- 25 -
nen forse economische offers voor Rotterdam. Dat raakt aan de geloofwaardigheid!
De heer Rozema: Mijnheer de voorzitter, Ik ben de heer Meerdtnk nog een reactie verschul
digd. Mijnheer Meerdlnk, u weet dat wij het op dit moment over agendapunt 15 hebben. Daarbij
gaat het over boycotbeleld c.q. economisch voorkeursbeleid zoals de wethouder dat noemt. Tij
dens de afgelopen commissievergadering hebben wij het gehad over het versturen van een felIcl-
tatletelegram naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen. Het boycotbeleld wordt, zoals ook de
heer Meerdlnk weet, landelijk gevoerd. Daar Is bepaalde politiek over. Er Is nu gevaar dat
plaatselijke maatregelen worden afgewezen. Dit Is vinden wij landelijk beleid. Waar wij het In
de commissie over hadden waren Incidentele gebeurtennIssen waar wij best op konden reageren.
De heer BIJkersma: Voorzitter, mijn woordvoering zou een soort stemverkIarIng kunnen zijn
ware het niet dat die woordvoering misschien toch wat uitvoerig Is. Ik weet dat u graag orde op
zaken stelt en dat stemverkIarIngen kort moeten zijn. Vandaar dat Ik In de tweede Instantie het
woord wil voeren. Ik wil verklaren dat datgene wat Ik naar voren breng helemaal In overeenstem
ming Is met de gevoelens van mijn fractie. De heer De Beer heeft al gezegd - dat hebben wij
steeds betoogd - dat deze zaken niet In de gemeenteraad aan de orde behoren te zijn. (De heer
Herrema: Komen uw andere fractiegenoten ook nog aan het woord?) Voorzitter, Ik vind een beetje
respect van de wat Jongere raadsleden voor een persoonlijke opvatting van Iemand die al veer
tien Jaar In de raad zit wel op z'n plaats.
Voorzitter, om zeer persoonlijke redenen wil Ik de discussie over dit onderwerp graag wat
verbreden. Ik wil niet Inhoudelijk op de zaak Ingaan, want dat heeft de heer De Beer al gedaan.
Ik wil dat doen vanuit een heel ander gezichtspunt.
Mijnheer de voorzitter, toen Ik ongeveer veertien Jaar geleden tot deze raad mocht toetre
den heb Ik ten overstaan van de voorzitter van de raad de eed afgelegd. De Inhoud van die eed
hoef Ik niet helemaal te herhalen, maar er staat onder andere In dat Ik zolang Ik In deze raad
zit en dit werk doe de belangen der gemeente Leeuwarden met al mijn vermogen zal voorstaan en
bevorderen. Gedurende deze periode Is steeds mijn Intentie geweest de belangen van de gemeente
Leeuwarden en haar Inwoners voorop te stellen. Hieruit heb Ik de conclusie getrokken dat zaken
welke niet rechtstreeks raken aan de gemeente Leeuwarden niet aan de orde behoren te zijn. Daar
kunnen wij van mening over verschillen, maar het Is mijn standpunt op grond van datgene wat Ik
vond In de eed die Ik destijds heb afgelegd.
Ik vind dat zaken die niet de gemeente Leeuwarden raken - of dat nu moties van andere
gemeenten zijn of zaken die In de politiek thuishoren - niet In deze raad aan de orde behoren
te komen. Dat was ook de reden, mijnheer de voorzitter, dat Ik In een vorige raadsvergadering
naar voren bracht toen was de brief aan de orde waarop onder andere het voorliggende
raadsbesluit Is gebaseerd - dat deze zaak hier niet aan de orde moest komen. Toen werd mij toe
gevoegd dat Ik niet een voorschot moest nemen op die discussie die toen werd aangekondigd. Mijn
reactie werd min of meer gekapt. Ik heb toen duidelijk naar voren gebracht dat zaken die niet
de gemeente raken niet op de agenda behoren te komen. Ik kon geen meerderheid voor dat stand
punt vinden.
Het was zelfs zo, mijnheer de voorzitter, dat Ik, toen Ik daarover het woord voerde, van
Iemand In deze raad de woorden "ondemocratisch handelen" toegevoegd kreeg. Ik moet u vertellen
dat mij dat zwaar heeft getroffen. Gedurende de periode dat Ik In de raad zitting heb gehad
ben Ik het vaak niet de mensen eens geweest, maar Ik dacht niet dat Ik ondemocratisch heb
gehandeld. Ik weet wel dat diegene die dat tegen mij gezegd heeft, vindt dat Ik daar niet zo
zwaar aan moet tillen, maar het Is natuurlijk maar net hoe Je daar tegenover staat. Ik vond het
een aantijging die niet op mij van toepassing Is.
Voorzitter, Ik vind dat zaken die niet de gemeente Leeuwarden raken, schade toebrengen aan
de gemeenschap. Op deze wijze vervreemden wij ons ook naar mijn gevoelens van het bedrijfsle
ven. Op deze wijze voeren wij een polarisatie door In de richting van de gemeenschap, welke
niet bevorderlijk Is voor een goed samenwerken In de gemeenschap. In verschillende zaken komen
mensen ongewild tegenover elkaar te staan. Dat was helemaal niet nodig geweest, maar dat komt
omdat wij zaken van bulten de gemeente binnen de gemeente hebben gehaald.
