- 28 -
raadsbrief, het gevoel van onveiligheid. Kunnen stadswachten of in dit geval parkwachten een
oplossing bieden voor dit probleem? Graag een reactie.
De heer Terpstra: In een tweetal commissievergaderingen zijn de drie nu te behandelen
onderdelen van voorliggende raadsbrief uitvoerig aan de orde geweest. Toch grijpen wij deze
gelegenheid aan om opnieuw en zoveel mogelijk in hoofdlijnen op de plannen in te gaan. De reden
daarvoor is de niet geringe betekenis die aan de plannen moet worden toegekend, voor zowel het
te voeren ruimtelijke beleid in het gemeentelijke buitengebied als voor het toekomstige recrea-
ti ebelei d.
Een andere en niet minder belangrijke reden is de wijze waarop deze plannen tot stand zijn
gekomen. De inzet en het enthousiasme van de plannenmakers worden in de voorstellen zichtbaar
en werken aanstekelijk. Daarmee is reeds aan een belangrijke voorwaarde voldaan. Ze nodigen
immers uit tot meedenken en naar wij verwachten ook tot het meefinancieren.
Wat het plan werkelijk bijzonder maakt is dat niet enkel het recreatieve belang, het
opheffen van recreatieve tekorten, als uitgangspunt is genomen, maar dat tevens wordt gestreefd
naar een versterking van de herkenbaarheid van de landschappelijke identiteit en naar een
betere aansluiting van de stad op het landelijke gebied. Vooral het inspelen op de zich tot ver
buiten de gemeentegrenzen uitstrekkende noordzuid-structuur van het landschap spreekt tot de
verbeelding. Het landschap in zijn diverse verschijningsvormen vormt immers het oorspronkelijke
kader van waaruit de ruimtelijke ontwikkeling heeft plaatsgevonden, maar ook in de toekomst zal
moeten plaatsvinden.
De in het plan voorgestelde integratie van behoud en versterking van de verschillende
landschapstypen met recreatieve belangen is verfrissend en naar mijn smaak uniek in dit land.
Dit pleit ervoor om aan de intenties van het plan ruime bekendheid te geven.
Tevens maakt dit ook duidelijk hoe urgent het opstellen van bestemmingsplannen voor het
buitengebied inmiddels is geworden. Hiervoor hebben wij nadrukkelijk de aandacht gevraagd en
die zullen wij ook blijven vragen.
De realisering van het Investeringsplan Recreatieve Voorzieningen is sterk afhankelijk van
enerzijds de betrokkenheid bij deze plannen van de provincie en de buurgemeenten en anderzijds
de bereidheid van rijk en provincie om daadwerkelijk financieel bij te dragen. Wij verwachten
dat zo snel mogelijk met de buurgemeenten het plan besproken zal worden en dat in dat overleg
tot uitdrukking gebracht wordt dat hier niet enkel sprake is van een Leeuwarder belang maar van
een belang dat op het niveau van het stadsgewest speelt en daarmee alle buurgemeenten raakt.
Over de financiering van het project zijn twijfels geuit. Wij zijn van mening dat het in
dit stadium onmogelijk is een sluitende financiering te krijgen. Daarvoor zijn er immers te
veel partijen bij betrokken. Wel kan geput worden uit de ervaring dat, indien plannen inhoude
lijk goed zijn voorbereid en passen in de beleidsvoornemens van andere overheden en er ook
eigen middelen beschikbaar worden gesteld, dan ook andere partijen best bereid zijn om bij te
dragen. Aan al deze voorwaarden is voldaan.
Bij herhaling de suggestie om zone II van het Leeuwarder Bosplan een meer integraal onder
deel te laten uitmaken van het multifunctionele bos, waardoor de realiseringskansen voor een
rijksbijdrage gunstiger worden.
Een andere suggestie is om het Leeuwarder bos de wijk de Meenthe te laten insteken aan de
noordoostzijde. Wellicht kan een hiervoor ontwikkeld deelpIannetje aan de provincie Friesland
worden aangeboden met het verzoek de aan haar aangeboden vijf hectare bos van de Ziekenfondsen
voor een deel hier te situeren. Dit zou voor de wijk een enorme opsteker betekenen en de pro
vincie de gelegenheid bieden aan de versterking van dit woongebied bij te dragen.
Met het college zijn wij van mening dat het in het EvaIuatierapport Groene Ster opgenomen
open Iuchtrecreatief model de voorkeur verdient en dat in dit model de aanleg van een aantal
voorzieningen als een 18-holes golfbaan niet moet worden uitgesloten. Terecht wordt er waarde
gehecht aan het behoud van de in natuurwetenschappelijk opzicht belangwekkende
Binnemiedepol der.
