- 26 -
De wethouder verwacht - hij heeft dat min of meer ook gezegd tn de commissie toen wij dit
punt naar voren brachten - dat iemand die in een dorp als bijvoorbeeld Wytgaard geen kavel of
woning kan vinden naar de stad zal uftwtjken. WIJ denken dat zo'n iemand dan in dorpen als We t-
dum, Stiens of Gtetsjerk een kavel of wontng gaat zoeken. Het provinciale beleid van de afgelo
pen jaren heeft laten zien dat het geen zin heeft om In bepaalde delen van de provincie ontwik
kel ingen af te remmen in de verwachting dat elders ontwikkelingen worden gestimuleerd. Zo dacht
men vroeger dat de zaak in het oosten wat moest worden afgeremd waardoor het in het noorden en
het westen vanzelf wat beter zou worden. Mensen laten zich echter niet sturen. Ook op lokale
schaal lukt dit niet. Iemand die iets in een dorp zoekt gaat niet zo maar iets tn een stad
zoeken.
De uitstroom van mensen uit de stad moet volgens ons dan ook worden tegengegaan door het
verbeteren van de kwaliteit van het wonen tn het stedelijk gebied zelf. Een goed stadsvernieu
wingsbeleid en daarbij ook een vrije sectorplan zijn zaken waar Je Je op moet richten. Een slot
op de dorpen zet totaal geen zoden aan de dijk. Wij hebben dan ook een motie opgesteld die als
volgt luidt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 28 augustus 1989,
behandelende de Dorpennota,
overwegende dat:
- de verdel ing van de woningbouw over de dorpen, zoals aangegeven op bladzijde
16 van de Dorpennota, gebaseerd is op een theoretische berekening;
- de werkelijke belangstelling en vraag naar woningen anders kan zijn dan in de
Dorpennota wordt verondersteld,
besluit dat de op bladzijde 16 van de Dorpennota berekende verdeling van de
woningbehoefte per dorp de voorkeur van het gemeentelijke woningbouwbeleid voor
de dorpen weergeeft, maar dat, afhankelijk van de concrete vraag naar woningen,
de aantallen in beperkte mate verhoogd of verlaagd kunnen worden, zonder dat het
dorpse karakter wordt aangetast."
De motie is mede-ondertekend door de heer Meerdink. (De Voorzitter: De motie is voldoende
ondersteund.
De motie geeft uitdrukking aan het beleid zoals dat in de Dorpennota is verwoord, maar
maakt van een richtlijn een voorkeur en geeft de mogelijkheid om zowel naar beneden als naar
boven de aantallen te verhogen afhankel ijk van de concrete vraag in een dorp. De beperking is
dan dat het dorpse karakter niet moet worden aangetast.
De relatie die in de motie wordt gelegd met de concrete vraag heeft ook te maken met het
tijdstip waarop de plannen worden ontwikkeld. Wij ondersteunen dan ook het verzoek van onder
andere de PvdA-fractfe cm Wytgaard naar voren te halen, omdat men daar enerzijds al zo lang
heeft gewacht en er anderzijds ook sprake is van een concrete belangstelling.
Zoals gezegd is het onderdeel woningbouw en de aantallen het enige verschil van mening dat
onze fractie in feite met het college heeft wat betreft deze Dorpennota. Hoe belangrijk woning
bouw soms ook is, het maakt slechts een klein deel uit van het totale dorpenbeletd. Wij kunnen
ons vinden in hetgeen in de Dorpennota is omschreven.
De heer De Beer: Mijnheer de voorzitter, ik wil een reactie geven op de opmerking van me
vrouw Jongedijk over Roemenië als inleiding op de Dorpennota. BIJ de discussie destijds over
het aangaan van vriendschapsbanden met Schwerin - die bleken zeer moeizaam te verlopen - heeft
de VVD-fractIe al suggesties gedaan in de richting die mevrouw Jongedijk nu aangeeft. De VVD-
fractie wil deze Inleidende manoeuvre van mevrouw Jongedijk daarom van harte ondersteunen.
De heer Timmermans (weth.): Voorzitter, ik constateer dat over de Dorpennota overeenstem
ming bestaat binnen de gemeenteraad. Het is wellicht goed dat ik eerst inga op datgene waar de
- 27 -
heer De Beer mee is geëindigd en mevrouw Jongedijk mee is begonnen, namel ijk de situatie rondom
de dorpen in Roemenië. Het college is het eens met de opmerking van mevrouw Jongedijk over de
ernst van de situatie en de gang van zaken daar en met de door haar onderschreven ideeën die
door de VNG zijn ontwikkeld. Ik stel mij voor dat het college nader onderzoek pleegt naar de
wijze waarop het een en ander vorm gegeven kan worden, waarna in de Commissie voor Algemene
Zaken de discussie over de concrete aanpak kan worden gevoerd.
