- 20 -
college betekent dat een voorkeur zou worden uitgesprcken voor één brede, je mag wel zeggen
zeer brede scholengemeenschap. Een van de belangrijkste kenmerken van die keuze is dat er
sprake zal zijn van een zeer heterogene instroom van leerlingen. Het is met name op dat punt
dat er brede kritiek is gekomen vanuit het onderwijsveld. Een heterogene instroom van
leerlingen betekent een grote belasting voor de docenten die dat allemaal moeten opvangen. Wij
vinden dat het college, gelet op hetgeen in deze raadsbrief wordt verwoord, wel wat erg
gemakkelijk voorbij gaat aan die kritiek. Het college zegt dat het veld te rigide denkt over
differentiatie. Onze opvatting is dat het college ontzettend optimistisch is over de differen
tiatie binnen schoolverband en de "streaming" zoals dat heet. Het zijn op zich heel. mooie vor
men. In die zin kan ik mij ock wel de benadering van mevrouw Doevendans voorstellen. Het zou
inderdaad zo moeten zijn dat je en heterogeen onderwijs zou kunnen realiseren en die kwaliteit
kunt realiseren. Alleen dat zijn zaken die met elkaar wringen. Het een gaat zonder meer ten
koste van het ander. De praktijk heeft dat al op vele plaatsen uitgewezen. Dat is jammer, maar
het is een feit. (Mevrouw Doevendans: Dat heb ik niet beweerd. Ik heb de spanning aangegeven en
niet gezegd dat dat sowieso botste.)
Mijn conclusie is, gelet op veel ervaringen in het land, dat dat problemen geeft en dat
dat heel moeilijk te combineren is. Het zou heel mooi zijn als het te combineren zou zijn, maar
de werkelijkheid is helaas anders. De werkelijkheid is, voorzitter, dat, als deze voorstellen
realiteit worden, dan die filosofie die hier achter schuil gaat, met name het punt van de bege
leiding van de heterogene instroom, wel moet worden gedaan door dezelfde docenten, met steeds
grotere k I assen. Dat is namelijk de prektijk van de afgelopen jaren en dat zal de komende jaren
niet anders zijn. Hetzelfde geldt voor de krappe faciliteiten. Ock op dat punt moeten wij geen
hoge verwachtingen hebben.
D66 denkt dat door deze benadering, gelet op dit punt van de heterogene instroom, het
college een geweldige wissel op de toekomst trekt. Wij vinden dat niet verantwoord omdat wij
van oordeel zijn dat die benadering en die zeer heterogene instroom ten koste gaan van in ieder
geval twee groepen leerlingen. Ten eerste de, laat ik het populair zeggen, knappe leerlingen
die wat sneller zouden kunnen. Die categorie leerlingen wordt toch geremd door deze benadering.
Een andere groep leerlingen die hier de dupe van wordt zijn de zwakkere leerlingen. En dat zijn
de meest kwetsbaren in deze hele constructie. Maar ock wat dat betreft zal de prektijk zijn
- op andere plaatsen zijn daar ock duidelijke Indicaties voor - dat de zwakkere leerlingen die
nu voor een groot deel nog in het lbo terechtkomen ock bij heterogene instroom in de problemen
komen. De extra aandacht die zij nodig hebben is toch vaak in die setting heel moeilijk te
real iseren.
Voorzitter, ik heb al gezegd dat met name de problemen in het lbo voor D66 op zich al
voldoende reden zijn om te kijken naar de structuur van het voortgezet onderwijs. Die problemen
verdienen dan ock een snelle aanpdcwant de ontwikkelingen zijn inderdaad verontrustend. Ock
mevrouw Doevendans heeft daar terecht de vinger bij gelegd. Wij hebben echter wat de
voorstellen op dat punt betreft grote twijfels over de effecten van het voorstel van het
college. De termijn waarover wij spreken in dit voorstel is een termijn van op zijn minst vier
jaar. Het college zegt zelf dat het schema krap Is en invoering op zijn vroegst in augustus
1992 kan worden gerealiseerd. Ik denk dat het veel realistischer is om daar nog een jaar bij te
tellen. Dan zijn wij vier tot vijf jaar verder. Het is onze opvatting dat in die vier tot vijf
jaar voor het lbo onherstelbare dingen kunnen gebeuren. Wij vinden dan ock dat met name met het
oog op die problemen voor het lbo op kortere termijn oplossingen moeten worden gevonden. Dat
hoeven niet meteen definitieve oplossingen te zijn, maar toch oplossingen die op kortere ter
mijn de situatie daar verbeteren. Anders lopen wij het risico dat wij streks over vier/vijf
jaar geen lbo meer hebben. (Mevrouw De Haan-Laagland: Zou u een voorste! kunnen doen, mijnheer
Ybema? Ik ben benieuwd hoe dat überhaupt te realiseren is. U suggereert dat nu zo gemakkelijk,
dus Ik neem aan dat u daar wel wat op weet.) Ik wilde net een opmerking maken die dat aangeeft.
