dat er zich inmiddels weer dingen hebben voorgedaan die verschrikke
lijk formeel door afdeling Onderwijs zijn afgehandeld.
Laat ik het maar even verder afmaken. Het is de Leeuwarder
dwingelandij en dat blijf ik vinden. Ik ben er trots op dat ik in mijn
eigen partij heb kunnen bijdragen aan het op gang brengen van de
discussie over wat wij als liberalen van het openbaar onderwijs vinden
en de noodzaak ervan. Wij zijn van mening dat alle openbare scholen de
grootst mogelijke zelfstandigheid moeten hebben en dat de ouders veel
meer zeggenschap moeten krijgen. De schoolleiding is verantwoordelijk
voor de inhoud van het onderwijs. De raad dient duidelijk onderscheid
te maken tussen de verantwoordelijkheid van het onderwijsbeleid en de
verantwoordelijkheid als bestuurder van het openbaar onderwijs. Pas
dan is er in Leeuwarden geen sprake van een gemeentebestuur dat
dwingend is en dat zijn wil oplegt aan een ander.
Ik heb nog één vraag aan de wethouder. Er moet natuurlijk voor de
Rijksscholengemeenschap een andere naam komen. Geldt dit nu ook voor
de Stedelijk Scholengemeenschap?
De heer Krol: Voorzitter, als bestuurder van het openbaar onder
wijs en vertegenwoordigende een politieke fractie, die van het CDA, de
volgende reactie. Het gaat over de overdracht van de Rijksscholenge
meenschap per 1 augustus 1990. Daarbij deed zich een klein probleem
voor, namelijk het ontbreken van de wettelijke basis. Ik heb mij laten
vertellen dat dit komt door de kabinetsproblematiek, waar ook de WD
bij betrokken was. Om dat probleem op te lossen is er een constructie
bedacht in overleg met de Medezeggenschapsraad. Daar is een compromis
uit gekomen dat voor ons aanvaardbaar is. Vier jaar lang zal men niet
betrokken worden bij een fusie. In het kader van het overleg vinden
wij dat aanvaardbaar. Gelet ook op het belang van de fusie met de
Perkmavo vinden wij dit een goed voorstel.
De heer Ybema: Mijn fractie kan op zich instemmen met de raads-
brief die hier voorligt. Ik zou van de wethouder graag willen weten,
aansluitend op de vraag die de heer Heins heeft gesteld, wat nu de
consequenties zijn van de voorwaarde die de Medezeggenschapsraad heeft
laten opnemen in dit voorstel. In het geval de Medezeggenschapsraad
vier jaar lang vasthoudt aan het niet betrokken willen worden bij
verdere fusies, betekent dat dan heel concreet dat wij in Leeuwarden
deze vier jaar niet tot brede scholengemeenschappen kunnen komen?
Mevrouw Vlietstra (weth.): Mijnheer Heidstra heeft zijn vreugde
uitgesproken over het feit dat al zo snel, namelijk per 1 mei a.s., de
Rijksscholengemeenschap wordt overgedragen aan de gemeente Leeuwarden.
Daarmee is deze Rijksscholengemeenschap één van de eersten in ons land
die wordt overgedragen aan het gemeentelijk bevoegd gezag. Daarmee is
ook de weg vrij om de Rijksscholengemeenschap per 1 augustus 1990 te
laten fuseren met de Perkmavo, wat het onderwijsaanbod in Leeuwarden
ten goede zou kunnen komen.
De Medezeggenschapsraad heeft inderdaad ingestemd en heeft daar
20
tot voor kort de voorwaarde aan verbonden dat men alleen wilde instem
men als de wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs
in verband met de overdracht van het bestuur van rijksscholen door de
Kamer was geaccepteerd. Zojuist is al gememoreerd door de heer Krol
dat de vorige staatssecretaris, mevrouw Ginjaar, er niet in geslaagd
is om deze wet tijdig behandeld te krijgen. Er is nogal wat vertraging
opgetreden. Dat heeft ertoe geleid dat niet voor de gewenste fusieda
tum van 1 augustus 1990 de school inderdaad overgedragen kan worden
aan de gemeente op basis van een geaccepteerde wet. Uiteindelijk heeft
de Medezeggenschapsraad van de school gezegd dat men erg veel belang
hecht aan een fusie met de Perkmavo en heeft men - dit ter geruststel
ling van mevrouw Van Ulzen - niet alleen in het belang van de Perkmavo
maar ook heel nadrukkelijk in het eigen belang van de Rijksscholenge
meenschap ingestemd. Ik denk dat dat een gezonde basis is. In dat
wederzijdse belang heeft de Medezeggenschapsraad van de Rijksscholen
gemeenschap gezegd dat men er verstandig aan zou doen om toch in te
stemmen met overdracht zonder dat er nu al sprake is van een wettelij
ke basis. Men heeft daar de eis aan verbonden aan het bevoegd gezag,
in dit geval het rijk, dat de ijskastprocedure verlengd zou worden van
drie naar vijf jaar. Uiteindelijk hebben de gesprekken met het rijk
ertoe geleid dat wij elkaar gevonden hebben op de termijn van vier
jaar.
Wij hebben al eerder geconcludeerd in de Commissie voor het
Onderwijs dat het op zich jammer is dat er sprake is van een ijskast-
procedure, omdat dat complicaties met zich mee zou kunnen brengen bij
de verdere ontwikkelingen binnen het voortgezet onderwijs. Aan de
andere kant kan ik mij vanuit de school voorstellen dat men zegt: Wij
hebben nu per 1 augustus een fusie, het kost enige jaren om daar in te
groeien, wij hebben tijd nodig om daar aan te wennen, dus wij willen
die ijskastprocedureDe discussie is met name gegaan over hoe lang
die dan zou moeten duren. Uiteindelijk is daar dan vier jaar uitgeko
men.
Ik zou graag willen onderstrepen wat de heer Heidstra tot slot
heeft gezegd, namelijk dat je het uiteindelijk niet moet hebben van
dit soort bepalingen, maar dat het heel belangrijk is dat je in het
verdere overleg en het verdere werkproces met de Rijksscholengemeen
schap probeert gelijk op te werken en toe te werken naar een situatie
waarin van een dergelijke bepaling helemaal geen gebruik hoeft te
worden gemaakt. De relatie die wij tot nu toe hebben met de Rijksscho
lengemeenschap duidt erop dat die samenwerkingsbasis ook heel wel
aanwezig is.
Dan kom ik bij mevrouw Van Ulzen. Ik begrijp dat zij blij is met
die verleende ij skastprocedure. Dat heb ik haar niet eerder horen
zeggen. Ik heb haar in het verleden ook geen voorstellen horen doen om
die periode van drie jaar, waar zij toen in de commissie mee ingestemd
heeft, te verlengen. Ik begrijp nu dat zij dat liever wel had gewild.
Mevrouw Van Ulzen zegt: de wet heeft lang op zich laten wachten en de
wethouder voelt niet voor een tijdelijke overdracht naar het rijk.
Daar verbaas ik mij over. Mevrouw Van Ulzen weet net zo goed als ik
21