengewoon afstotend werkt. Een en ander betekent in de praktijk dat mensen
steeds minder gebruik van het openbaar vervoer gaan maken en dat kan toch niet de bedoelinq
zijn.
Deze twee argumenten, voorzitter, zijn doorslaggevend geweest voor de volgende conclusie:
wij kunnen een model zoals het voorligt hanteren, wij kunnen er geld bijleggen of wij doen
n i ets
Iets anders is dat er aan bedoelde zijde van de stad fysiek geen mogelijkheden zijn. Er
wordt wel gezegd dat er dan iets creatiefs moet worden bedacht, maar ik moet constateren dat
alleen de aan de buitenzijde van de aan de wijk grenzende wegen voor het doorgaande verkeer
beschikbaar zijn. Voor het overige kun je nergens door de wijk heen. Je zult dus altijd een
vervoerslijn moeten hanteren die aan de buitenzijde loopt. Dat betekent dat in wezen de ver
keersonveiligheid op die buitenroutes altijd toeneemt. Wij zullen wat dat laatste betreft een
principiële keuze moeten maken. Het gaat hier om een keuze die niet alleen voor de Douwe Kalma-
leane geldt maar in zijn algemeenheid. Ik denk dat veel hoofdontsI uitingswegen van wijken wat
dat aspect betreft in het geding zijn. De vraag is of zes bussen per uur en het toenemende
gevaar dat dat met zich meebrengt zwaarder moet wegen dan het beschikbaar krijgen van een vorm
van openbaar vervoer die wij met zijn allen van belang vinden. Daar speelt de discussie zich
af. (De heer Ybema: Voorzitter, de wethouder zegt dat het door mij voorgestelde alternatieve
traject is nagereden. Ik vind dat hij zich wat verschuilt achter het argument dat hij moet
afgaan op berekeningen van technici waaruit blijkt dat die route meer kost en dat meer bussen
ingezet moeten worden. Ik vind dat heel onbevredigend, want ik kan dat gewoon niet natrekken en
en ook niet controleren. Het enige wat ik heb geconstateerd is dat de afstand van het door mij
voorgestelde traject 20? korter is en dus een geringere rijtijd betekent. Dan denk ik als
doorsnee raadslid: Dat is dus nooit duurder. Een tweede argument dat de wethouder gebruikt is
het zogenaamde rondrijden. Dat punt is niet consequent toegepast in het voorstel van het
college. Ik wil een voorbeeld noemen. De lijn die met name Aldlan bedient heeft het eindpunt in
de WielenpolIe. De mensen die daar instappen hebben wel een zogenaamde rondrit door het ooste
lijk deel van Aldlan. Dan telt het kennelijk op eens weer niet.) Goed, de eerste opmerking van
de heer Ybema is een soort wel Ies-nietes discussie waar ik niet mee uit de voeten kan. Als ik
een verhaal krijg van technici - die zijn er absoluut niet bij gebaat om ons iets op de mouw te
spelden; het is denk ik in hun belang om zo goed mogelijke openbaar vervoersmodellen aan te
reiken -, dan ben ik niet in staat om daarvan te zeggen: Als ik zelf het traject op mijn fiets
of in mijn auto rijd dan gaat het sneller. De basis waarop dit hele model is ontstaan - Ik moet
daar vanuit gaan - is de jarenlange ervaring met het openbaar vervoer in Leeuwarden, in
Friesland en in ons hele land, want je hebt het gewoon over landelijke modellen. Het model is
ook door een landelijk bureau verder ontwikkeld. Het blijft dan een inschatting, mijnheer
Ybema, of u vindt dat uw persoonlijke ervaring belangrijker is dan de ervaring van degene die
wij daarvoor hebben ingehuurd. (De heer Ybema: Is het niet veel beter, voorzitter, dat die
berekening en die uitwerking dan nog een keer aan de commissie worden voorgelegd? Ik heb er op
zich helemaal geen moeite mee om het voorstel van het college te accepteren als kan worden
aangetoond dat mijn voorstel inderdaad meer tijd en dus meer geld kost. Op deze manier vind ik
het echter onacceptabel.)
