- 45 -
teitstelling tussen de investeringsplannen noodzakel ijk is. Dat de PvdA-fractie zich daarbij
zal laten leiden door de mate waarin de werkgelegenheid gegenereerd wordt lijkt ons voor de
hand liggend.
Tot slot stelt de PvdA-fractie dat het belangrijk is om het bedrijfsleven bij de plannen
te betrekken. Het antwoord daarop is - het wordt misschien wel wat eentonig - dat wij het ock
daar mee eens zijn. Uit de algemene beschouwingen van de heer Rozema is mij overigens gebleken
dat 80? van de Leeuwarder ondernemers tevreden is met de overheidsinvesteringen. Wij zijn dus
op de goede weg. (De heer Rozema: Nee, ontevreden.) Ontevreden, neem mij niet kwalijk. Wij zijn
dus niet op de goede weg.
Ik kom dan nu bij het tweede deel van mijn reactie dat gaat over de financiën. Ik wil daar
ock een aantal punten over naar voren brengen.
Wat betreft de mogelijkheden die de PvdA noemt om financiële ruimte te creëren, wil ik
zeggen dat die mogelijkheden ock het college voor ogen staan, dat wil zeggen efficiëntievoor-
stellen en ef fectivlteitsvoorstel len. Bovendien worden ock nu weer mogelijkheden uitgewerkt om
op het apparaat besparingen te realiseren. De kaasschaafmethode wordt daarbij - dat als ant
woord op een punt van D66 - op dit moment niet overwogen. Het ziet er overigens wel naar uit
dat wij u een behoorlijk ingrijpend pakket aan voorstellen zullen moeten voorleggen.
Er is een punt In de PvdA-reactle waaraan ik op dit moment wat meer aandacht wil geven.
Het gaat om het aanwenden van maximale creativiteit om externe middelen aan te boren bij pro
vincie, rijk en Brussel. De PvdA-fractie vraagt zich af of het geen aanbeveling verdient om
samen met de provincie en de VFG iemand in dienst te nemen, die ock Leeuwarden de weg wijst in
het moeilijk toegankelijke oerwoud van subsidieregelingen. Het lijkt mij nuttig om die
suggestie verder uit te werken. De echt belangrijke subsidieregelingen kennen wij natuurlijk
wel, maar er komen wekelijks nieuwe regelingen bij. En zeker met de Europese eenwording voor de
boeg is extra aandacht op zijn plaats.
Wij denken er overigens eerder aan dit project uit te besteden dan om iemand daarvoor in
dienst te nemen. Toevallig heb ik vorige week over dit zelfde onderwerp een gesprek gehad met
het subsidiebureau PNO, dat Inmiddels 40 mensen in dienst heeft van wie er 8 permanent werken
in de informatiedienst, dat wil zeggen continu bezig zijn subsidieregelingen te inventariseren
en te analyseren op het gebruik. Het bureau heeft sinds kort ock de mogelijkheid geopend om
overheden door te lichten in plaats van alleen bedrijven. Ik wil wel toezeggen dat ik in ieder
geval informatie zal opvragen hoeveel het zal kosten als dat bureau onze gemeente doorlicht op
de vraag of wij alle subsidiemogelijkheden voldoende benutten. Op basis daarvan zal het college
zich nader beraden of het zin heeft daarmee door te gaan. Wij zullen dat doen in overleg met de
Commissie voor de Financiën.
Met betrekking tot een eventuele belastingverhoging heeft het col lege kennis genomen van
het feit dat de PvdA een dergelijke verhoging wil kunnen afwegen tegen concreet gedefinieerde
bezuinigingen op bestaand beleid. Wij zullen daar zoveel mogelijk récening mee proberen te
houden bij de komende herwaarderingsoperatie.
Het laatste punt van de PvdA-fractie betreft dekennis over welke voorzieningen vooral ten
goede komen aan groepen met een minimuminkomen. Wij zijn met die vraag al lange tijd bezig. Bij
de herwaarderingsoperaties van de afgelopen jaren kwam die informatie steeds op tafel, zij het
in globale zin. Het is namelijk heel moeilijk precies informatie te geven over de vraag wie van
welke voorzieningen profiteert, tenzij je heel uitgebreide onderzoeken gaat opzetten. Ik wil
wel toezeggen dat wij de laatste stand van zaken voor wat betreft de aanpak in de gemeente
Amsterdam zullen opvragen en daarover een keer in de Commissie voor de Financiën van gedachten
zullen wisselen. Misschien kunnen wij onze benadering daarmee wat aanscherpen.
Ik kom dan nu bij de CDA-fractie. Een wat kritische reactie op een wat lankmoedige wethou
der. Er wordt zelfs met een motie gedreigd. Ik zal een poging wagen om de zorgen wat weg te
nemen en ik zal dat puntsgewijs doen.
Op de eerste plaats bestrijd ik dat wij vrijwel blindvaren als het gaat om inzicht in de
financiële situatie. Wij hebben een redelijk inzicht in de totaliteit van de financiën. De
voorlopige reken i ngscij fers zijn tot 1987 bëcend. De cijfers over 1988 zijn medio 1989 bekend.
