discussiëren over of het meer of minder luxe moet zijn, maar een
discussie van doe dan maar wat anders of maak een mooi helder meer
(dat blijft dus wel buiten zwemmen en dan moet je mooi weer hebben)
lost dat probleem niet op.
Het zwakke punt is de bezoekersaantallen. Daar ben ik voldoende
op ingegaan. Ik ben het met de heer Meerdink eens dat het over tien
jaar best wel weer anders zou kunnen liggen. Dat risico kan ik ook
niet afdekken. Ik denk alleen dat je moet kijken hoe je gedurende die
tien jaar middelen kunt reserveren om te zorgen dat je tijdig aanpas
singen kunt plegen.
Dan heeft de PAL-fractie een aantal argumenten genoemd die in de
commissie, althans waar het gaat om het energievretende karakter,
volstrekt niet aan de orde zijn geweest. Kennelijk is dat een nieuw
argument van de PAL-fractie. (De heer Meerdink: Dat mag toch.) Ja
natuurlijk mag dat, ik vind het verassend dat dat nu op zo'n korte
termijn zo duidelijk naar voren komt. Alleen, andere baden moet je
natuurlijk ook verwarmen. Als je een doelgroepenbad er bij wilt
bouwen, als je de Kleine Wielen open wilt houden, dan zul je daar ook
energie in moeten stoppen. Het verwarmen van een buitenbad kan nog wel
eens meer energie kosten dan het verwarmen van een binnenbad.
Arbeidsomstandigheden is een punt waar in de commissie over
gesproken is. Het is zelfs door de PvdA-fractie ingebracht, niet door
de PAL-fractie. Daar is toen door de directeur van gezegd dat dat
inderdaad een probleem is. De roostering moet zodanig worden dat
mensen niet voortdurend in dat bad behoeven te werken, maar er een
verantwoorde afwisseling plaatsvindt met het werken in andere baden.
Het lijkt mij een argument dat in dit kader zo niet meer gebruikt kan
worden.
De heer Krol: Even een paar reacties richting het college.
Wanneer ik spreek over het sluitend maken van de bezoekersaantallen,
bedoel ik daar niet mee te zeggen dat dat met kunst en vliegwerk is
gebeurd, zo van wat met de losse vinger, maar dat er toch enige zorg
is bij ons over na zo'n vijf jaar. In de eerste vijf jaar wordt zo'n
bad nog aantrekkelijk gevonden. Daarna komen wij wellicht te zitten in
een daling van de bezoekersaantallen. Met dat in het achterhoofd heb
ik die opmerking gemaakt. Daarover bestaat onze meeste zorg. De
wethouder heeft dat eigenlijk ook al aangegeven en gezegd dat wij de
vinger aan de pols moeten houden om er voor te zorgen dat die daling
op tijd kan worden opgevangen.
Een volgende opmerking gaat over het KalverdijkjeIk heb net al
gezegd, dat het ons verstandig lijkt om de investering van het Kalver-
dijkje niet door te laten gaan. Wanneer de wethouder zegt, wij gaan
dat bekijken in het kader van, dan wil ik daar best mee instemmen.
Maar gelet op de financiering van dit bad, gelet op de risico's die
wij lopen, leek het ons handig om dit in eerste instantie naar voren
te brengen.
Dan de uitspraak van de wethouder van, het moet met dit bedrag
kunnen. Ik zou onder de woorden het moet een dikke streep willen
40
zetten. En dat heb ik ook bedoeld mijnheer Bijkersma met dat absolute
maxmimum. Wij willen daarmee zeggen, dat wij niet voelen voor enige
overschrijding. Dat zijn toch zaken die mijnheer Bijkersma aan moeten
spreken, hij spreekt ook altijd in die termen. Wanneer ik dan het
absolute maximum noem, die terminologie gebruik, dan kan dat over het
algemeen nog niet in de schaduw staan bij de woordkeus die hij normaal
gebruikt
Vreemd is het dat de heer De Beer eigenlijk zonder noemenswaardi
ge opmerkingen akkoord gaat in de commissie en vervolgens de heer
Bijkersma opstaat en met veel vertoon van woorden de macht grijpt. Ik
zou eigenlijk willen zeggen: wie is heer sterker dan De Beer, juist
Bijkersma
Voorzitter, richting de PAL-fractie even een kleine opmerking.
Het valt mij op dat de heer Meerdink het onderzoek van de Thorbecke
Academie ietwat belachelijk maakt. Toen de Thorbecke Academie voor
spelde dat de PAL-fractie drie zetels zou krijgen bij de verkiezingen,
was de PAL-fractie tevreden over het onderzoek. Nu het niet in hun
straatje past is de vraagstelling slecht. Vreemd.
De heer Bijkersma: Voorzitter, ik zal proberen een reactie te
geven op de verschillende sprekers welke zijn ingegaan op mijn woor
den. Ik begin dan met de heer Van Olffen. Hij maakte zich er erg kwaad
over dat ik wat anders zou zeggen dan in de commissie is beslist. Ik
ben het met de heer Van Olffen eens, in de commissie is gesproken over
de opzet van het zwembad, over de hele gang van zaken, dat wij graag
willen dat er een prima zwembad komt. Daar staan wij nog achter. Dat
is het begin van mijn betoog geweest. Maar wat zo vaak gebeurt als
iemand van deze raad van een oppositiepartij, die is er officieel niet
volgens de Gemeentewet, iets naar voren brengt, dan wordt onmiddellijk
al afwerend gekeken en niet geluisterd. Dat merk ik wel vaker op.
Mijnheer Van Olffen heeft een aantal zaken naar voren gebracht
waarin hij aangeeft waarom zijn fractie voor dit voorstel is. Hij is
ook nog persoonlijk bij een aantal zwembaden langs geweest. Dat kan ik
ook best op een warme dag gaan doen en dan is het stampvol. Het gaat
natuurlijk om de hele tendens in een jaar. De heer Van Olffen moet er
niet een dag uithalen. Ik vond dat ook geen sterk argument om mij te
bestrijden.
Verder is de heer Van Olffen op de financiële aspecten niet
ingegaan. Ik stel duidelijk dat de heer De Beer naar voren heeft
gebracht dat de hele opzet van het zwembad zo is dat hij zich daar in
kon vinden en de fractie heeft daarmee ingestemd. Alleen, toen wij bij
nadere bestudering de zaak financieel nog eens op een rijtje zetten,
zeiden wij: daar zit toch een mankement in. De heer Van Olffen wil
toch niet beweren dat de heer De Beer zijn stukken niet goed bestu
deert, maar het is in deze democratie zo dat in een commissie al een
indicatie wordt gegeven hoe een fractie zal stemmen, maar er is geen
stemdwang. Wij bespreken in de fractie hoe wij dat zullen doen. Als
dan blijkt dat datgene wat in de commissievergadering in grote lijnen
naar voren is gebracht, in detail wordt bestreden, hebben wij in de
41