Voorzitter, ik heb er uiteraard geen enkel probleem mee om de informatie die nu door de
heer Ybema wordt gevraagd aan de commissie voor te leggen. Dat hoeft geen punt van discussie te
zijn. Ik wil wel aangeven dat wij niet veel tijd hebben. Het argument waarom deze procedure
vrij snel doorgelopen moet worden is dat wij per juli 1989 het nieuwe systeem in werking willen
laten treden. Wij moeten dan voor december a.s. daartoe een besluit nemen opdat al datgene wat
moet gebeuren om de systemen van openbaar vervoer in elkaar te doen schuiven op tijd tot stand
komt. Nogmaals, ik heb er geen enkel probleem mee om de informatie die er dan is aan de com
missie voor te leggen. Maar dat laat onverlet, voorzitter, dat ik er thans voor wil pleiten om
het voorstel zoals het hier ligt aan te nemen. Mocht blijken dat het heel anders zou kunnen dan
kan dat altijd nog. Ik ga daar niet vanuit, want het gaat hier in zijn algemeenheid om een
systeem met zijn eigen financiële en technische beperkingen. Dat wil echter niet zeggen dat er
geen kleine verbeteringen mogelijk zijn. Een en ander hangt ook af van andere oplossingen in
het centrum, van het krijgen van meer ruimte en tijd en dergelijke. Nogmaals, wij moeten vana
vond besluiten nemen.
Dan de opmerking over de onveiligheid van de oversteekplaatsen. Wat wij hier vaststellen
is het lijnennet. Wat wij hier niet vaststellen is exact de plaats van de haltes, want die kan
nog worden bepaald. Aspecten als verkeersveiligheid nabij oversteekplaatsen en sociale
veiligheid - halteplaatsen in de nabijheid van huizen en zo min mogelijk in de bosjes - zullen
daar een rol in spelen. Wij zullen ook zeker in de richting van de wijken met een voorstel
daarvoor komen.
De kosten van aanleg van de keerlus. De heer Ybema heeft gelijk als hij zegt dat er wat
dat betreft in zijn voorstel sprake is van een winstpost. Ik constateer echter dat dat een een
malig bedrag is van enkele tienduizenden guldens ten opzichte van - nogmaals ik ga uit van de
informatie die mij heeft bereikt - het systeem dat hij voorstelt dat een ton of meer per jaar
extra kost. Daar zit natuurlijk nogal een groot verschil in.
Tenslotte de opmerking van de heer Ybema over de RSG. Ik moet zeggen dat de brief van de
RSG mij wat verbaast. Ik kan mij nog heel goed herinneren dat, toen het ging over de
verplaatsing van de voormalige Rijks HBS naar Westeinde, een- en andermaal door de school en
ook door het schoolbestuur is gezegd dat het noodzakelijk was om een directe goede verbinding
te krijgen op het openbaar vervoer. De stellingname die ik in de brief lees dat er weinig
leerlingen gebruik maken van deze bus is naar mijn stellige overtuiging in strijd met eerdere
berichtgeving die wij daarover hebben gekregen. Ik zal niet ontkennen dat, wanneer er meer
verkeer is, er een groter risico voor de kinderen ontstaat. Van de andere kant constateer Ik
dat het hier gaat om kinderen die ouder zijn dan 12 jaar van wie veruit de meesten met de fiets
veel gewichtiger capriolen hebben meegemaakt, bijvoorbeeld het oversteken van rondwegen en
der gel ijke.
De heer Heins. Hij heeft gezegd dat, als er geen mogelijkheid is om het aantal stadbussen
uit te breiden, je dan lang en breed kunt praten maar dat de priorireit voor de rondweg dan
minder is. Wij zijn het daarover eens.
Met betrekking tot de inrichting van de bushaltes heb ik al aangegeven dat overleg
daarover heel goed mogelijk is.
De meeste wegen zullen als gevolg van dit nieuwe bus IiJnensysteem niet gewijzigd gaan wor
den. Ik wil die verwachting ook niet scheppen, want ik proefde een beetje van: Ga nou nog eens
precies kijken of de inrichting van al die wegen aan de orde is. Het wil natuurlijk niet zeggen
dat er in de loop van de tijd - ik heb dat ook in de commissie aangegeven - met de onderhouds
budgetten geen kleine verbeteringen kunnen plaatsvinden bij bepaalde knelpunten, met name ook
als het gaat om asfal tering.
Ik kom dan bij de heer Rozema die met mij constateert dat de Leeuwerikstraat in
tegenstelling tot de huidige situatie voor het grootste gedeelte, want een stukje ten noord
westen van de Troelstraweg blijft natuurlijk wel bereden door de bus, niet meer zal worden
gebruikt voor het busvervoer. Gelet op de positie van de gemeentelijke onderhoudsfondsen en de
stelpost civieltechnische werken voorzie ik dat de belangrijkste aanleiding voor de wens om
daar te komen tot asfaltering is weggenomen. Maar wij moeten daar nog een definitief besluit
met elkaar over nemen.
De heer Sijbesma. Ik heb al aangegeven welk belang ook wij eraan hechten om te proberen
door middel van een ongewijzigd tracé van de streekbus alsnog tegemoet te komen aan de wens van
de Valeriuswijk. Ik kan daar echter op dit moment geen garanties over aanreiken omdat het hier
met name een provinciale bevoegdheid betreft.
Het zal u duidelijk zijn, voorzitter, - daar moet namelijk geen misverstand over bestaan -