- 24 - de organisatorische, de inhoudelijke en de bestuurlijke consequenties en de huisvesting. Pas op basis van dat onderzoek worden, in januari/februari 1991, na weer een uitvoerige insprakronde definitieve besluiten genomen. Daarbij spreken wij op dit moment een voorkeur uit voor één brede scholengemeenschap. Mocht echter op basis van de onderzoeken blijken dat het verstandiger is, bijvoorbeeld om personele, onderwijsinhoudelijke of huisvestings redenen, om te kiezen voor twee well icht drie - maar dan heb je het over minder brede scholengemeenschappen - dan zullen wij dat zeker niet laten. Ik wil dan nu nog ingaan op een opmerking van een aantal fracties - mevrouw Van Ulzen en de heer Ybema hebben het daarover gehad - of breed en categoriaal niet naast elkaar kunnen blij ven bestaan. Ik denk, voorzitter, dat dat niet kan. Een brede scholengemeenschap is niet een doel In zich. Een brede scholengemeenschap is de vormgeving van een aantal uitgangspunten en doelstellingen die wij hier met z'n allen hebben vastgesteld. Ik denk dat mevrouw Westra gelijk heeft als zij zegt dat onderwijs niet een kwestie is van "U vraagt en wij draaien". Nee, onder wijs is meer dan dat. Het kan niet zo zijn dat iemand die een categoriaal gymnasium wil dat krijgt of dat iemand die categoriaal atheneum wil van ons kan verwachten dat wij achter elkaar naar mevrouw Ginjaar lopen om te zeggen dat er in Leeuwarden behoefte is aan een categoriaal atheneum en dat wij een categoriaal atheneum willen hebben. Of stel je voor dat er iemand komt die zegt: Ik wil een heel brede scholengemeenschap met een gymnasiale afdeling. Daar kunnen wij op dit moment niet aan voldoen, maar wij zullen er voor zorgen. Voorzitter, wij kunnen niet alles want wij moeten het doen met het aantal leerlingen dat wij in Leeuwarden hebben. Het is onmogelijk om te denken dat je daar een pkket met voor elk wat wils van kunt mken. Dat kan niet en dat is ock niet wenselijk. Wij moeten keuzes maken. Die keuzes moeten wij niet maken op basis van vraag en aanbod, want dat zou als uiterste consequentie ertoe kunnen leiden dat het lbo op enig moment geen bestaansrecht meer heeft, maar op basis van inhoudelijke overwegingen en uitgangspunten. (De heer Ybema: Voorzitter, ik wil graag even interrumperen. Ik vind dat de wethouder nu een beetje een karikatuur schildert van de markgerichte benadering van het onderwijs: als iemand behoefte heeft aan een categoriaal gymnasium of aan een brede scholengemeenschap dan zal dat er moeten komen. Ik vind dat wij, als wij op die manier gaan discussiëren, dan beter kunnen stoppen. Het gaat erom of je in het onderwijs heel nadrikkel Ijk wilt kijken voor welke onderwijsvormen een brede belangstelling is. Dus onderwijsvormen die getalsmatig levensvatbaar zijn. Ik denk dat dat een heel legitieme benadering is.) Wordt dat nu ineens het criterium? (De heer Ybema: Nee, maar ik vind dat daar ock naar gekeken moet worden.) Dat betekent dus dat wij, wanneer er op een gegeven moment niet meer voldoende vraag Is naar het lbo, het lbo dan maar moeten opheffen, terwijl u daar in eerste instantie zo uw zorgen over hebt uitgesproken? Ik vind dat wel een wat eenzijdige benadering, mijnheer Ybema. (De heer Ybema: Je neemt nogal wat verantwoordelijkheid op je als je met voorbijgaan aan de markt op dit punt helemaal zelf beslist wat goed is voor de mensen. Ik denk dat je beide moet doen. Je moet kijken wat voor structuur je kunt bieden met name gelet op het brede maatschappelijk belang, maar Je moet ock kijken hoe de behoeften binnen de maatschappij, bij leerlingen en bij ouders liggen. Dat vind ik verstandig.) Wij moeten geen valse verwachtingen wekken, mijnheer Ybema. De markt is meer dan de mensen die gymnasium willen. U moet dan consequent zijn en op een gegeven moment zeggen: Misschien is er inderdaad ock een markt voor mensen die een heel brede scholengemeenschap willen met een gymnasiale afdeling. Of misschien Is er een markt voor ouders die een categoriale school voor avo willen. Waarom zou je daar dan niet aan tegemoet moeten komen? (De heer Ybema: Ik heb mij ock helemaal niet uitgesprcken tegen brede scholengemeenschappen. Die suggestie wordt hier iedere keer gewekt, maar dat is volstrkt ten onrechte!) De Indrk die u wel wekt is dat u wilt houden wat wij hebben en dat staat in de weg dat wij andere dingen doen. (De heer Ybema: Daar ben ik bepaald niet van overtuigd.) Goed, u moet mij dat in tweede instantie dan nog maar een keer uitleggen. Bovendien heb ik erg veel moeite met uw benadering - ock in de commissie hebt u dat gedaan - alsof de inhoudelijke doelstellingen die wij twee jaar geleden hier nota bene met z'n allen hebben vastgesteld nu ineens niet meer gelden. U hebt dat in de commissie de "zeventiger jaren filosofie" genoemd. Alsof nadenken over maatschappelijke ongelijkheid en de manier waarop je met het onderwijs een