- 20 - WIJ hebben het over een beleid met betrekking tot Zuld-Afrlka. Een beleid In de richting van Oost-Europa, met name Rusland, hebben wij In deze raad onlangs ook nog bekrachtigd. Ik heb niet de Indruk gehad dat toen de VVD-fractle daar problemen mee had en Ik denk dat wij ook op dat punt daarmee op de goede weg zijn. De heer Meerdlnk heeft zich aangesloten bij het voorstel zoals wij dat hebben gedaan. HIJ heeft daar een aantal genuanceerde opmerkingen bij gemaakt en gezegd dat er wellicht Interpre- tatl eversch I I len mogelijk zijn. Niettemin kan hij zich toch In de voorstellen vinden. Over onderdeel VI van het besluit hebben wij het al gehad. Dan de rechtstreekse dialoog met Binnenlandse Zaken en de opvattingen van de heer Borde- wtjk ter zake. Ik neem daar ook altijd met veel belangstelling kennis van. De heer BordewIJk schrijft elke week een artikel In Binnenlands Bestuur. HIJ kan aardig schrijven moet Ik zeggen, maar Ik vraag mij altijd af waar hij de tijd vandaan haalt. Dat Is waarschijnlijk een kwestie van prioriteiten stellen. Ik beschouw hem echter toch niet als één van onze belangrijkste vind plaatsen voor besluitvorming op dat punt. (De heer Meerdlnk: Maar het Is toch wel aardig om af en toe eens een bevestiging te lezen van: waar maken wij ons eigenlijk druk om? Ik vond de titel Schorsing LOTA-beslult Is gevecht tegen windmolens, wel aardig). Ja, dat Is die ook. Ik zeg niets van de aardigheid daarvan, maar Ik relativeer de betekenis Iets. De heer Ybema heeft een geheel andere benadering gekozen, die Ik overigens ook heel vin dingrijk vond, namelijk dat het hier zou gaan om een gemeenschappelijke actie tegen het CDA/ PvdA-kablnet. Ik moet hem daarin teleurstellen, want zo vindingrijk zijn wij niet geweest. Zo Is het ook helemaal niet bedoeld. Wat wij hier aan het doen zijn Is een poging om het gevoelen dat In de Leeuwarder gemeenschap leeft en dat ook In het college en In deze raad herhaaldelijk ts uitgesproken en vastgelegd, namelijk dat apartheid een verwerpeljjke aangelegenheid Is en dat wij daartegen moeten doen wat wij willen en wat wij kunnen, gestalte te geven. Als wij dan op enig moment tegen een regering aanlopen van welke signatuur dan ook, die overigens niet op een heel botte manier alleen nee roept maar ons uitnodigt tot een gesprek en een verdergaande dialoog over dit onderwerp - met handhaving van haar eigen standpunt dat ook zij van mening Is dat de genomen maatregelen In dit kader moeten worden voortgezet -, dan denk Ik dat er Juist sprake Is van het uitvoeren van Juist een eigen beleid, het zoeken van de Invulling van de eigen bevoegdheid In de eigen hulshouding van deze gemeente. En als wij wie dan ook op deze weg tegenkomen dan zullen wij proberen om vla een uitleg van onze bedoelingen te komen tot een zodanig overleg dat wij onze zin krijgen, want wij vinden dat wij dit moeten kunnen doen. (De heer Ybema: Voorzitter, het eigen beleid van de gemeente Is begin 1988 al door de raad vastge legd. WIJ reageren nu op een uitnodiging van LOTA om In LOTA-verband het beleid gelijk te trekken. Dat Is niet zo, het beleid wordt aangescherpt want er worden ook een aantal nieuwe elemen ten aan toegevoegd die nog niet In ons beleid voorkwamen, als bijvoorbeeld het punt van de sponsoring. (De heer Ybema: Ja, maar op Instlgnatle van LOTA. Er Is niets op tegen hoor, maar dat Is toch zo?) Ja, maar LOTA zijn wij. (De heer Ybema: Ja, dat Is zo, maar wij kunnen er natuurlijk niet aan voorbij gaan dat op dit moment de strijd over de beleidsruimte en de beleidsvrijheid nu Juist gaande Is tussen de regering en LOTA. Ik grijp met name aan bij de passage die Iets onder het midden op bladzijde 3 van de raadsbrlef staat: "Hoewel de kans mis schien niet zo groot Is dat het LOTA-voorstel uiteindelijk zal standhouden als beleidslijn voor een gemeentelijk economisch antl-apartheldsbeleld, lijkt het ons toch van belang In LOTA-vei band de strijd mee te strijden voor eigen gemeentelijke beleidsruimte op dit punt." Dat Is toch volstrekt duidelijk? Eén aspect van dit voorstel Is In Ieder geval toch de strijd voor de ge meentelijke beleidsruimte richting rijksoverheid.) Ik ontken dat ook helemaal niet. (De heer Ybema: Ik heb er op gewezen dat dat juist een van de aspecten Is van dit voorstel.) Uitstekend, maar... (De heer Ybema: U bestreed zojuist mijn visie op dit punt!) Nee, nee, niet teneinde strijd te voeren tegen deze regering, maar om te bevestigen dat wij naar onze opvatting dit recht hebben. De regering vecht tegen ons, wij niet tegen haar. (De heer Ybema: Dat Is denk Ik een woordenkwestie. Het gaat erom dat Je als lagere overheid beleidsruimte bevecht bij Je rIJksoverheld om op dit punt een antl-apartheldsbeleld te kunnen formuleren. Die Intentie onderschrijf Ik overigens volledig. Daar gaat het toch om? Nou, dan zijn wij het daarover eens. (De heer Ybema: Ja, maar u bestrijdt mijn visie op dat punt.) Voorzitter, Ik neem aan dat u het wel goed vindt als Ik de volgende vraag neem na dit Interessante debat.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1990 | | pagina 11