- 10 -
geven.
Door de heer Van Olffen Is ook nog gewezen op de concurrentieslag die al bestaat of
wellicht nog kan ontstaan op het moment dat het aantal studenten terugloopt en steden ook met
elkaar in de slag gaan om studenten binnen te halen. Hij heeft opgemerkt dat in leder geval de
kwaliteit van het onderwijs daarbij voorop moet staan. Ik ben het daarmee eens, maar ik denk
dat dat een zaak Is die met name de hogescholen waar zullen moeten maken. Belangrijk voor ons
Is in elk geval om samen met de hogescholen duidelijk te maken dat Leeuwarden een stad Is waar
het prettig wonen en studeren Is. In die zin hebben wij denk Ik wel degelijk een taak om
Leeuwarden te promoten.
Terecht heeft de heer Van Olffen gewezen op een Inconsistentie In de tekst. De ene keer
wordt gesproken over de Externe Overlegcommissie Studentenvoorzieningen en de andere keer over
de Externe Overlegcommissie Studentenaangelegenheden. Ik kan de heer Van Olffen verzekeren dat
het om één commissie gaat. Wij zullen daar nog een passende naam voor bedenken. Het Is zeker
niet de bedoeling om twee overlegcommissies In het teven te roepen, want dat zou wat al te veel
van het goede zijn.
Mevrouw Westra merkt terecht op dat wij de eerste hbo-stad zijn die met een beleidsnota op
dit terrein komt. Ik moet eerlijk bekennen dat wij zelf ook wel eens de neiging hebben gehad om
ons niet zozeer met hbo-steden maar met universiteitssteden te vergelijken, totdat wij er
achter kwamen dat dat eigenlijk een onjuiste vergelijking Is. WIJ hebben vervolgens her en der
bij andere hbo-gemeenten ge'Tnformeerd wat zij op dit terrein doen. Daaruit Is gebleken dat nog
geen enkele gemeente er echt In geslaagd Is om het beleid zodanig op papier te formuleren dat
wij daar ook gebruik van kunnen maken.
Wij zijn er nog niet, aldus mevrouw Westra. Ik ben dat met haar eens. In die zin zal Ik
erg blij zijn als wij straks de externe overlegcommissie zodanig hebben Ingesteld dat daar ook
Inderdaad actief In gepartlc!peerd wordt zowel door de hogescholen als door de verschillende
studentenorganI sat I es
Tot slot de heer BIJkersma. HIJ heeft niet zozeer vragen gesteld, maar hij heeft meer
benadrukt - ik zou dat ook nog eens willen doen - dat wij het niet alleen kunnen doen en dat de
verdere Invulling van het studentenbeleid alleen maar gestalte kan krijgen in samenwerking met
de hogescholen en met name met de verschillende studentenorganisaties.
Ik wil het hierbij laten, voorzitter.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 17 (bijlage nr. 110).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 18 (bijlage nr. 74).
De Voorzitter: Aan de orde is thans HerwaarderIng 1989-1993.
Mevrouw De Haan-Laagland: Mijnheer de voorzitter, in de vorige Voorjaarsnota kondigde het
college al nieuwe bezuinigingen aan. In december J.I., bij de behandeling van het beleidsplan
en de begroting, besloot de raad zelf het college opdracht te geven concrete bezuinig!ngsvooi
stellen voor te bereiden tot een bedrag van 4,5 miljoen gulden. Dat bedrag 's later nog
uitgebreid met een ton.
Dit alles achtte de raad nodig om a. de stand van de algemene reserve op peil te brengen,
b. ruimte te creëren voor wat wij nu met zo'n mooi woord perspectivische vertekening noemen en
c. om financiële ruimte voor nieuw beleid te creëren. Die voorstellen liggen nu op tafel en de
raad zal nu hij A heeft gezegd ook B moeten zeggen. Kortom, de noodzaak tot deze bezuinigingen
en de hoogte van het bedrag staan vanavond voor ons niet meer ter discussie.
- 11 -
ledereen die krap bij kas zit en moet inleveren, zal proberen zijn uitgavenpatroon grondig
door te lichten. Tijdens de algemene beschouwingen 1986 hebben wij voor wat betreft het gemeen
telijk uitgavenpatroon gepleit voor een beleldsverschulving van beleid naar beheer. Wij hebben
gepleit voor analyses van de rekeningen en concrete maatregelen voorgesteld om tot een gezonde
financiële situatie te komen. Sindsdien zijn de nodige initiatieven genomen. Wij zien dat de
aanvankelijk vee! te grote verschillen tussen de begrotlngs- en rekenlngcijfers afnemen.
Desondanks en ondanks forse bezuinigingen In de afgelopen jaren blijft de financiële
situatie van de gemeente zorgelijk. Al het dorre hout is gekapt. Deze aanvullende bezuiniging
stelt ons voor pijnlijke keuzes.