bijdrage kunt leveren om die op te heffen niet meer in is. Met dat - 25 - soort benaderingen, een benadering dat onderwijs een kwestie is dat wij reageren op datgene wat de consument wil, kan ik niet uit de voeten. (De heer Ybema: Opnieuw wordt er een karikatuur geschilderd. Ik mak er... (De Voorzitter: U krijgt nog een tweede termijn.) (De heer Ybema: Ik mak er bezwaar tegen dat gezegd wordt dat ock ik in de Commissie voor het Onderwijs afstand zou hebben genomen van de uitgangspunten die in 1985 en 1986 zijn geformuleerd. Dat is in het geheel niet het geval. Ik heb alleen gezegd en dat houd Ik ock overeind... (De Voorzitter: Ik wil u nu toch wel onderbrken, want ik vind dat uw interrupties nu bijna een inleidend k ark ter gaan krijgen.) (De heer Ybema: Ja, maar er worden vrij forse beschuldigingen geuit.) (De Voor zitter: U krijgt nog een tweede termijn en dan hebt u nog voldoende gelegenheid om te reageren op wat de wethouder in eerste termijn In haar antwoord heeft gezegd. Mevrouw VI ietstra gaat verder.) Ik krijg de indrik, voorzitter, dat de heer Ybema weer wat terucjiomt op dingen die in de commissie zijn gezegd. (De heer Ybema: Al weer zo'n suggestieve opmerking! Ik vind dat heel flauw.) U hebt daar letterlijk gezegd: "Het is een achterhaald en gedateerd verhaal uit de zeventiger jaren dat niet meer past in deze tijd". Dat is een opmerking die mij stekt, voor zitter, omdat ik denk dat ok in deze tijd nog steeds sprke is van maatschappelijke ongelijk heid en dat je ok in je onderwijsbeleid zult moeten nadenken over de vraag hoe je kunt werken aan het opheffen daarvan. Ik wil dan nu ingaan op de concrete punten die de verschillende spreksters en sprkers naar voren hebben gebracht. Mevrouw Doevendans heeft terecht, voorzitter, haar ernstige zorgen uitgesprken over de ontwikkelingen binnen het lbo. Het leerlingenaantal binnen het lbo loopt dramatisch terug. Ok andere sprkers hebben daar overigens hun zorgen over uitgesprken. Wat kunnen wij doen om te voorkomen dat het lbo in de problemen komt? Op dit moment zit het lbo al in de problemen. Ik dek dat u inmiddels allemaal de brief hebt gkregen van het personeel en het bestuur van de Wikel, die nogmaals zeggen dat zij in het voorstel zoals dat nu door het college is ontwikkeld een positieve kant zien en daaraan mee willen werken, maar dat zij het rampzalig vinden dat het college aan de raad voorstelt om de hele zak een Jaar op te schorten omdat zij bang zijn dat dat voor het lbo wel eens te laat kan zijn. De heer Ybema zegt dat het lbo hem zorgen baart, maar hij doet vervolgens geen ekele oplossing om daaraan tegemoet te komen. (De heer Ybema: Ik heb wel een voorstel gedaan!) Ja, de enige oplossing die u suggereert is: Laat ze maar bij elkaar kruipen. Men ziet dat volstrkt zelf niet als een oplossing. Als u weet dat er steeds minder ouders kiezen voor een Ibo- oplelding omdat het lbo maatschappelijk gezien een steeds lagere waardering krijgt, dan is het lbo daar dus niet mee gebaat. (De heer Ybema: Het voorstel dat er nu ligt betkent dat wij vier of vijf jaar niets doen.) Nee, het is niet gezegd dat wij vier of vijf jaar niets doen. Ik vind alleen dat u het lbo een dokje voor het bloeden geeft. Daar lost u voor het lbo niets mee op. U zult dan zeggen: Dan laten wij het lbo fuseren met de school voor mavo. Maar welke school voor mavo? Nou die staan niet te springen, ledereen roept wel - u doet dat ok - brede scho lengemeenschappen prachtig, maar niet met mijn school, wij moeten zelfstandig blijven. Daarmee laten wij met z'n allen het lbo toch behoorlijk in de kou staan. (De heer Ybema: Wat wijzigt er nu concreet de komende vier/vijf jaar voor het lbo in de structuur?) Wat wij op dit moment concreet doen, mijnheer Ybema,... (De Voorzitter: Mag ik u voorstellen dat u zich beiden weer via de voorzitter tot elkaar wendt, want dan wordt de zak wat afstandelijker. Vak wordt het daar wat beter van.) Voorzitter, ik ga verder met de beantwoording van de vragen van mevrouw Doevendans. (De heer Ybema: Er ligt nog een vraag van mij.) U komt nog aan de beurt, mijnheer Ybema. (De Voor zitter: De wethouder is nog niet aan het eind van haar eerste termijn.) U was de laatste sprker in de rij, dus ik ga ok het laatst op uw betoog In. Mevrouw Doevendans heeft gevraagd hoe de lbo-besturen zich opstellen. Als u de brieven hebt gelezen van de scholen voor lbo dan kunt u daaruit lezen dat zij in het algemeen positief staan ten opzichte van het gemeentelijke plan. Voorbehouden worden gemakt door aan de ene kant de agrarische school. Deze school valt onder het Ministerie van Landbouw dat op een andere lijn zit voor wat betreft het agrarisch onderwijs. Men streeft daar naar verticale agrarische onderwijscentra. Voor de agrarische school is dat een onzkerheid en een reden om voorlopig in die lijn mee te gaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 13