Zoals reeds opgemerkt hebben wij waardering voor de plannen. Ze verdienen het om op ruime
schaal aandacht te krijgen, niet alleen bij de vakpers maar ook bij de inwoners van het
stadsgewest. Het lijkt ons goed om de plannen ook visueel voor een groot publiek toegankelijk
- 29 -
te maken om reacties uit te lokken. Het onderwerp heeft de belangstelItng en mogelijk leiden de
reacties tot ideeën die aan de uiteindelijke planvorming kunnen bijdragen. De aan onze raad
gerichte brief van de Leeuwarder Watersport getuigt hiervan. Niet in de laatste plaats is ruime
aandacht gewenst om reeds in een vroeg stadium de belangstelling van mogelijke investeerders
voor deze plannen te wekken.
De heer Heins: Ook ik kan kort zijn, omdat over dit voorstel al uitvoerig in de commissie
is gepraat. PAL heeft gepleit voor een hoge prioriteit voor het bestemmingsplan Buitengebied
als een integraal planologisch en juridisch kader voor alle verdere plannen. Die hoge priori
teit wordt ook door de wethouders onderschreven. Wij komen daarop terug als wij het desbetref
fende lijstje krijgen voor volgend jaar.
PAL heeft ook gepleit voor een strategisch plan ofte wel een gecoördineerde uitwerking van
de projecten. Wie doet wat en wie betaalt waar aan? Er is een Coördinatiegroep Openluchtrecrea-
tie ingesteld die over de uitwerking zal adviseren, met name waar het de Groene Ster betreft.
Ook heeft PAL gepleit voor een uitbreiding van surfvoorzieningen in de openlucht en de
aanleg van een zwemmeer met een eigen waterhuishouding tussen Camminghaburen en de Groene Ster.
Deze suggestie is positief gewaardeerd. Toegezegd is dat deze suggestie nader zal worden onder
zocht. Ik noem deze punten omdat ik die voor een belangrijk deel in de tekst van de raadsbrief
mis.
PAL heeft haar bezorgdheid uitgesproken over de aanleg van een fietspad tussen Giekerster-
hoek en de Grote Wielen vanwege mogelijke verstoring van het weidevogelgebied ten noorden van
de meren. Het bleek dat deze bezorgdheid ook door het college wordt gedeeld en dat dat tot uit
drukking zal komen in de exacte situering van het pad en de tijd van openstelling. Kan de ver
dere planvorming in nauw overleg met de Wielenwerkgroep plaatsvinden? Deze werkgroep heeft zich
als natuurbelangengroep in het verleden hier nogal druk over gemaakt.
Wij hebben ook aandacht gevraagd voor de stedelijke recreatieve voorzieningen binnen de
bebouwde kom. Ik hoop dat wij de gemaakte tekening alsnog kunnen ontvangen. Er is namelijk een
prachtige tekening gemaakt van die voorzieningen in het stedelijke gebied zelf.
Tot slot vragen wij extra aandacht voor de effecten voor het milieu in de natuur. Het zou
vanzelfsprekend moeten zijn - ik denk dat het dat ook is - dat bij de uitwerking van elk pro
ject de directe en de indirecte effecten van de uitvoering op de natuur en het milieu van
tevoren worden bestudeerd. Een milieuparagraaf zal net zo belangrijk zijn als een financiële
paragraaf. Zo zal dit vooral moeten gelden voor de aanleg van de geprojecteerde meren. Ik denk
zelfs dat hier een milieu-effectrapportage op zijn plaats zou kunnen zijn.
Rest mij nog onze waardering uit te spreken voor de plannen. Ik hoop dat het enthousiasme
en de betrokkenheid van de medewerkers overslaan op diegenen die het geld moeten verschaffen.
Mevrouw VI ietstra (weth.): Voorzitter, ik kan ook kort zijn want de plannen zijn uitvoerig
besproken in twee vergaderingen van de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting
en de Commissie voor Sport en Recreatie. Het lijkt mij niet erg zinvol om datgene wat daar
allemaal is gezegd en geantwoord hier nog een keer te herhalen.
Ik ben erg blij met de waardering die alom wordt uitgesproken. Het lijkt mij een goede
zaak dat wij nu vrij integraal op papier hebben gezet welke kant wij op willen met de
recreatieve ontwikkelingen en hoe die zich moeten verhouden tot landschap en natuur rond
Leeuwarden. Eén van de sterke punten van de plannen vind ik dat er geprobeerd is om de integra
tie tussen de verschillende beleidssectoren tot stand te brengen. Volgens mij zijn wij daar
heel aardig in geslaagd.
Alle sprekers hebben een aantal algemene opmerkingen gemaakt. Ik wil niet op al die opmer
kingen ingaan. Over een aantal door de heer Terpstra gemaakte opmerkingen zou ik nog wel wat
willen zeggen. Allereerst zal ik de verschillende sprekers nalopen.
Mevrouw Van Ulzen heeft gezegd dat zij aanvankelijk wat aarzeling had bij de plek waar het
bos is gesitueerd. Ik begrijp dat zij uiteindelijk zegt dat die plek toch haar goedkeuring kan
wegdragen, nu zij gezien heeft hoe de invulling daarvan wordt.
De heer Sijbesma heeft gezegd dat zijn fractie het bosplan qua invulling aanspreekt. Bo-