De heer J.F. Janssen: Ten aanzien van deze brief, voorzitter, zou ik willen vragen of
Leeuwarden niet alsnog recht heeft op een bepaald bedrag. Mocht dit het geval zijn, dan komt
het mij als onjuist voor dat u in uw antwoord schrijft dat het hier "een interne aangelegenheid
van de NV Frigem" betreft. Ik zou hier graag een antwoord op willen hebben.
De heer Burg: Mijnheer de voorzitter, er ligt een oude afspraak dat de vertegenwoordiger
van Leeuwarden in de aandeel houdersvergadering van de NV Frigem de mening van de raad kenbaar
maakt. Zou, wanneer deze zaak is besproken in de Raad van Commissarissen en de NV Frigem hier
over eventueel met een voorstel komt, de gemeenteraad dan alsnog gekend kunnen worden in het
overleg over deze zaak zodat onze vertegenwoordigster dan de mening van de raad kenbaar kan
maken?
De heer Ml edema (weth.): De heer Janssen heeft gevraagd of Leeuwarden niet recht heeft op
een bepaald bedrag van de geldmiddelen waar hierover wordt gesproken. Het college heeft zich
dat ook afgevraagd en heeft zich gewend tot de stadsadvocaat met het verzoek daarover een
advies uit te brengen. Dat advies is nog niet binnen.
De heer Burg zegt dat er een afspraak ligt dat de vertegenwoordiger van Leeuwarden de
mening hoort van de gemeenteraad. Wij zijn daartoe graag bereid, voorzitter, voor zover dat tot
de mogelijkheden behoort. Ik moet die restrictie maken, want het zou weieens kunnen zijn - ik
loop dan wel vooruit op de zaak - dat wij pas kort voor de aandeel houdersvergadering duidelijk
heid krijgen hoe het zit. Het Is voor mij de vraag of wij dan nog in staat zijn om deze zaak in
de commissie en vervolgens in de raad aan de orde te stellen. Misschien zul je moeten vragen de
besluitvorming over dat punt te verdagen naar een volgende aandeelhoudersvergadering. Dat zou
de afweging kunnen zijn. Maar voor zover mogelijk - wij hebben dat eerder gedaan, voorzitter -
zal deze zaak in de Commisie voor Economische Zaken en Bedrijven aan de orde worden gesteld.
De dames Van UI zen-Hakker en Westra zijn inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer J.F. Janssen: Mijn tweede opmerking is niet beantwoord, voorzitter. Het is geen
interne aangelegenheid van Frigem meer wanneer Leeuwarden dit aanvecht, want dan is het ook een
zaak die Leeuwarden aangaat.
De heer Burg: Ik zou willen vragen om van de tweede mogelijkheid die de wethouder aangeeft
gebruik te maken, namelijk het aanhouden van de besluitvorming totdat wij met elkaar hebben
kunnen overleggen.
De heer Miedema (weth.): Voorzitter, de heer Janssen zegt dat het mogetijk geen zaak meer
van Frigem at leen is. Wij zulten eerst het antwoord van de advocaat af moeten wachten. Dat ant
woord zulten wij moeten beoordelen, waarna wij een standpunt gaan innemen. Ik kan daar op dit
moment niet op vooruitlopen.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub J
De Voorzitter: Aan de orde is Klacht van 3 maart 1989 van de Vereniging De Weerd inzake
overlast Cultureel Centrum Friesland, Weerd 18, gericht aan de Commissie Openbare Orde.
- 5 -
De heer Meerdink: Vanmorgen is in de Commissie voor Algemene Zaken over dit punt gespro
ken. De affaire rond de Stichting Cultureel Centrum Friesland heeft nogal wat deining veroor
zaakt in Leeuwarden. Via deze brief, gericht aan de Commissie Openbare Orde maar door b. en w.
op de mededel ingenl ijst van de raad geplaatst, krijgt de raad de mogelijkheid om zijn standpunt
in deze zaak te geven. Onze fractie wit van die mogelijkheid graag gebruik maken.
De PAL-fractie heeft zich afgevraagd of er een gemeentelijke beleidsnotitie is die het
verlenen van een vergunning zoals door de Stichting Cultureel Centrum Friesland is aangevraagd
in zijn algemeenheid kan tegenhouden. Een dergelijke notitie is er niet. Dan blijft voor b. en
w. slechts over dat de vergunning alteen kan worden geweigerd op grond van bepalingen van de
Drank- en Horecawet en dito verordening en eventueel op grond van bepalingen van de Hinderwet.
Deze laatste mogelijkheid is nu niet aan de orde gezien de beschikking van b. en w.
Op de AROB-zitting heeft de aanvrager van de vergunning een aantal toezeggingen gedaan op
grond waarvan onze fractie zich afvraagt of de vergunning nog wet geweigerd kan worden, zeker
ook gezien de nogal weinig zeggende adviezen van de politie. Door een aantal voorwaarden aan de
vergunning te verbinden, op niet naleving waarvan Intrekking kan volgen, meent onze fractie dat
b. en w. de vinger aan de pols kunnen houden en daarmee de stichting een kans kunnen geven haar
doelstelling te verwerkelijken.
De Voorzitter: In reactie op het gesprokene door de heer Meerdink kan ik zeggen dat het
college kennis neemt van zijn standpunt. Wij hebben vanmorgen al gesproken over wat er nu pre
cies aan de hand is. Het is thans onderwerp van een stukje administratieve rechtspraak waartoe
het college als beschikkende partij in eerste aanleg geroepen is. Het college zal zodra het
advies van de daarvoor in de baan geweest zijnde commissie die de AROB-ziting heeft geleid
gereed is een beslissing nemen. Aan de hand van die beslissing is er een moment om te kijken in
hoeverre dit spoort met de wensen zoals die in de raad aanwezig zijn. Op dit moment meen ik te
moeten volstaan met kennis te nemen namens het college van het door PAL geformuleerde stand
punt.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub K.
De brief wordt in handen gesteld van b. en w. om preadvies.
Sub L tot en met P.
Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 4 (bijlage nr. 75).
De Voorzitter: Aan de orde Is thans Benoeming van een lid in het algemeen bestuur van het
OLAF.
Z.h.st. wordt bes toten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Aanbeveling van burgemeester en wethouders:
de heer W.Mi edema.