- 26 -
Ik heb al gezegd dat Ik de vorige keer naar voren heb gebracht dat de toen aan de orde
zijnde brief nu niet op de agenda zou moeten komen. Aan mijn mening werd helaas geen gehoor
gegeven. Nu zult u zich afvragen, mijnheer de voorzitter, waarom Ik nu toch nog het woord
vraag. Ik heb daar een aantal redenen voor.
De eerste reden Is dat Ik dit voorstel van het college van bijzonder verstrekkende aard
v I nd.
De tweede reden Is dat zo langzamerhand op de raadsagenda steeds meer zaken komen te staan
welke niet rechtstreeks de gemeente raken. Juist vanavond staan er weer een paar van dergelijke
punten op. Dat Is geen goede zaak voor de gemeenschap.
Daarom, mijnheer de voorzitter, vind Ik dat wij niet goed bezig zijn steeds meer zaken van
bulten de gemeente naar binnen te halen.
Ik kom dan nu bij een wat moeilijk punt voor mij zelf. Voorzitter, In artikel 31 van het
Reglement van orde voor de raadsvergaderIngen dat u nog steeds hanteert en dat nog steeds
geldig Is staat: "leder aanwezig lid, dat zich niet Ingevolge het bepaalde Is verplicht
over elk voorstel, dat In stemming wordt gebracht, zijn stem uit te brengen." Ik moet dus direct
mijn stem voor of tegen uitbrengen. Het tegenstemmen Is echter wel een vorm van deelname aan
zaken waarvan Ik wil dat die niet gebeuren. Mijnheer de voorzitter, In uw gedachte zal Ik
misschien tegenstemmen, maar dat zal niet het geval zijn. Mijn Intentie Is nog steeds dat deze
zaken hier niet aan de orde behoren te zijn.
Vroeger gaf artikel 56 van de Gemeentewet de ruimte aan mensen om zich te verwijderen. Dan
wercj een voorstel nietig verklaard. Ik zou graag willen dat dat artikel In zijn geheel aan de
orde kon zijn. Helaas kan dat niet meer, want er Is een wijziging In dat artikel aangebracht.
In eerste Instantie Is een voorstel nietig als wel voldoende leden aanwezig zijn, met de hand
tekening In het presentieboek, maar zich verwijderen. Dan Is de stemming nietig. Dat zou Ik het
liefste willen bereiken. Ik begrijp echter best dat zoiets niet direct gaat.
Mijnheer de voorzitter, daarom vraag Ik u nadrukkelijk, als u straks aan de stemming toe
bent, mij toestemming te geven en tijd te gunnen deze raadzaal te verlaten. Ik wil namelijk een
signaal geven aan het college en aan de raad dat wij zo langzamerhand toch weer terug moeten
naar de tijd dat alleen gemeentelijke zaken aan de orde zijn. Daar kunnen wij wel van mening
over verschillen. (De heer Herrema: Daar gaat het nu toch om?) Ja, dat zegt u maar Ik mag mijn
eigen mening toch hebben? Mijnheer de voorzitter, Ik mag hier toch een mening uitdragen? Die
mening staat lijnrecht tegenover de mening van het college. Ik respecteer uw activiteiten, maar
Ik vind dat mijn activiteiten, al staan die dan lijnrecht tegenover die van anderen, ook
gerespecteerd moeten worden. Dat vind Ik democratisch! Ik vraag u nadrukkelijk, mijnheer de
voorzitter, voordat u tot de stemming over gaat mij de gelegenheid te geven de raadzaal te
ver I aten
In de richting van wethouder Heere merk Ik op dat Ik van hem geen antwoord hoef - Ik heb
Iets aan de voorzitter gevraagd -, want dat stel Ik niet op prijs. Dat Is niet negatief
bedoeld, maar Ik ben niet Inhoudelijk op deze zaak Ingegaan en daarom hoef Ik van hem dan ook
geen antwoord.
De heer E.M. Janssen: Voorzitter, Ik kan mij het verhaal van de heer BIJkersma heel goed
voorstellen. Ik had het alleen consequenter gevonden als hij bij de hele discussie niet aan
wezig was geweest.
De Voorzitter: Voordat Ik de heer Heere het woord geef wil Ik een enkele opmerking maken
tn de richting van de heer BIJkersma. HIJ gaat uit van een enge Interpretatie van het begrip
gemeentebelang. Dat Is zijn goed recht. Alleen moet Ik erop wijzen dat In de Jurisprudentie
over wat onder gemeentebelang moet worden verstaan zich In de loop van tientallen Jaren wijzi
gingen hebben voltrokken, Iedere keer afgedekt door een uitspraak van het hoogste gezag, name
lijk de Kroon.
Het Is begonnen In 1910, toen de gemeenteraad van Oldebroek - het bekende klassieke vooi
beeld - een bedrag beschikbaar stelde voor een expeditie naar de Noordpool. Daarvan werd uitge
maakt dat dit een doel was dat zich niet verdroeg met het gemeentebelang. Dit was constante Ju-