hebben opgelegd aan de Commissie voor Georganiseerd Overleg en aan de
Commissie voor Organisatie-, Personeels- en Informatiezaken, zoals
blijkt uit de adressering. Het zou verstandiger zijn dat zijn verte
genwoordiger in die beide commissies de discussie in die commissies
even afwacht. Dat wethouder Kessler dan pas met een antwoord komt. Als
de wethouder nu al zegt: voor kennisgeving afgedaan, dan zou dat
kunnen betekenen: daar praten wij niet meer over. Ik vind dat niet
korrekt ten opzichte van het personeel. Ik ga niet in op de inhoud van
de brief, dat vergt een uitvoeriger discussie, maar ik vind wel dat de
beantwoording van de wethouder in de richting van het personeel veel
en veel te mager is.
De heer Kessler(weth.Wij hebben deze brief opgevat als een
brief van de MZC-secretarie gericht aan het college van b. en w. aan
de CDR, aan het GO, aan de centrale ondersteuningsgroep, aan de
gemeenteraad, aan leden van de Commissie voor OPI, aan het personeel
van de secretarie en aan de MZC van de diensten. Ik kan mij haast niet
voorstellen dat de bedoeling van de briefschrijvers is geweest dat al
die verschillende instanties, dat zijn er totaal in stuk of zeven,
allemaal uitvoerig zouden gaan reageren op deze zwanenzang, zo zou ik
het bijna willen noemen. De MZC-secretarie bestaat al niet meer en in
die zin hebben wij ook het antwoord bedoeld zoals dat nu op de medede-
lingenlijst staat: laten wij deze brief als raad in ieder geval voor
kennisgeving aannemen.
Ik ben eigenlijk van mening - en zo heeft het ook in het krante
artikel gestaan - dat waar er in een bepaald proces met betrekking tot
de reorganisatie kritiek is van het MZC, in eerste instantie in het
overleg dat de MZC voert met de inpassingscommissie die kritiek
weerlegd moet worden. Blijkt men er daar niet uit te komen of dat er
zaken spelen die van een zodanige importantie zijn dat zij naar een
hoger niveau getild moeten worden, dan is het in eerste instantie een
taak van het college en pas in laatste instantie, als er echt een
grandioos conflict aan de orde is, een zaak dat de gemeenteraad er
zich mee moet bemoeien. Zo heb ik ook in de richting van de krant mijn
mening gegeven. In die zin is wat hier staat: voor kennisgeving
aannemen, de juiste lijn. Overigens wil ik op dit moment wel nadrukke
lijk stellen dat mijn wat "recht voor zijn raap" commentaar op een
vraag van een journalist, niet betrekking had op alle kritiekpunten
die in deze brief aan de orde kwamen, maar puur en alleen op: zijn er
baantjes in het informele circuit weggegeven? Het antwoord daarop is:
nee. Het emotionele antwoord daarop is: volstrekte kolder. Dat heb ik
ook als zodanig gebruikt, omdat wij heel nadrukkelijk met de bonden in
het sociale statuut een heel inpassingsproces hebben afgesproken.
Daarin is simpelweg geen ruimte om in het informele circuit baantjes
weg te geven. Het is een heel normale procedure geweest, weliswaar in
een kort tijdsbestek, met veel beslissingen achter elkaar, maar je mag
absoluut niet stellen dat er in het informele circuit baantjes zijn
weggegeven. Vandaar mijn reactie.
4
De heer Heins: Als de wethouder zegt dat het kolder is, betekent
dit gewoon dat het onmogelijk is dat zulke dingen zich voordoen. Ook
als er door anderen dingen worden opgemerkt die wel gebeurt schijnen
te zijn. Wij vragen dan: onderzoek dit op een behoorlijke manier voor
een dergelijk waardeoordeel te geven.
Op één verzoek is de wethouder nog niet ingegaan. Hij heeft nu
een procedureel antwoord gegeven: het wordt eerst in de diensten zelf
besproken. De brief die ook aan de Commissie voor OPI is gericht,
wordt daar verder ook besproken, neem ik aan. Wij spreken er daar dan
wel verder over.
De heer Bijkersma: Voorzitter, de wethouder heeft het adres
lijstje voorgelezen waar de brief aan verstuurd was. Dat maakt het
verhaal misschien wat langer, maar daar ging het mij niet om. Waar het
mij om gaat is dat de Medezeggenschapsraad meent een brief met opmer
kingen te moeten richten aan een aantal instituten. Ik ga helemaal
niet in op de inhoud van de brief, dat is mijn taak nu niet. Dat hoort
niet zozeer in de gemeenteraad thuis, daar heeft de wethouder gelijk
in. Ik ga ook niet in op datgene wat in de krant is geschreven. Ik ga
gewoon in op een brief van ons personeel dat een aantal punten onder
onze aandacht wil brengen. Daarvoor hebben wij commissies, belangrijke
commissies, zoals de Commissie voor Georganiseerd Overleg en de
Commissie voor Organisatie-, Personeels- en Informatiezaken. Als de
wethouder nu had gezegd: deze brief zal aan de orde worden gesteld in
die en die commissie, hadden in eerste instantie velen tevreden kunnen
zijn. Om nu te zeggen: voor kennisgeving aannemen, is wat bagatellise
rend ten opzichte van het personeel. Dat hoort niet bij modern perso
neelsbeleid, mijnheer de voorzitter. Daarop is mijn kritiek gebaseerd.
Ik zou willen voorstellen om, in plaats van het antwoord dat de heer
Kesller nu geeft, te stellen dat deze zaken in het de Commissie voor
GO en en Commissie voor OPI aan de orde zullen komen. Dan zien wij wel
wat er uit komt. Op de manier zoals het nu gaat is niet korrekt.
De heer Den Oudsten: Ik zou het verzoek van de heer Heins om de
problematiek in de Commissie voor OPI te bespreken, gaarne willen
ondersteunen. Dat is belangrijk. Aan de andere kant denk ik dat de
wethouder gelijk dat wij op dit moment niet anders kunnen doen als
raad dan de zaak voor kennisgeving aannemen. Wij zijn uiteindelijk
verantwoordelijk voor wat binnen het ambtelijk apparaat, ook in de
afgelopen periode, is gebeurd. Het ligt voor de hand dat wij zorgvul
dig met deze problematiek omgaan. Ik stel het op prijs dat deze zaak
in die zin stel op de eerstvolgende vergadering van de Commissie voor
OPI op de agenda komt.
De heer Kessler (weth.): Er zijn twee dingen aan de orde. Ten
eerste: de vraag, wat is het antwoord van de raad? Dat staat op pagine
2: voor kennisgeving aannemen. Iets anders is dat ik, zeker als er
twijfels zijn ten aanzien van de zorgvuldigheid van de gevolgde
procedure, best bereid ben om nog een keer in de Commissie voor OPI
5