- 30 - geen land in Europa waar dat percentage zo hoog ligt. In het lbo is dat 30?. (De heer Rozema: En denkt u dat dat probleem wordt opgelost door middel van brede scholengemeenschappen?) Ik zeg niet dat daarmee alle problemen worden opgelost. Ervaringen in andere landen maar ock ervaringen bij brede scholengemeenschappen die er al zijn In Nederland wijzen er op dat het percentage uitval gewoon veel lager is en het doorstromingsniveau hoger ligt. Ik denk dus dat het alleszins de moeite waard is te onderzoeken of je op die manier dat soort problemen op kunt lossen. Je kunt daar niet zo maar aan voorbij gaan. Dat is dus de reden waarom ik denk dat wij verder moeten gaan met het onderzoek naar die brede scholengemeenschap, mevrouw Van Ulzen. Op de opmerking Waar bemoeit u zich eigenlijk mee?, ben ik al ingegaan. Omliggende gemeenten kunnen het zelf doen. In de commissie heb ik al gezegd - ock de heer Ybema heeft daarover gespreken - dat wij in Friesland nogal wat kleine scholen voor mavo en lbo hebben die de basisvorming op zich af zien komen. Ik denk dat het een slechte zaek zou zijn als wij streks een situatie hebben waarbij de eerste fase voortgezet onderwijs alleen nog maar in de grote plaatsen is te volgen. Ik kan mij heel goed voorstellen dat gemeenten zich zorgen ma ken over het voortbestaan van hun kleine categoriale school voor mavo en zich zorgen maken over het feit dat al die kinderen wel eens naar Leeuwarden naar school zouden moeten. Dat is een discussie die sowieso op ons af komt, maar die staat helemaal los van het voorstel waar wij het vanavond over hebben. Mevrouw Van Ulzen heeft ock een motie ingediend. Ik denk dat ik niet meer hoef te moti veren waarom Ik het niet met die motie eens ben. Ik hoop dat dat uit het voorgaande voldoende duidelijk is geworden. Ik kom dan bij de heer Ybema die begint met zijn zorgen uit te spreken over het mavo en het lbo. Hij zegt dat dat alleen al reden voor hem is om zich over deze voorstellen te buigen. Daar laat hij het dan ock bij, want daarna komt hij op geen enkele manier terug op hoe hij denkt met name de problemen van het lbo op te lossen. Voor mijn gevoel loopt de heer Ybema ock volstrekt voorbij aan de gevolgen die de basisvorming zal hebben voor het mavo. Ik heb in de commissie ock al aan hem gevraagd hoe hij denkt op dat probleem in te spelen. Je lost dat niet op door je kop in het zand te steken en te doen alsof er niets aan de hand is. Ik zou daar nog steeds graag de visie van de heer Ybema over willen vernemen. (De heer Ybema: Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag die ik zopas heb gesteld over dit punt. Het voorstel van het college betekent in mijn visie dat er de komende vier/vijf jaar in de structuur van het lbo niets wordt gewijzigd. Daarmee loop je toch grote risico's?) Ja, dat klopt. (De heer Ybema: Dat vindt u verantwoord?) Komt u met een motie om dat sneller te doen? (De heer Ybema: Ik heb daar voorstellen over gedaan en de richting aangegeven.) Mijn aanvankelijke voorstel was om de tijd wat korter te mek en. Onder drik van met name de reacties vanuit het avo hebben wij gezegd dat dat niet verant woord is en dat wij het een jaar op zullen moeten rekken. Ik ben het met de heer Ybema eens dat dat risico's Inhoudt voor het lbo. Het is denk ik ock niet voor niets dat het lbo zich daar zwaar zorgen over maakt en zich ock afvraagt of daarmee het lbo niet in de steek wordt gelaten. (De heer Ybema: Het is tegen die achtergrond dat ik het voorstel heb gedaan om nu te kijken naar andere mogelijkheden om het lbo ock op de korte termijn toch nog kansen te geven.) Wat denkt u daar op de lange termijn mee op te lossen? (De heer Ybema: Het gaat nu om de vraag: Redden wij het op de korte termijn? Als je het op de korte termijn niet redt, dan heb je op de lange termijn geen problemen meer.) Ik wacht graag voorstellen van D66 op dat punt af. Het is heel gemckkelijk gezegd, maar vervolgens stemt u wel tegen het voorstel van het college dat een poging is om datzelfde lbo te redden. (De heer Ybema: Ja, met de consequentie dat er de komende vier/vijf jaar niets gebeurt met het lbo.) Die consequentie zit er inderdaad in. (De heer Ybe ma: Met jaarlijks een enorme daling van de leerlingenaantallen.) Het is ock niet voor niets dat wij met dit voorstel zijn gekomen. (De heer Ybema: Ja, maar er gebeurt niets de komende vier/vijf jaar.) Komt u dan met concrete voorstellen, mijnheer Ybema? (De heer Ybema: Ik heb de richting aangegeven.) Ja, hallo! (Mefrou Westra: Ja fuzjes, mar mei wa?) (De heer Ybema: Probeer binnen het lbo te redden wat er te redden is. Als je niets doet dan gaat de zaek sowieso kapot.) (De Voorzitter: Ik stel voor dat mevrouw VI ietstra haar antwoord in eerste ter mijn afrondt.) Ik vind het een heel gemakkelijk verhaal van de heer Ybema, voorzitter. (De heer Ybema: Uw - 31 - verhaal is nog veel gemekkel ijker.) Het gaat om scholen die niet onder ons bevoegd gezag vallen. Wij kunnen heel