- 30 - vendien heeft hij gezegd dat de CDA-fractie kiest voor het openIuchtrecreatief model in de Groene Ster. Andere sprekers hebben dat niet gezegd, dus ik neem aan dat zij impliciet diezelf de keuze maken. De mogelijkheid voor een 18-holes golfbaan is door het college heel nadrukkelijk binnen het openIuchtecreatief model aangebracht. Wij denken - ik heb dat ook in de commissie gezegd - dat het ook heel wel mogelijk moet zijn om die baan daar ruimtelijk in te passen. De financiële paragraaf is inderdaad erg globaal, maar dat kan op dit moment ook niet anders. Je kunt hooguit in grote lijnen aangeven hoeveel het ongeveer zal moeten kosten uit gaande van een aantal vooronderstel Iingen, van een bepaalde periode waarbinnen gedacht wordt dat de plannen gerealiseerd zullen moeten zijn en van de bestaande financiële verdeelsleutels tussen rijk, provincie en gemeente. Daarvan uitgaande kom je dan op een bedrag dat wij als ge meente zelf zullen moeten investeren. Dat bedrag omvat per jaar ongeveer een half miljoen gulden. In de voorstellen voor nieuw beleid stellen wij de raad ook voor om dat bedrag hier jaarlijks voor uit te trekken. De heer Rozema heeft een concrete vraag gesteld over een van de knelpunten in het Groene Stergebied. Een van de knelpunten is inderdaad dat mensen het gebied beleven als onveilig. Er is geprobeerd bij de uitwerking van de plannen om in ieder geval de inrichting van het gebied straks zo te laten zijn dat daarmee een deel van die onveiligheid werkelijk maar ook in de beleving van mensen wordt weggenomen. Ik denk wel dat stadswachten daar iets aan kunnen doen. Als het toezicht in dat gebied vergroot zal worden dan heeft dat ongetwijfeld een positieve uitwerking. De achterliggende vraag zal waarschijnlijk zijn of het mogelijk is daar stadswachten voor in te zetten. De burgemeester is vanavond niet aanwezig, maar misschien is de loco-burgemeester in staat daarover iets te zeggen. Anders zou de heer Rozema dit punt nog eens in de Commissie voor Algemene Zaken aan de orde kunnen stellen. De heer Terpstra is nog eens ingegaan op de wijze waarop de rapporten tot stand zijn geko men. Ik zou die opmerking van harte willen onderstrepen. Het is op zich een heel goede zaak ge weest dat bij de totstandkoming van de rapporten is samengewerkt tussen vertegenwoordigers van het Ministerie van Landbouw en Visserij, de provincie en diverse disciplines binnen het gemeen telijk apparaat. Die samenwerking heeft een erg positieve werking gehad in die zin dat het de kwaliteit van de stukken ten goede is gekomen. Bovendien heb je daarmee wellicht ook een basis geschapen waarop je verder kunt werken. Intussen heeft het college een Coördinatiecommissie 0- penIuchtrecreatie ingesteld, waarin ook weer die verschillende partijen zijn vertegenwoordigd. Een aantal sprekers heeft de hoop uitgesproken dat genoemde samenwerking ook haar finan ciële vertaling zal vinden in de toekomst. De basis is naar mijn idee gelegd. Er is zeker van de kant van het Ministerie van Landbouw en Visserij met veel enthousiasme gereageerd op de plannen. Wat dat betreft denk ik dat wij voorlopig maar optimistisch moeten zijn. Ik ben het eens met de heer Terpstra dat wij na zullen moeten denken - dat zal ook een taak zijn voor de coördinatiecommissie over de wijze waarop ruimer bekendheid aan de plannen gegeven moet worden. De plannen verdienen dat. Ook voor de realisering daarvan is het belang rijk om toch wat grondiger na te denken over aan wie je de plannen bekend zult moeten maken en op welke wijze je dat ook wat wervend zult kunnen doen. Dit punt lijkt mij een agendapunt van de coördinatiecommissie. De herziening van het bestemmingsplan Buitengebied is een voorwaarde. In het Evaluatierap- port Groene Ster kan men lezen hoe versnipperd de plannenmakerij daarover in het verleden is geweest. Het is heel belangrijk dat er één bestemmingsplan komt voor het totale buitengebied. In de commissie is het belang daarvan ook door het college onderstreept. Ik ga er vanuit dat volgend jaar binnen de prioriteiten die gesteld moeten worden als het gaat om het ontwikkelen van bestemmingsplan aan dit buitengebied voorrang wordt gegeven. De heer Terpstra heeft er voor gepleit om snel overleg te plegen met omliggende gemeenten vanuit de overweging dat er sprake is van gemeenschappelijke belangen. Er is enige maanden geleden van ons uit een overleg geweest met de omliggende gemeenten. Ik heb de indruk dat zeker waar het gaat om recreatieve ontwikkelingen het gemeenschappelijk belang wel wordt onderkend, omdat recreatie niet ophoudt bij de gemeentegrenzen maar een logisch vervolg moet krijgen in de gemeente die aan de andere kant van die grens ligt. Bovendien is het zo dat in het kader van de ontwikkeling van de