- 38 - Motie 2. "De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 december 1988, behandelende de toekomstige structuur van het openbaar en algemeen bijzonder voortgezet onderwijs, overwegende: - dat bij brede scholengemeenschappen sprdce zal zijn van een zeer heterogene instroom van leerlingen; - dat het nog de vraag is of in deze constructie het gymnasiale eindexamen niveau kan worden gehaald; - dat de haalbaarheid van het gymnasiale eindexamenniveau één van de voorwaarden Is voor het invoeren van een structuur met één of meer brede scholengemeen schappen, spreekt als zijn mening uit dat, Indien na het onderzoeksjaar gerede twijfel bestaat over de haalbaarheid van het gymnasiaal eindexamenniveau, alsnog zal worden gekozen voor het handhaven van openbaar categoriaal gymnasiaal onderwijs in de gemeente Leeuwarden, en gaat over tot de orde van de dag." De motie Is mede-ondertekend door mevrouw Van UI zen van de VVD. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maekt deel uit van de beraadslagingen.) Voorzitter, nog erkele slotopmerkingen. Ik ben Ingenomen met de reactie van de wethouder op mijn punt dat voor de invoering van een nieuwe structuur In het voortgezet onderwijs een voldoende breed maatschappelijk draagvlëc nodig is, in het onderwijsveld In de Leeuwarder maatschappij en ock politiek. Ik denk dat er op dat punt nog wel het een en ander te doen is. Het beeld dat zich vanavond aftekent is dat wij al beginnen met waarschijnlijk een heel krap politiek draagvlak voor de keuze die nu voorligt door nu al een voorkeur uit te spreken voor één brede scholengemeenschap. Dat zou ik op zich al een heel slechte start vinden. Ik zou met het oog daarop het college nadrikkelIjk in overweging willen geven om dit punt nog eens te bekijken en nu niet de zaak er politiek door te drukken. Het lijkt mij niet verstandig. Een tweede opmerking betreft de relatie tussen de PvdA en het CDA zoals die zich vanavond heeft afgetekend. Ik derk toch dat dat een feit van politiek belang is. Het is op zich denk Ik verheugend dat het CDA zijn politiek zelfrespect terug begint te vinden. Men is bereid om op een belangrijk punt tegen de coalitiepartner in te gaan en bovendien op een zwaar politiek punt dat uitdrukkelijk In het collegeprogramma is vastgelegd. Ik vind dat een belangrijk pol itiëu gegeven en Ik denk dat wij moeten constateren dat er vanavond toch een fikse aanvaring is geweest tussen de beide coalitiepartijen. (De heer Krol: Voorzitter, ik neem aan dat de heer Ybema het col I egeprogramma kent.Ja, hoor, dat ligt onder mijn kussen. (De heer Krol: Waar baseert u uw mening dan op?) In het voorstel dat op 25 cktober in de Commissie voor het Onderwijs is bespreken Is uitdrukkelijk aangegeven dat de onderbouwing daarvan niet alleen gebaseerd is op de raadsuit- sprken van 1985 en 1986, maar ock op het collegeprogramma. De heer Krol heeft toen gezegd dat het collegeprogramma de basis is om het voorstel te ondersteunen. (De heer Krol: Dat klopt, voorzitter.) Mijn conclusie is dat het voorstel zoals dat er nu ligt om de voorkeur uit te spreken voor één brede scholengemeenschap rechtstreeks voortvloeit uit het collegeprogramma. (De heer Krol: Voorzitter, het klopt dat Ik dat In de Commissie voor het Onderwijs genoemd heb. Maar dan wil ik ock even citeren wat er letterlijk in het collegeprogramma staat, ter herin nering aan wat de heer Ybema naar voren brengt. Er staat - ik citeer -: "Gestreefd wordt naar de vorming van zo breed mogelijke scholengemeenschappen." Daar waar wij dat niet zouden doen, mijnheer Ybema, zouden wij in strijd handelen met het collegeprogramma. Nogmaals, kunt u aange ven hoe het zit?) Ik kan alleen maar refereren aan de uitleg die u eind cktober hebt gegeven aan het collegeprogramma. (Mevrouw De Haan-Laagland: U hebt verwachtingen geschapen, mijnheer Krol.) Mijnheer de voorzitter, de reactie van mevrouw De Haan lijkt mij duidelijk en Ik derk dat ik hier beter buitenkan blijven. Tot slot nog een opmerking over de moties. Alleen de motie van de PvdA blijft over buiten de moties die mede door D66 zijn ingediend. (De Voorzitter: De motie van de PvdA-fractie is overgenomen door het college en die kan verder buiten behandeling blijven. Die wordt geïncor poreerd in het standpunt van het college. Over blijven de motie van de VVD en de moties 1 en 2 van D66. Ik neem aan dat u ten aanzien van de laatste moties