- 8 -
hoeverre de financiering van f 75.000,voldoende is. Mijn fractie gaat er vanuit dat de raad
respect!evet ijk de Commissie voor het Onderwijs wordt betrekken bij de wijze waarop het pro
jectmanagement wordt samengesteld. In aansluiting hierop wil ik graag weten op welke manier het
onderwijsveld hierbij wordt betrekken.
Voorzitter, tot slot nog een enkele opmerking met betrekking tot de persoonlijke interven
tie van de staatssecretaris van Onderwijs, mevrouw Ginjaar. Ik denk dat ik het kort kan samen
vatten. Zij heeft het verkeerde briefpapier gebruikt. Als Md van de VVD had zij het volste
recht net als ieder ander te reageren op de gemeentelijke plannen. Zij deed dat echter in haar
kwaliteit van staatssecretaris van Onderwijs. In bestuurlijke verhoudingen in Nederland is dit
ongepast. Mijn fractie stemt in met de inhoud van de brief die door het college van b. en w.
dienaangaande is verzonden. Daarnaast heeft mijn fractie via partijpotitieke kanalen bevorderd
dat hierover op 2 december j.t. vragen gesteld zijn in de Tweede Kamer door mijn partijgenoten
Leijnse en De Pree. Politiek interessant wordt de vraag of de staatssecretaris in de beantwoor
ding daarvan blijft bij het door haar voorgestelde beleid van stimulering van brede schotenge
meenschappen voor tbo/avo danwel dat zij er afstand van neemt. Aldus kan het onderhavige colle
gevoorstel zelfs leiden tot verduidelijking in de landelijke onderwijspolitiek.
Ik dank u wel, voorzitter.
De dames Van der Kloet en Visscher—Bouwer zijn inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Krol: Voorzitter, vanavond is aan de orde het raadsvoorstel Toekomstige structuur
van het openbaar en algemeen bijzonder voortgezet onderwijs. Een richtinggevend raadsvoorstel
en, voor alle duidelijkheid, dus geen raadsvoorstel met een definitief besluitvormend karakter.
Het gaat om een voorstel dat op basis van uitgangspunten en overwegingen tot stand is gécomen.
Voordat ik inhoudelijk in ga op het raadsvoorstel, wil ik eerst een algemene opmerking meken.
Ik wil een opmerking herhalen die ik ock gemaekt heb tijdens de behandeling van dit raadsvoor
stel in de Commissie voor het Onderwijs. Hopelijk heeft mevrouw VI ietstra daar in dit gevat
geen moeite mee. Ik wil nogmaals namens de CDA-fractie waardering uitspreken voor het feit dat
het college op dit moment komt met een voorstel waarbij een richting wordt aangegeven voor In
ieder geval het openbaar voortgezet onderwijs. Voorzitter, elk zich zelf respecterend bevoegd
gezag van een onderwijsinstelling en dus ock een college van b. en w. maar zeker ock de ge
meenteraad behoort beleidslijnen uit te zetten naar de toekomst en behoort in te spelen op ont
wikkelingen In het onderwijsveld. Die spelen zowel landelijk, regionaal als stedelijk. De
naderende invoering van de basisvorming, de autonome leertingendaling, de recente ontwikkelin
gen bij het lbo/mavo en ock het vijfschotenplan, waren naar het oordeel van de CDA-fractie vol
doende aanleiding om op dit moment te komen met dit raadsvoorstel. Ik wil daar nu Inhoudelijk
op in gaan.
Het raadsvoorstel gaat naar onze mening uit van een vijftal uitgangspunten en overwegin
gen. Ik wil ze in het kort even noemen.
1. Alle leerlingen moet na afloop van de basisschool gelijke kansen worden geboden om zo
goed mogelijk voortgezet onderwijs te kunnen volgen. Een zin die komt uit een notitie over het
voortgezet onderwijs, waar wij het destijds mee eens waren en uiteraard nu ock nog.
2. De aanwezige talenten van leerlingen moeten zo optimaal mogetijk worden ontplooid. Een
typisch CDA-uitgangspunt: Het ontplooien van talenten. Met andere woorden - ik wil dat nog wel
even nader toelichten - een potentiële lbo-leerling moet een lbo-diploma kunnen halen, maar een
in potentie gymnasiumleerling moet ock een gymnasiumdlptoma kunnen halen.
3. In de praktijk blijkt dat nogal wat teerlingen om wat voor reden dan ock na de basis
school een verkeerde keus maken en op een school terecht komen die wellicht niet bij hen past.
Onderzoeken, maar ock uitlatingen van directies van basisscholen bevestigen dat. In toenemende
mate wordt gekozen voor mavo, hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en vwo, terwijl de
aantrekkingskracht van het lbo afneemt. Hierdoor is het aantal vroegtijdige schoolverlaters
groeiende en neemt het aantal gedemotiveerde leerlingen toe, met alle negatieve gevolgen van
dien. Ik hoef maar te noemen de jeugdwerk toosheidEen verantwoorde, gemotI veerde keus voor een
- 9 -
school en/of beroepsopleiding is dan ock van het allergrootste belang. Vandaar dan ock dat de
CDA-fractie een voorstander is van het uitstel van de schoot- en/of beroepskeuze na bijvoor
beeld de veert i en-/v I j ftienj ar i ge leeftijd.