structuurvisie Stadsgewest, waarin de provincie samen met de stads gewestgemeenten bezig is invulling te geven aan de verdere ontwikkeling van het stadsgewest, - 31 - de hoofdstukken Recreatie en Landschap heel nadrukkelijk aanwezig zijn. Mijn sterke indruk is - en dat zal binnenkort ook blijken - dat de ideeën die daarin ontwikkeld worden heel wel sporen met de ideeën die ook in deze nota's worden neergelegd. Wat het bosplan betreft heeft de heer Terpstra twee heel concrete opmerkingen gemaakt. Zou je zone II toch niet meer onderdeel kunnen laten zijn van de zones I en III waar veel nadrukke lijker de boselementen aanwezig zijn om daarmee ook de mogelijkheden van financiering te vergroten? Ik vind het moeilijk om daar nu concreet ja of nee op te zeggen. Wel zou ik met de heer Terpstra willen afspreken dat wij daar bij de verdere uitwerking nog eens heel nadrukke lijk naar zullen kijken. Op zich sluit zone II nu heel aardig aan bij de mogelijkheden die daar in het landschap voorhanden zijn en geeft het ook wat extra mogelijkheden voor de kleine recre atievaart. In hoeverre dat dus echt mogelijk is weet ik niet, maar laten wij afspreken dat wij daar bij de verdere uitwerking nog eens nadrukkelijk naar zullen kijken. De heer Terpstra heeft een suggestie gedaan aan de provincie om de vijf hectare bos die haar is aangeboden en waar kennelijk nog geen bestemming voor is gevonden, aan te bieden aan de gemeente Leeuwarden. Het lijkt mij een aardige suggestie om bij de provincie neer te leggen. Wie weet is zij dat met ons eens is en zal zij dat inderdaad doen. De heer Heins heeft een aantal punten herhaald die ook in de commissievergadering aan de orde zijn geweest. Hij zegt dat hij die punten niet in de raadsbrief terugvindt. Dat kan ook niet. De raadsbrief is namelijk pas vorige week donderdag uitvoerig in de commissie besproken. Het is te doen gebruikelijk dat toezeggingen die in de commissie worden gedaan in het verslag worden opgenomen en vervolgens onderdeel zijn van de uiteindelijke besluitvorming. De heer Heins kan een en ander in het commissieverslag nalezen. Op het bestemmingsplan ben ik al ingegaan. Met de opmerking van de heer Heins over het strategisch plan ben ik het eens. Het is ook niet voor niets dat wij de Coördinatiecommissie Openluchtrecreatie hebben ingesteld. Deze com missie komt deze week voor het eerst bij elkaar en zal hard aan de slag moeten met het uit werken van concrete deel plannen. Het verzoek van de heer Heins betreffende zwemvoorzieningen en dan met name zwemvoor- zieningen in de sfeer van kunstmatig schoon gehouden water zal bij de verdere uitwerking op zijn haalbaarheid worden bekeken. Over de zorg aangaande het fietspad Binnemiedepol der is inmiddels een gesprek gevoerd met de Wielenwerkgroep. Op uw tafels ligt een brief van de Wielenwerkgroep waarin zij die zorg nog maals uitspreekt. De werkgroep heeft een suggestie gedaan om het fietspad niet aan de oostkant maar aan de westkant van de Murk aan te leggen. Het lijkt mij zeer de moeite waard die sugges tie te onderzoeken. Ik heb in de commissie al gezegd dat het niet gaat om een fietspad waar al le forensen vanuit de Trynwalden naar Leeuwarden dagelijks langs kunnen fietsen, maar dat het met name gaat om een fietspad waardoor het gebied wat meer voor de recreanten ontsloten kan worden. Een voorwaarde is vind ik nog steeds dat daarbij gezocht moet worden naar een zodanige constructie dat het pad geen schade toebrengt aan de natuurlijke omgeving daar. In die zin heb ben wij daar ook met de Wielenwerkgroep over gesproken en ook afgesproken dat zij, zodra wij toe zijn aan het stadium van concrete plannen maken voor het fietspad, daar weer bij betrokken zal worden. Overigens hebben wij een periodiek overleg met de Wielenwerkgroep waar dit soort punten ook aan de orde komen. De heer Heins en anderen hebben inderdaad nog een tekening te goed van met name de verbin ding tussen de stedelijke recreatieve voorzieningen en de voorzieningen jn het buitengebied. Die tekening is er wel, maar die ligt momenteel bij de fotograaf omdat er een mooie foto van gemaakt moet worden. Die foto zal zeer binnenkort gereed zijn en dan aan de leden van de verschillende commissies worden toegestuurd. Tot slot heeft de heer Heins nog aandacht gevraagd voor natuur en milieu bij de verdere uitwerking van de deelprojecten. Dat lijkt mij terecht. Het zou inderdaad wel eens zo kunnen zijn dat je voor de wat grotere projecten aan milieu-effectrapportages moet denken. Zeker voor de meren, die qua oppervlakte zo groot zijn, zal die verplichting er wel eens kunnen zijn. Wij zullen daar dan ongetwijfeld mee worden geconfronteerd. Voorzitter, ik wil het hierbij laten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1989 | | pagina 16