- 19 -
tot resultaat mag hebben dat de apartheid In Zuld-Afrlka wordt afgeschaft.
Vervolgens heeft mevrouw De Haan gezegd dat zij akkoord gaat namens haar fractie met het
cadeau dat wij hebben voorgesteld te geven. Ik stel het op prijs dat zij dat heeft gezegd. ZIJ
heeft daaraan nog eens de suggestie toegevoegd om een straat of plein naar Nelson Mandela te
vernoemen. Een suggestie die ook al eens In de commissie aan de orde Is geweest. Ik herinner
mij dat al eens eerder een dergelijke poging Is gedaan en dat het college toen het standpunt
heeft Ingenomen dat tot nu toe alleen posthuum namen werden gegeven aan straten of pleinen. Met
andere woorden alleen van mensen die al overleden zijn. WIJ zullen ons In het college op ver
zoek van mevrouw De Haan daar nog eens op beraden en kijken welk standpunt wij nu gaan Innemen.
Voorshands moet Ik volstaan met het beleid aan te geven zoals dat tot nu toe Is geweest.
In het betoog van de heer Koopmans klonk met name de vraag door hoe Je nou met de prakti
sche manier van werken met deze besluiten omgaat. WIJ hebben In de raadsbrlef geschreven, voor
zitter, dat op het moment dat die werd geschreven geen min of meer betrouwbare lijst van
bedrijven voorhanden was, maar, schrijven wij verder,: "De verwachting Is dat In de loop van
1990 een dergelijke lijst wel beschikbaar zal komen." Ons hebben Inmiddels van LOTA-zIJde be
richten bereikt dat een dergelijke lijst er Is en dat die lijst ook door haar geactualiseerd
zal worden. Dat Is het middel dat wij dan ook als Instrument zullen gebruiken voor de toetsing
waar de heer Koopmans naar vroeg.
De heer Koopmans heeft gezegd dat één van zijn fractiegenoten het niet met de anderen eens
Is In verband met het feit dat hier geen taak voor de gemeente zou liggen. Daarmee ontstaat op
nieuw de discussie over de vraag wat nu de gemeentelijke bevoegdheid, de gemeentelijke ruimte
Is. Ik meen dat Ik daar al voldoende over heb gezegd en Ik ga daar verder niet meer op In.
Mevrouw Van Ulzen heeft een aantal vragen gesteld, voorzitter, waarvan de eerste luidde:
En als u nu eens wel een eigen formulering had moeten geven? Voorzitter, Ik vind dat een vraag
die Ik rangschik onder de categorie academische vragen en Ik ben gewend die niet te beantwoor
den. Het geval doet zich niet voor en Ik denk dat Ik er ook niet goed aan doe om a l'lmprovlste
een dergelijke formulering te bedenken.
Haar volgende vraag ging over de politieke voorkeuren als een equivalent criterium bij de
afweging. Equivalent - en dat zeg Ik niet belerend - betekent In dit geval een gelijkwaardig
criterium, een criterium van hetzelfde niveau als de andere drie die er al waren. Ik denk dat
prijs, kwaliteit, service en politieke voorkeur dan naast elkaar op een rijtje gezet mogen
worden.
Vervolgens was de vraag: Hoeveel sponsors zijn er, hoeveel geld hebben die opgeleverd en
hoeveel geld heeft het college al teruggestort? (Mevrouw Van UIzen-HakkerMijn volgende vraag
ging over de te vestigen bedrijven.) Mevrouw, als u het besluit leest dan wordt daarin over
vestiging van bedrijven In het geheel niet gesproken. (Mevrouw Van UIzen-HakkerNee, maar
daarom mag Ik er toch wel naar vragen?) Ja, maar Ik wijs er alleen op dat daar In de besluit
vorming geen sprake van Is en dat wij daarover dan ook geen enkele uitspraak doen noch In deze
raadsbrlef noch In het besluit. Met andere woorden, dat onderwerp Is hier naar mijn gevoel niet
aan de orde. De kwestie van de sponsoring wel, al Is het antwoord op alle vragen naar mijn
beste weten: nul.
Vervolgens zegt mevrouw Van Ulzen dat er naar haar mening sprake Is van een regelrechte
boycot. ZIJ vraagt verder of het ons bekend Is dat de FrontI IJnstaten op goede voet staan met
Zuld-Afrlka. Dat Is ons niet bekend en Ik denk dat Ik daarmee kan volstaan.
Mevrouw Van Ulzen vraagt ook nog of het In verband met de bestrijding van de werkloosheid
zo Is dat buitenlandse bedrijven eventueel zouden worden geweerd. Die vraag heb Ik dacht Ik al
beantwoord, namelijk dat dat hier niet aan de orde Is.
De toepassing van het beleid. Volgens mij begrijpt mevrouw Van Ulzen dat verkeerd. Er
wordt niet gezegd dat wij het beleid alleen toepassen als het gaat om een bedrag van minder dan
f 100.000,Er wordt alleen gezegd dat er eenmaal per Jaar gerapporteerd wordt over bedragen
die die som te boven gaan.
Overigens denk Ik dat het ook een misvatting Is als mevrouw Van Ulzen zegt dat mevrouw
Dales deel uitmaakt van de PvdA-fractIe, want dat Is In het dualistische bestel In ons land
toch wel een wat rare vorm.