Wij varen dus niet op blind kompas. Bovendien is de rëcening 1985 klaar, terwijl aan de reke
ningen 1986 en 1987 gewerkt wordt. De planning is dat die récenlngen in de eerste helft van
- 46 -
1989 in de raad worden bespreken. Dit Is tegelijk antwoord op een vraag van D66. Naast een
algemene analyse van deze rekeningen, zoals wij die ock bij de rekening 1935 aan de raad hebben
voorgelegd, zullen wij bovendien voor een aantal nader te bepalen functies sped f iekere analy
ses uitvoeren. Overigens wil ik met nadruk al te hoge verwachtingen daaromtrent indammen. Ana
lyse van de rekening levert wel iets op, maar je moet niet denken dat daar op grote schaal
allerlei niet bestede begrotingsrulmte ontdéct zal worden. De raad zal overigens bij de rëce-
ninganalyse worden betrekken. Wij beraden ons nog over de vorm waarin, maar wij hebben in de
Commissie voor de Financiën al toegezegd met een voorstel te komen. Bijvoorbeeld een voorstel
om een Commissie voor de Rekeningen in te stellen.
Naast de rekeninganalyse zijn wij ock nog op een aantal andere terreinen bezig. Ik wijs op
het experiment van budgethouders. Ik ben het eens met de VVD-fractie die stelt dat dit insti
tuut mee zal werken het financiële beheer beter te beweken. Ock wijs ik op het feit dat de
financiële structuren een expliciet onderdeel gaan uitmaken van de In gang gezette reorganisa
tie. Een aparte werkgroep is aan het werk om daar voorstellen voor te ontwikkelen.
Tot slot wil ik er op wijzen dat in de afgelopen twee jaar de afdeling Financiën vooral In
kwalitatieve zin behoorlijk Is versterkt. Een en ander neemt trouwens niet weg, maar dat is een
ander probleem, dat wij In de financieel-administratieve sector nog steeds problemen hebben met
betrekking tot uitslagen van de functiewaardering. Maar ock daar wordt aan gewerkt.
Kortom, ik ben niet ontevreden. Wij stellen duidelijk orde op zaken. Er wordt met inzet en
betrekkenhei d gewerkt, zij het dat er geen ijzer met handen kan worden gebreken en wij nog een
behoorlijke weg hebben te gaan voordat wij echt bij zijn en werken volgens een moderne concern-
administratie. Maar zoals gezegd, wij zijn op de goede weg. Ik wijs de kritiek van het CDA dan
ock van de hand.
Ik ben dan gekomen bij de VVD-fractie. Er is een motie Ingediend om een deel van de
winsten van Frigem te gebruiken voor het instellen van een mllleufonds. Ik moet zeggen dat ik
deze relatie niet zo zie zitten. Met andere woorden, het is onjuist om zo'n directe koppeling
te leggen tussen het een en het ander. Los van de inhoudelijke overwegingen met betrëcking tot
het milieufonds, moet ik vanuit de financiële allocatie-optiek deze motie ontraden. Wethouder
Timmermans zal naar ik aanneem nog wel op de Inhoudel ijke kant van de zadc in gaan.
Een tweede punt betreft het garant stellen bij leningen. Hetgeen de VVD hierover naar
voren heeft gebracht Is reeds het gangbare beleid van de gemeente.
Tot slot de GPV/RPF/SGP-fractie. Er staan twee onderwerpen centraal. Op de eerste plaats
het onderzoek naar de artikel 12-mogel Ijk heden. Tijdens de afdelingsvergadering heb Ik al het
een en ander over dat punt gezegd. Zo'n onderzoëc is op dit moment niet zinvol. Wij hebben nog
enige ruimte in de belastingen en zitten met redelijk wat uitgaven boven de artikel 12-norm.
Onder andere met betrëcking tot de stadsvernieuwing waar wij enkele miljoenen guldens uit eigen
middelen In stoppen. Bovendien zijn er afgezien van misschien een extreem hoog inkomende pendel
en een verhoudingsgewijs hoge werkloosheid momenteel geen sterk verstorende verdeelmaatstaven
aan de orde. Kortom, mijn conclusie was toen en Is nu nog dat artikel 12 op dit moment niet aan
de orde is. Het is niet mogelijk, maar het Is ock niet gewenst.
Het tweede onderwerp is het voorstel van de heer Rozema om een of andere vorm van tack in
ventarisatie in te stellen, waarbij alle taken In volgorde van prioriteit gezet zouden moeten
worden. Zo'n lijst zou dan continu gebruikt kunnen worden voor herwaardering en nieuw beleid,
mits natuurlijk jaarlijks aangepast. Ik moet zeggen dat ik dat voorstel op zich sympathiek
vind. Alleen in de praktijk werkt dat zo niet. Gemeentelijke taken vallen uiteen in eindeloos
veel subtaken, die op allerlei verschillende manieren en op bepaalde niveaus worden uitgevoerd.
In de praktijk blijkt dat je nooit kunt zeggen: Wij schrappen eerst deze taak en als die is
afgelopen dan schrappen wij de volgende enz., enz. Bij herwaardering gaat het namelijk ock heel
vaak om extensivering en efficiencyverbetering. Kortom, je kunt pas echt goed afwegen op het
moment dat je tamelijk specifiek weet wat en hoe je wilt bezuinigen op een bepaald terrein. Dan
blijkt vaak dat het veel voor de hand llggender is om op técen die hoog op de prioriteitenlijst
staan efficiencyvoorstellen los te laten dan In de prioriteit te schrappen.
Tot slot nog een punt waar meerdere fracties op zijn In gegaan, namelijk de reserveposi
tie. De meeste fracties hebben daar hun zorgen over uitgesproken en Ik moet zeggen dat ik die
zorgen deel. De huidige berekeningen wijzen uit dat wij gedurende enige tijd met de algemene