Mijnheer de voorzitter, de verleiding is groot uitvoerig in te gaan op de financiële posi
tie van de gemeente en onze visie te geven op wat er verder nog zou moeten gebeuren om echt uit
de ftnanclële problemen te komen. Wij doen dat echter niet nu. Dat heeft te maken met het feit
dat de Voorjaarsnota net klaar Is. Deze nota wordt dit Jaar voor het eerst ook in de raad
besproken. Het lijkt ons beter de behandeling van de Voorjaarsnota In Juni te gebruiken om de
discussie over de algemene financiële situatie van de gemeente te voeren. Wij beperken ons
vanavond tot de beoordeling van de aanvullende herwaarderIng die nu voorligt en die In feite
het sluitstuk is van de afgelopen begrotingszitting. Beleidsconclusies naar de toekomst toe
behoren onzes Inziens in de raadsvergader1ng van juni thuis.
BIJ de beoordeling van de herwaarder!ngsoperatie eerst enkele algemene opmerkingen. In de
eerste plaats valt ons op dat bij het totaal aan voorstellen de drie hoofdprlorItelten - werk
gelegenheid, stadsvernieuwing en emancipatie - de dans niet helemaal zijn ontsprongen, maar als
Je naar de financiële eindcijfers kijkt toch nog wel zoveel mogelijk zijn ontzien. Dat maakt de
te maken keuzes niet minder pijnlijk, maar Ik hecht er wel aan die constatering In politieke
zin te maken.
In de tweede plaats valt het op dat, voor zover de voorstellen op het eigen gemeentelijk
apparaat betrekking hebben, die vooral gevolgen hebben voor formatieplaatsen In de beleidsuit
voering en niet zozeer in de beleidsvoorbereiding. Op zich zelf is dat verklaarbaar, omdat het
aantal mensen In de uitvoerende diensten vele malen groter Is dan het aantal mensen dat zich
met de beleidsvoorbereiding bezighoudt. Mijn fractie heeft toch de Indruk dat de beleidsvooi
bereiding te veel Is ontzien. Wij zien geen mogeltjkheld aan die constatering bij deze herwaai
dering al conclusies te verbinden, maar wij zullen ons daar voor de toekomst zeker nog nader
over beraden.
In de derde plaats een algemene opmerking over de haalbaarheid van de bezuinigingen die
het eigen apparaat raken. In het algemeen zien wij namelijk het verschijnsel dat bezuinigingen
in de subsidiesfeer onmiddellijk effect sorteren en dat bezuinigingen op het eigen apparaat
nogal eens veel moeizamer of soms ten dele geëffectueerd worden. Mijn fractie vindt dat er geen
verschil in hardheid gemaakt mag worden tussen extern en Intern doorwerkende bezuinigingen. Wij
doen dan ook een beroep op het college en het management daarop nauwlettend toe te zien.
Een vierde algemene opmerking wil Ik maken over de presentatie van de stukken. Ik doel
hierbij op de keuzemogelijkheden en daarmee de afwegingsruimte die de raad wordt geboden. Het
was aanvankelijk de bedoeling dat het college ons bezuinigingsvoorstellen zou voorleggen tot
een bedrag van 5 miljoen gulden. Daarvan zou tot een bedrag van 4,6 miljoen gulden besloten
worden. De resterende vier ton zou door het college als keuzemogelijkheden aan de raad worden
voorgelegd. Helaas Is het college daarin niet geslaagd. Er liggen concrete ombuigingsvoorstel-
len tot een bedrag van ongeveer 3,5 miljoen gulden. De rest wordt gezocht in verhoging van
belasting en tarieven. Daarnaast wordt nog de mogelijkheid genoemd om te korten op diverse
subsidies en fondsen. Ik zal daar later Inhoudelijk op Ingaan.
Waar het mijn fractie om gaat is dat de raad de mogelijkheid zou moeten worden geboden om
verhoging van inkomsten af te wegen tegen concrete bezuinigingsvoorstellen of bestaand beleid.
Ik heb daar in de laatste algemene beschouwingen ook op gewezen. Op die manier kan de raad zijn
politieke verantwoorde!ijkheld beter waarmaken. Ook wordt dan voorkomen dat belastingverhoging
te snel als algemeen dekkingsmiddel gaat fungeren. Hiermee heb Ik overigens geen uitspraak ge
daan over de Inhoudelijke wenselijkheid van belastingverhoging In de nu voorgestelde omvang.
Mijnheer de voorzitter, mijn fractie heeft zich afgevraagd of het wel doelmatig is vana
vond uitspraken te doen over de omvang van de belastingverhoging nu wij weten dat er in de