4. In het huidige regeerakkoord tussen CDA en VVD is afgespreken te komen tot een Wet op
de basisvorming voor het algehele voortgezet onderwijs. Na de middenschool van Van Kemenade van
de PvdA en het voortgezet basisonderwijs van het CDA, dan nu een concept-Wet op de basisvorming
als compromis tussen CDA en VVD met alle gevolgen en problemen vandien. De een zegt dat het
binnen bestaande structuren kan en dat dat zelfs moet, terwijl de ander zegt dat een en ander
zal leiden tot het vormen van scholengemeenschappen en dat dan afwimpelt naar het desbetref
fende bevoegd gezag. U ziet voor wat voor problemen wij nu zitten. Bedoelde concept-wet die in
het voorjaar bij de Tweede Kamer zal worden ingediend - bevriende Kamerleden hebben dat
bevestigd - ziet er in grote lijnen als volgt uit. Op alle scholen die aansluiten op het basis
onderwijs moet basisvorming worden gegeven. Die basisvorming duurt voor alle leerlingen ten
minste drie jaar. Voorzitter, wat die basisvorming betreft kan naar mijn mening gezegd worden
dat invoering van genoemde wet grote gevolgen zal hebben voor de bestaande schoolsoorten. De
aantrekkelijkheid van het lbo zal nog verder teruglopen. Wanneer wij alteen al kijken naar het
vierde leerjaar van lbo en mavo, dan dreigen daar grote problemen. De conclusie is dan voor de
hand liggend: samenwerking en/of fusie is geboden. Bovendien komt de Wet op de basisvorming
tegemoet aan onze wens om de schoot- en beroepskeuze uit te stelten.
5. Het Is niet ondenkbaar - mevrouw Doevendans duidde daar ock op; geluiden uit Den Haag
bevestigen dat ock - dat in de toekomst gë<.ozen wordt voor een wat andere financiering voor het
voortgezet onderwijs. Een financieringssysteem met onder andere grotere bevoegdheden voor de
diverse bevoegde gezagen. Maar het is ock een systeem dat wellicht zat worden toegesneden op de
wat grotere schoten. Bij grotere schoten moet dan gedacht worden aan schoten met tenminste 500
a 600 teerlingen. Met andere woorden, het zou ock voor de wat kleinere scholen wel eens nood-
zdcelljk kunnen zijn om samen te werken/te fuseren alleen al om financiële redenen.
Genoemde uitgangspunten en overwegingen en mede gelet op wat ons in de toekomst staat te
wachten leiden dan tot een theoretische conclusie in het raadsvoorstel dat een en ander het
beste gestatte zal kunnen krijgen binnen één brede schotengemeenschap. Theoretisch zeg Ik. Ik
beklemtoon dat nog eens, omdat eigenlijk een aantal zeer belangrijke gegevens nog onderzocht
dient te worden. Ik noem: de gebouwensituatie, de personele consequenties, de onderwijskundige
invul Iing enz., enz.
Voorzitter, na uitvoerig overleg en diepgaande discussies binnen de CDA-fractie hebben wij
ons uiteindelijk kunnen vinden in de volgende opstelling. In tegenstelling tot datgene wat door
ons in de Commissie voor het Onderwijs is verwoord kunnen wij ons weliswaar vinden in die
theoretische benadering op grond van uitgangspunten en overwegingen zoals die eerder zijn
genoemd, maar in praktische zin willen wij ons daarover hier en nu niet vastleggen. Naar ons
gevoel, maar ock feitetijk valt dat te constateren, is er nog te weinig bekend om nu at de
uitspraak te doen om te streven naar één brede scholengemeenschap. Wij hebben ock de overtui
ging - de reacties uit het onderwijsvetd bewijzen dat - dat een besluit zoals dat onder punt I
van het concept-besluit wordt verwoord misverstanden oproept in de trant van: Wat betekent die
gelijkwaardigheid van het onderzoek wanneer de gemeenteraad zijn voorkeur nu al min of meer
vaststaand uitspreekt? Betrek je daar dan bij de reacties van niet-onderwijskundigen en van
ouders/verzorgers en de reacties van leerlingen - die hebben ock de indruk dat het hier om een
min of meer definitieve keuze gaat voor één brede scholengemeenschap -, dan lijkt het ons op
dit moment verstandig om volstrekt helder en duidelijk te zijn en er voor te zorgen dat rondom
het raadsbesluit geen enkel misverstand blijft bestaan. Daarom zouden wij het college willen
vragen om, gezien de al eerder door mij genoemde argumenten, het eerste punt van het besluit in
te trekken. Graag vernemen wij daarover een reactie.
Dan wat punt II van het raadsbesluit betreft. De CDA-fractie stemt in met het gelijkwaar
dig onderzoek met als doel te komen tot nader uitgewerkte voorstellen naar de voor- en nadelen
van de vorming van één, twee of drie brede scholengemeenschappen. Voorzitter, naast de in de
raadsbrief genoemde aspecten waaraan in genoemd onderzoek aandacht moet worden besteed, zoals
de personele, rechtspositionele, onderwijskundige en financiële aspecten, wil de CDA-fractie
nog een aantal andere zeken noemen waar volgens ons ock nadrukkelijk naar moet worden gekeken.