Wij vinden dat het college zou moeten kijken naar oplossingen speciaal voor het lbo op de wat
kortere termijn. Wij vinden dat in die benadering een eerste stap zou kunnen zijn om te kijken
welke concrete fusiemogelijkheden er op dit moment zijnbij scholen in de lbo-sfeer. Via fusie
heb je meer mogelijkheden en heb je meer te bieden. Dat zou een eerste verdedigingslin ie kunnen
zijn om het lbo ock op de kortere termijn overeind te houden. Ik geef mijn suggestie graag voor
- 21 -
een betere. Ik heb gewezen op de consequenties zoals wij die zien voor het lbo in dit voorstel.
Ik denk echter dat er erg veel aandacht moet worden besteed aan het geven van oplossingen op de
kortere termijn voor het lbo.
Voorzitter, ik kom bij het concept-raadsbesluit zoals dat vanavond voorligt en dat uit
twee delen bestaat. D66 blijft van mening - ik heb die mening ock al in de Commissie voor het
Onderwijs naar voren gebracht - dat dit concept-raadsbesluit dat bestaat uit twee onderdelen
innerlijk tegenstrijdig is. Het is geen kwestie van de voorkeur uitspreken voor een bepaalde
vorm en tegelijk drie vormen nog een keer via een gelijkwaardig onderzoek op hun consequenties
bekijken. Dat is een constructie die niet met elkaar in overeenstemming is. Je kunt kiezen voor
gelijkwaardig onderzoek naar één, twee of drie brede scholengemeenschappen en op grond van de
resultaten je voorkeur uitspreken. Dan kun je een verantwoorde keuze doen. Je hebt dan zicht op
de consequenties van één, twee of drie brede scholengemeenschappen. Op dit moment hebben wij
bij mijn weten totaal geen zicht op de consequenties van twee of drie brede scholengemeenschap
pen. Dus hoe kun je dan een verantwoorde keuze maken?
De andere mogelijkheid is dat je nu wel de voorkeur uitspreekt, maar dan is er ock geen
spreke meer van een gel tjkwaardig onderzoek.
Het voorstel van mijn fractie is dan ock het eerste onderdeel van het concept-raadsbesluit
weg te laten. Wat het tweede onderdeel betreft vinden wij dat dat onderdeel zou moeten worden
uitgebreid om recht te doen aan de opvattingen zoals die breed in de samenleving van de
gemeente Leeuwarden leven. Om die uitbreiding aan te geven heb ik een en ander verwerkt in een
motie die als volgt luidt.
Motie 1t,
"De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 december 1988,
behandelende de toekomstige structuur van het openbaar en algemeen bijzonder
voortgezet onderwijs,
overwegende:
- dat er een keuzemogelijkheid voor leerlingen en ouders moet zijn tussen
brede scholengemeenschappen en kleinere categoriale scholen;
- dat deze keuzemogelIjk heid tevens kan zorgen voor een gezonde concurrentie
tussen de diverse openbare scholen;
- dat het Stedelijk Gymnasium en de Wissesdwingermavo belangrijk bijdragen aan
de kwaliteit van het onderwijsaanbod in de gemeente Leeuwarden;
- dat deze beide categoriale scholen een groeiend aantal leerlingen kennen bij
een dalende trend van het totale aantal leerlingen voor het voortgezet
onderwij s;
- dat hiermee de behoefte van leerlingen en ouders aan openbaar categoriaal
onderwijs voldoende Is aangetoond,
besluit het college op te dragen met nader uitgewerkte voorstellen te komen,
waarbij een gelijkwaardig onderzoek wordt ingesteld naar de voor- en nadelen
van één, twee of drie brede scholengemeenschappen in combinatie met vormen van
categoriaal voortgezet onderwijs die aansluiten bij het Stedelijk Gymnasium en
de Wissesdwingermavo,
en gaat over tot de orde van de dag."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van UI zen van de VVD. (De Voorzitter: De motie is
voldoende ondersteund en maekt deel uit van de beraadslagingen.)
Voorzitter, nog een slotopmerking. D66 vindt het heel belangrijk dat voor de voorstellen
die worden geformuleerd voor de toekomstige structuur van het openbaar en algemeen bijzonder
voortgezet onderwijs er niet alleen een breed politiek draagvlak is maar ock een breed
draagvlak in het onderwijsveld en in de samenleving van Leeuwarden. Wij denken dat dat voor
waarden zijn die absoluut noodzakelijk zijn om deze operatie tot een succes te maken. Op dit