- 26 -
Ik wil ingaan op de opmerking in de raadsbrief dat er naar aanleiding van de insteI I ing
van genoemd platform twee werkgroepen zijn geformeerd, die een aantal zaken gaan voorbereiden.
De eerste werkgroep gaat de dialoog voorbereiden tussen Nederlandse en Russische raadsleden. Ik
neem aan dat dat ook voortkomt uit het contact dat het college met de stad Orël heeft gehad.
De tweede werkgroep gaat zich bezig houden met de organisatie van een Internationale Con
ferentie over Oost-West Stedenbanden. Het is mij niet duidelijk of het daarbij alleen gaat om
steden in Rusland. Ik heb het vermoeden dat het ook gaat om steden in het andere gedeelte van
het zogenaamde Oostblok. Daar wil ik het toch even over hebben.
In de turbulente wereld daar gebeurt nogal wat. Het blijkt duidelijk dat vele inwoners van
vooral Oost-DuitsI and maar ook van andere landen In Oost-Europa zich niet kunnen vinden in hun
bestuurderen. Voor deze conferentie worden natuurlijk bestuurderen uitgenodigd. Ik zou diegenen
die in bedoelde werkgroep zitten graag de boodschap mee willen geven dat zij niet te snel con
tacten aangaan met bestuurderen die daar nu nog zitten en daar op een niet democratische wijze
terecht zijn gekomen. Dagelijks kunnen wij waarnemen hoe mensen aan de andere kant van het
bijna afgebroken IJzeren Gordijn zich teweerstellen tegen die bestuurderen die daar zijn. Als
wij dat soort mensen die totaal geen steun vinden bij de bevolking nu uitnodigen dan zouden die
mensen weieens kunnen zeggen: zie je wel, in het Westen nodigen ze ons uit, wij zijn echt wel
mensen die jullie vertegenwoordigen.
Ik wil die boodschap graag meegeven. Er moet op worden toegezien dat wij de bevolking daar
niet frustreren. De bevolking in die landen, dat blijkt heel duidelijk, wil vandaag heel andere
mensen op die stoelen dan de mensen die er nu wellicht zitten.
Mevrouw VI ietstra (weth.): Voorzitter, ik begrijp dat de heer Bijkersma op zich geen be
zwaar heeft om het geld uit trekken voor deze conferentie. Het is inderdaad de bedoeling dat
het een internationale conferentie wordt waar niet al leen Westeuropese steden maar ook
Oosteuropese steden - dat kunnen dan steden in verschiI lende landen zijn - aanwezig zijn om
ervaringen uit te wisselen over hoe je nu als stad invulling geeft aan zo'n stedenband.
Ik zit wat te aarzelen over de boodschap die de heer Bijkersma mee wil geven. Op een gege
ven moment is er een programma voor deze conferentie. Dan gaat er vervolgens een uitnodiging
naar alle West- en Oosteuropese steden die een stedenband hebben. Het is dan vervolgens aan die
steden zelf om uit te maken wie zij willen afvaardigen naar die conferentie. Als er op dat
moment in enig land gemeenteraadsverkiezingen zijn geweest, dan zullen dat de gekozen bestuur-
ders z'jn* Als die verkiezingen er niet zijn geweest en er zitten op een andere wijze mensen op
die plaatsen, dan zal men er waarschijnlijk voor kiezen om die mensen af te vaardigen. Ik denk
niet dat het aan ons is om daar uitspraken over te doen. De desbetreffende stad zal daar zelf
besluiten over moeten nemen, net zo goed als wij als gemeente Leeuwarden zullen moeten beslui
ten wie volgend jaar oktober onze gemeente daar vertegenwoordigt. In die zin vind ik het moei
lijk om de boodschap zoals de heer Bijkersma die formuleert mee te geven.
De heer Bijkersma: Voorzitter, ik begrijp de moeilijkheid van mevrouw VI ietstra en ik geef
haar argumentatie toe. Je moet natuurI ijk toch ook je ogen niet sluiten voor de werkelijkheid.
Als in bepaalde steden in Oost-Europa enorme mensenmassa's teweerlopen tegen hun bestuurderen,
dan vind ik dat de werkgroep zich weieens drie keer mag afvragen: Zijn dat nou wel de democra
tische afgevaardigden van de bevolking? Wij willen toch zo graag gehoor geven aan de wensen van
de mensen daar? Ik geef de wethouder volledig gelijk dat je er formeel weinig aan kunt doen,
maar je zou die waarschuwing toch wel eens in je achterhoofd kunnen houden. Als de afvaardiging
dan zo blijft dan kan men daar niets aan doen. Misschien kan de werkgroep in het gesprek met de
afvaardiging van de desbetreffende steden de vraag naar voren brengen of zij wel zo democra
tisch is gekozen.