Voorzitter, over de voorliggende Dorpennota is uitgebreid gediscussieerd. Met name het
punt van de woningbouw heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Een voorspelbare rol, als
wij de discussies van de afgelopen jaren over de kleine dorpen tn onze provincie tot ons laten
doordringen. Dilemma is: hoe zou het moeten in het belang van alle dorpen tegenover de werke
lijke gang van zaken in onze provincie. Dat is de discussie waar het om gaat. In die zin nemen
wij er kennis van dat de raad de passage zoals die door het college is opgenomen nadrukkelijk
wenst te onderstrepen. Een en ander heeft betrekking op de discussie hoe de provincie straks
haar beleid dat zij tot op heden belijdt zal uitvoeren. In werkelijkheid zijn er thans te grote
contingenten voor en worden te grote uitbreidingen mogelijk gemaakt van dorpen buiten en in de
directe nabijheid van de gemeente Leeuwarden. In die zin onderschrijft het college zondermeer
de uitspraken die hier door verschillende woordvoerders zijn gedaan.
De stand van zaken rond de structuurvtsie van het stadsgewest. Ik heb eerder aangegeven
dat dat voor het college een belangrijke discussie is en met name de uitkomst daarvan. In de
structuurviste van het stadsgewest Leeuwarden zal tot uitdrukking moeten komen of de kernge
meente Leeuwarden en de randgemeenten maar zeker ook het provinciaal bestuur, dat als eerste
verantwoordelijk is voor de uttwerking van de structuurvisie, ook werkelijk datgene wat in het
belang is van zowel de stad als de dorpen wensen vast te leggen en ook wensen uit te voeren en
dus niet alleen met de mond zullen belijden. Het is nog steeds de bedoeling om eind van dit
Jaar de discussie daarover af te ronden. De eerste ambtel ijke notities die al in structuurgroe
pen zijn besproken, maar waarover uiteraard nog geen besluitvorming door de verschillende ge
meenten heeft plaatsgevonden, wijzen in de richting dat de visie van het gemeentebestuur van
Leeuwarden onderschreven gaat worden. Of dat ook werkelijk het geval is zal bij de definitieve
vaststelling blijken. Nogmaals, ik ga er vanuit dat het college eind van dit Jaar de raad
daarover nader kan berichten.
Wytgaard. Alle woordvoerders hebben daarover gesproken. De pijn die bij de Vereniging voor
Dorpsbelang Wytgaard aanwezig is, is gelegen in het feit dat in dit dorp de afgelopen jaren in
de vrije sector geen enkele uitbreiding heeft kunnen plaatsvinden. Kwantitatief gezien Is het
probleem niet zo groot, ook bij Wytgaard niet. Feit is namelijk dat in 1985 nog 13 woningen ge
reed zijn gekomen, terwijl dat er dtt Jaar 16 zul len zijn. 29 woningen in een paar jaar tijd is
voor een kern ter groottte van Wytgaard een zeer respectabel aantal. Ik moet onmiddellijk er
kennen dat het allemaal woningen zijn in de sociale huursector. Als wij de stel I fngname tn de
Dorpennota serieus nemen dat het niet alleen om aantallen gaat maar ook om een redelijke sprei
ding van soorten woningen naar de verschillende financieringswijzen, dan is het reëel dat er
van de kant van het dorp wordt gezegd dat er ieder jaar behoefte is aan één of twee woningen
voor mensen uit het dorp die in de vrije sector willen bouwen en dat men dan ook graag wt I dat
het bestemmingsplan naar voren wordt gehaald.
In de Dorpennota wordt de aanname gedaan dat er 16 woningen op de markt komen. Vanuit het
dorp zal er een doorstromingsproces op gang komen. Het gaat bij dat aantal ongetwijfeld niet
alleen om huurwoningen, er zullen ook enkele koopwoningen bij zitten. Niettemin mag worden aan
genomen dat het niet zondermeer de woningen zijn waar het hier om gaat, namelijk de wat grote
re, nieuwe vrije sectorwoningen. Derhalve is er inhoudelijk niets op tegen om te zeggen dat,
als het om een aantal van één a twee per jaar gaat, dat dan zo snel mogelijk realiseerbaar ge
maakt moet worden. Dat betekent dan dat het bestemmingsplan niet in 1991 maar zo snel mogelijk
tn 1990 gereed moet zijn.
In de richting van de heer Koopmans moet ik een opmerking mijnerzijds corrigeren. In de
commissie heb ik gezegd dat de prioriteitstelling van de bestemmingsplannen dan zal moeten wor
den herzien. Feitelijk is dat ook zo als het gaat om plannen die wij zelf moeten maken, want
dat heeft onder andere met de capaciteit van de organisatie te maken. Mevrouw Jongedijk heeft
gezegd dat het hier een bestemmingsplan betreft waarvan de grondopbrengsten mede de kosten van