geen stemverklaring zult afleggen, hoogstens ten aanzien van de eerste.) Ten aanzien van de eerste motie wil ik graag verklaren dat ik het met die motie niet eens ben, omdat die zich uitsluitend baseert op de keuze voor één, twee of drie scholengemeenschap pen. (De Voorzitter: Ik wil nu wel enige helderheid, want nu spreekt u over de motie die mevrouw Van Ulzen heeft ingediend en die u mee hebt ondertëcend?Nee, Ik heb het over de motie die door de PvdA-fractie is ingediend. (De Voorzitter: Ja, maar die motie is door het college overgenomen.) Dan hoef ik daar niets aan toe te voegen. Mevrouw VIietstra (weth.): Voorzitter, mevrouw Doevendans heeft met name gereageerd op een aantal sprekers uit de raad. Zij heeft mij geen concrete vragen meer gesteld. De heer Krol heeft nog eens toegeiIcht hoe het komt dat hij nu een verhaal houdt dat een ander verhaal is dan het verhaal dat hij namens zijn fractie in de commissie heeft gehouden. Ik neem dat voor kennisgeving aan. Ik vind het overigens jammer, omdat het de duidelijkheid over zo'n belangrijk punt niet ten goede komt, zeker ock niet in de richting van het veld. Ik moet zeggen dat ik dat toch betreur. Ik ben blij dat de heer Krol zijn motie heeft Ingetrckken na de toezegging die ik heb gedaan. Wat dat betreft derk ik dat wij - dat geldt ock voor de motie van de PvdA - volstrekt op dezelfde lijn zitten. Dan nog een opmerking in de richting van de heer Rozema die zegt: Je kunt niet tegelijk Je voorkeur voor één scholengemeenschap uitspreken en een gelijkwaardig onderzoek starten naar één, twee of drie scholengemeenschappen. Ik begrijp dat niet. Waarom zou je niet al die aspec ten die genoemd zijn in de motie van de PvdA en die ock de heer Krol in zijn motie nog eens heeft herhaald kunnen leggen op de vraag: Hoe pekken die nu uit als je kiest voor één, twee of drie scholengemeenschappen? Je kunt dat gewoon naast elkaar zetten. Dat laat overigens onverlet dat je best vanuit de opvattingen die al twee jaar geleden door de raad zijn geformuleerd kunt zeggen: Op basis van die opvattingen - ik heb het alleen over de onderwijskundige opvattingen - hebben wij een voorkeur voor één brede scholengemeenschap. Ik begrijp dus niet waarom de heer Rozema zegt dat er dan geen spreke meer is van een gelijkwaardig onderzoek. Natuurlijk is daar wel sprdce van. Ik zou niet weten waarom dat niet meer een gelijkwaardig onderzoéc zou zijn. Tot slot nog de opmerking van de heer Ybema dat ik geen recht gedaan zou hebben aan zijn inbreng. Ik moet zeggen dat ik uw inbreng erg gemakkelijk vind, mijnheer Ybema. U stelt zich heel gemakkelijk en naar mijn Idee vrijblijvend op. U geeft geen erkele oplossing voor de problemen waar het lbo in zit. Ik heb u daar een aantal keren naar gevraagd, maar u doet niets anders dan die vraag terugleggen op mijn bordje. Als u zich daar zo'n zorgen over maakt, dan verwacht ik ock dat u meederkt in het zoeken naar oplossingen. Wij hebben een duidelijke oplossing op tafel gelegd. U bent het daar niet mee eens, maar u bent met geen erkel alter natief gekomen. Ik vind dat een erg gemakkelijke benadering. Op die manier los je reële proble men niet op, naar mijn Idee. Dan heeft de heer Ybema nog gezegd: In brede scholengemeenschappen kun je een gymnasiale opleiding niet halen. U zegt nogal wat, mijnheer Ybema. Mevrouw Doevendans heeft in haar verhaal al aangegeven dat er van de 34.000 gymnasiumleerlingen bijna de helft een gym nasiumopleiding volgt binnen een scholengemeenschap. Zouden al die kinderen niet in staat zijn om dat diploma, dat toch een landelijk vastgesteld eisenpakket omvat, te halen? Of doen zij dat minder goed dan de kinderen die van een categoriaal gymnasium afkomen? Ik vind dat nogal boude ultsprdcen. Als u deze zadc nou zou brengen in relatie tot de basisvorming, maar dat hebt u op geen erkel moment gedaan. (De heer Ybema: Maar daar hebben wij het toch steeds over?) Nee hoor, wij hebben het over brede scholengemeenschappen. Als u zegt: Wij kunnen in de basisvorming die eindtermen niet halen, dan moet ik u nage ven dat dat inderdaad een probleem is door de opstelling die de minister op dit moment kiest. Hij zegt aan de ene kant dat alle kinderen basisvorming moeten volgen en aan de andere kant dat de bestaande IessentabelIen blijven gehandhaafd. Dat geeft problemen, niet alleen voor het gym-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 20