Mevrouw VI ietstra (weth.): Voorzitter, wij zijn een stedenband aangegaan op basis van
wederzijds respect. Wij hebben gevraagd aan de partners aan de andere kant of zij de manier
respecteren waarop wij onze samenleving hebben ingericht. Omgekeerd kunnen zij dat ook aan ons
- 27 -
vragen. Dat hoeft nog niet te betekenen dat je het dus met alles eens bent wat daar gebeurt en
omgekeerd. Wederzijds respect moet echter wel de basis zijn.
Daarnaast denk ik dat de steden hier en ook de steden daar heel goed in staat zijn zelf te
besluiten wie zij willen afvaardigen naar zo'n conferentie. (De heer Bijkersma: In 1988 hebben
wij een besluit genomen. Er gebeurt momenteel heel wat in die landen. Daar mogen wij onze ogen
niet voor sluiten. Dan mag je toch wel eens nadenken over de vraag: Zijn dat nou wel werkelijk
vertegenwoordigers? Verder heb ik geen behoefte om er over te spreken.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b., en w.
Punt 18 (bijlage nr.286).
De Voorzitter: Aan de orde is Recreatieve ontwikkelingen rondom Leeuwarden.
Mevrouw Van Ulzen-Hakker: Namens mijn fractie wil ik tegen het college zeggen dat wij dit
een ambitieus plan vinden. Wij hebben daar waardering voor. De zaak wordt heel voortvarend
aangepakt.
Wij hadden een kleine aarzeling ten aanzien van het bos en dan met name de omgeving waar
dat komt. Het belang van de mogelijkheid tot recreatie voor de bevolking weegt toch wel aan
merkelijk zwaarder. Om redenen van algemeen belang ben ik ook blij met de mogelijke komst van
otters en de negen holes.
De heer Sijbesma: Mijnheer de voorzitter, plannen op basis van extra ontwikkelingen
ontleend aan de status van stadsgewest, op grond van het Meerjarenplan Bosbouw van het rijk,
de nota Behoefteraming voor Openluchtrecreatie van het Ministerie van Landbouw en daarbij onze
eigen behoefte het functioneren van de Groene Ster te onderzoeken, komen in deze rapporten en
deze raadsbrief bij elkaar. Dat gebeurt op een overzichtelijke en duidelijke wijze en in onder-
I inge samenhang.
Het Investeringsplan Recreatieve Voorzieningen omvat in wezen alle drie plannen. Het
speelt in op het watergebied en heeft oog voor de eigen aard van zowel de west- als de oost
kant. Er is aansluiting mogelijk op het ontwerp-Recreatief-toeristisch plan Trynwalden.
Bij de vaststelling van de nota Landschapsstructuurschets 1988 was het nog niet goed moge
lijk je een voorstelling te maken hoe het bos eruit zou komen te zien. De uitwerking in deze
rapporten in een vier zone-indeling in dit gebied, waarbij elke zone haar eigen karakter en
functies kan krijgen, spreekt ons erg aan.
Behalve het vaststellen van deze drie rapporten als uitgangspunten voor verder beleid, is
er binnen deze rapporten maar één beslispunt, namelijk het Evaluatierapport Groene Ster. Daar
bij zijn twee modellen ontwikkeld om uitbreiding met 6.500 recreatiepIaatsen haalbaar te maken.
Ook onze voorkeur gaat uit naar het openIuchtrecreatief model met mogelijk een 18-holes golf
baan. Wij willen liever ook geen uitbreiding van de Grote Wielen, omdat dat een te grote druk
zal leggen op de Binnemiedepolder
Studies op getallen, opgezet vanuit de invalshoek van de recreatie, geven het geheel van
de plannen toch een goed ruimtelijk model. De financiële paragraaf is erg globaal, maar wij re
aliseren ons dat dat in dit stadium ook niet anders kan.
Wij gaan graag akkoord, mijnheer de voorzitter, met het voorliggende voorstel.
De heer Rozema: Mijnheer de voorzitter, mijn fractie gaat ook akkoord met dit voorstel.
Wij hebben er waardering voor. Nog één aanvullende opmerking. In dat kader is het jammer dat de
burgemeester niet aanwezig is, met alle waardering overigens voor onze huidige voorzitter om
alle misverstanden weg te nemen. De voorzitter zal wel begrijpen waarom ik deze opmerking wil
maken. Eén van de knelpunten in het Groene Stergebied is, zo lees ik op bladzijde 5 van de