gemckkelijk zeggen dat onze gemeentelijke scholen nog niet zo ver zijn en dat de scholen voor lbo eerst maar eens met elkaar gaan fuseren. (De heer Ybema: Wij kunnen dat toch proberen?) Ik denk dat dat niet in de eerste plaats op onze weg ligt, omdat het niet om gemeentelijke scholen gaat. Bovendien is het volstrekt in strijd met de uitspreken die wij twee jaar geleden in de raad hebben gedaan dat wij de scheiding tussen avo en lbo heel slecht vinden. Want daarmee bevestig je de tweedeling die op dit moment in het voortgezet onderwijs bestaat. (De heer Ybema: Wij hebben nu toch te maken met de situatie zoals die er ligt? U kunt toch de ogen niet sluiten voor de problemen?) Mijnheer Ybema, ik verwacht dan graag voorstellen van u om nog sneller dan in ons voorstel geformuleerd staat te komen tot uitsprdcen aan de hand van het onderzoek. Wat u doet is de kool en de geit sparen en hopen dat de scholen voor lbo intussen bij elkaar gaan zitten en daarmee In ieder geval het hoofd boven water houden. Ik vind dat een armetierige benadering. Ik ga nu verder met de beantwoording van nog een aantal andere punten uit het verhaal van de heer Ybema, voor zover ik daar op andere plaatsen al niet op ingegaan ben. Ik heb wat problemen met het verhaal van de heer Ybema dat het gymnasium een trekker zou zijn in ons vestigingsklimaat. Ik zou dat graag wat meer onderbouwd willen zien. Er ligt een brief van de voorzitter van de Kamer van Koophandel. Ik heb overigens begrepen dat die brief niet in het bestuur van de Kamer aan de orde Is geweest. De voorzitter zegt dat dit slecht Is voor Leeuwar den, het is een negatieve vestigingsfactor. Ik heb de neiging om dat te relativeren, zë<.er als ik daarnaast uitspreken lees van werkgeversorganisaties als het NCW dat zegt dat het zo lang zamerhand tot de cone I us Ie komt dat wij af moeten van die smalle scholen en dat wij toe moeten naar brede scholengemeenschappen, omdat wij dan alleen in staat zijn om de talenten die wij in onze samenleving Juist economisch gezien hard nodig hebben optimaal tot ontwikkeling te brengen. Ik heb de neiging om daar niet zo zwaar aan te tillen als de heer Ybema doet, maar misschien kan hij daar in tweede instantie ock een wat hardere onderbouwing aan geven. De heer Ybema spreekt ock over concurrentie ten opzichte van het christelijk gymnasium. Dat zou kunnen. Ik weet het niet. Uiteinde! ijk is het een keuze van de ouders waar zij hun kin deren naar toe willen laten gaan. Als er ouders zijn die niet primair kiezen voor gymnasiaal onderwijs maar voor categoriaal onderwijs, dan zou dat inderdaad de consequentie kunnen hebben dat zij daarmee niet kiezen voor gymnasiaal onderwijs in een brede scholengemeenschap maar voor een christelijk categoriaal gymnasium. (De heer Ybema: U acht die kans niet zo groot?) Ik weet niet hoe groot ik die kans in moet schatten. Maar nogmaals, keuzes maken betekent dat je andere dingen uitsluit. Dat doen wij in elke raadsvergadering. Er zijn nog twintig agendapunten ten aanzien waarvan wij keuzes maken. (De heer Ybema: Dat betekent dan wel dat het ten koste gaat van het openbaar onderwijs.) Nee, op een gegeven moment mad<. je een afweging van wat je het meeste waard is. Voor ons staat voorop dat voor een aantal problematische zaken in het onder wijs een oplossing moet worden gezocht. Daar kunnen inderdaad wel eens een aantal negatieve consequenties aan vast zitten. (De heer Ybema: Dat zou ten koste kunnen gaan van het openbaar onderwijs.) Dat zou inderdaad kunnen, maar ik weet niet of dat zo'n vaart loopt. U weet dat ock niet. (De Voorzitter: Ik zou wel graag de eerste termijn willen afronden, want het is inmiddels kwart over tien. Wij hebben nog een complete agenda te behandelen. Het komt mij voor dat, als er nu nog meer gezegd moet worden, dat best in de tweede termijn ingebracht kan worden. De heer Ybema doet optimistisch over differentiëren en heterogeniserenIk ben mij heel wel bewust, mijnheer Ybema, dat dat een zaak is die je niet van vandaag op morgen kunt reali seren. Je kunt mijns inziens van leerkrachten niet verwachten dat zij In een keer deknop omdraaien en dus in staat zijn om op een aantal niveaus les te geven. Ik heb die verwachting ock volstrekt niet. Wel mag je volgens mij van mensen die in het onderwijs werken verwachten dat zij zich vernieuwen en dat zij inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Daarbij mag je denk ik van het bevoegd gezag verwachten dat het ondersteuning geeft. De heer Ybema spreekt over opti- misch. Ik ben daar helemaal niet optimistisch over, want ik denk dat het best veel problemen zal geven en dat het tijd zal kosten voordat je zo ver bent. Ik vind het wel wenselijk dat wij ons in die richting ontwikkelen. Ik heb al eerder gezegd dat ock de raad twee jaar geleden gezegd heeft dat wenselijk te vinden. Je hebt snelle en zwdeke leerlingen, die worden hiervan de dupe. Dat bleek elders, zegt de I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 16