Dan de vragen van mevrouw Van Ulzen over de omwentelingen In de Oost-Europa en de verge
lijking met het beleid In Zuld-Afrlka. Voorzitter, ook deze opmerking doet hier niet ter zake.
Bladzijde 18 van het verslag van de handelingen van de raad van
19 februari 1990 (is vastgesteld op 2 april 1990).
- IR -
Mijn fractie betrekt voorlopig de positie dat het verstandig Is gelet op die situatie eerst de
resulaten van dat overleg af te wachten en dan opnieuw het beleid te formuleren.
De heer Rozema: Voorzitter, mijn fractie heeft In het verleden tegen LOTA-voorstelten
gestemd en zal dit nu ook doen. Allereerst Is er het argument van het bezig zijn met en het
eventueel doorkruisen van buitenlands beleid.
Vervolgens zet mijn fractie vraagtekens bij de eenzijdige aandacht voor wantoestanden In
Zuld-Afrlka.
Dan zijn er nog de recente gebeurtenissen In Zuld-afrtka die mijns Inziens alle reden zijn
om dit voorstel terug te nemen.
De op bladzijde 3 van de raadsbrlef genoemde stapjes In de goede richting zijn uitgegroeid
tot stappen die alle aanleiding geven om positieve signalen richting Zuld-Afrlka af te geven en
niet uitsluitend te spreken over sanctie en boycot of, anders gezegd, een economisch voorkeurs-
beleld.
Deze positieve signalen, mijnheer de voorzitter, komen In leder geval wel van de leiders
van de FrontlIJnstaten die, zoals Ik vanavond op het tv-nleuws hoorde, de heer De Klerk hebben
uitgenodigd voor overleg.
Mijn fractie zal tegen dit voorstel stemmen.
De heer De Beer: Mijnheer de voorzitter, de meerderheid van de VVD-fractle Is tegen dit
voorstel omdat zij van mening Is dat dit niet In deze raad behoort te worden behandeld.
De heer Heere (weth.): Voorzitter, Ik zal proberen antwoord te geven op de vragen die
gesteld zijn. Eerst de vraag waar hier nu sprake van Is: van sanctie, van boycot of van econo
misch voorkeursbeleid. Het zal u niet verbazen dat het college van mening Is dat wij hier met
het laatste te maken hebben. Ik denk ook dat dat voldoende uit de voorgestelde besluiten blijkt
waarin sprake Is van een afweging op basis van een aantal zakelijke elementen, waaronder de
verhouding tot Zuld-Afrlka. Daar kan dan een zekere voorkeur uit blijken. Er wordt niet op
voorhand enig bedrijf uitgesloten noch wordt enig bedrijf geboycot. Wat het college betreft Is
die formulering duidelijk.
Mevrouw De Haan heeft gezegd dat de meningen over de vraag of gemeenten dit mogen doen op
grond van allerlei staatsrechtelijke theorieën verdeeld zijn. Voor zover Ik dat ook heb kunnen
waarnemen Is dat Inderdaad het geval. Mevrouw De Haan heeft twee voorbeelden genoemd. Er zijn
een aantal hoogleraren die zich over deze kwestie hebben uitgesproken. Het valt op dat uitein
delijk In al die beschouwingen alleen het gegeven van de politieke weging, de doelmatigheids-
vraag overblijft.
Die doelmatlgheldsvraag ligt nu bij de rijksregering die zij voorlopig beantwoord heeft
met het nemen van een schorsingsbesluit. Men heeft erbij gezegd dat In dit geval het schoi
slngsbeslult met name Is gevallen vanwege de wens om hierover met LOTA nog eens verder te pra
ten om te kijken waar de grenzen van de qemeentelIJke bevoeqdheld zouden liggen en om te kijken
of er nog formuleringen zouden kunnen worden gevonden die tot overeenstemming zouden kunnen
lelden. Met die Inzet Is datgene wat staat onder onderdeel VI van het besluit van het voorstel
geformuleerd. Ik zeg dat ook In de richting van de heren Meerdlnk en Ybema. Het Is dus niet zo
dat wij de al eerder genomen besluiten opschorten, maar alleen de elementen die nieuw zijn even
aan die werking onttrekken. WIJ doen dat omdat wij vinden dat wij In dat opzicht ook solidair
moeten zijn met LOTA en die discussie niet moeten doorkruisen door acties van onze kant, maar
die discussie met het rijk moeten voortzetten In de hoop dat daar duidelijkheid en
overeenstemming uit ontstaat.
Mevrouw De Haan heeft ook gezegd dat de ontwikkelingen niet stilstaan, maar dat druk nodig
blijft. De heer Koopmans heeft zich ook In die zin uit gelaten. Ook het college Is die mening
toegedaan. WIJ zijn wat dat betreft In goed gezelschap. Meerdere reger1ngslelders van naam en
faam zijn ons daarin voorgegaan. De weg die te gaan Is In Zuld-Afrlka Is nog vrij lang Is. WIJ
hopen natuurlijk met elkaar dat die zo snel mogelijk op een vreedzame wijze wordt afgelegd en