Voor de rest nogmaals, voorzitter, instemming met de voorstellen die hier voorliggen. (15.00 uur, de heer Den Oudsten komt binnen.) De heer Meerdink: Het commentaar van het college van b. en w. op pagina 5 van de Nadere Standpuntbepaling en de reacties van insprekers ten aanzien van de uitgangspunten van de Notitie Fries, spreekt onzes inziens boekdelen. Door in dit commentaar vrouwen in plaats van Fries en mannen in plaats van Nederlands te lezen, wordt duidelijk dat het beleid dat b. en w. voorstaat niet vanuit een emancipatorische invalshoek is gefor muleerd. Wij zouden dan lezen: "Wij streven er naar om vrouwen bij de gemeente een meer gelijkwaardige plaats te geven. Hierbij dient men zich wel te realiseren dat wij te maken hebben met een reeds jarenlang gegroeide situatie waarin mannen zowel bij de gemeentelijk organisatie als binnen de Leeuwarder samenleving een dominante positie innemen in vergelijking met vrouwen. Wij willen rekening houden met deze bestaan de situatie, dat wil zeggen dat wij een proces van geleidelijkheid ten aanzien van het inschakelen van vrouwen in het arbeidsproces voor staan. Met man-vrouw verhoudingen heeft immers iedereen te maken." En tot slot: "Het gaat om een juiste balans te vinden tussen enerzijds een gelijkwaardige behandeling van vrouwen en anderzijds de huidige man-vrouw verhoudingen." De vergelijking gaat natuurlijk enigszins mank, maar het geeft in ieder geval aan dat het emancipatorische aspect eigenlijk ver te zoeken is. De dominantie van het Nederlands wordt als uitgangspunt genomen. Sterker, het Fries wordt gezien als een soort kultureel monument, iets dat bewaard en behouden moet blijven. De toekomst van het Fries dreigt dan een status te krijgen als gekoesterd kultuurbezit waar geen leven meer in zit. Het door b. en w. voorgestelde beleid is een echt volgend beleid, dat bestaande verhoudingen niet tracht te doorbreken. Aan de ene kant is er het besef dat er in enige mate sprake is van een emancipatiebe weging: wie zich in het Fries tot de gemeente wendt, krijgt in het Fries antwoord, althans voor zover het schriftelijk verkeer betreft, want aan een loketambtenaar wordt een actief gebruik van het Fries niet als functie-eis gesteld. Aan de andere kant willen b. en w. direct rekening houden met het feit dat niet iedereen de niet dominan te taal beheerst. Geen voorkeursbeleid dus, nee het Fries kan er zo nu en dan bij, maar niet bij publikaties die voor iedereen van belang zijn, want niet iedereen beheerst immers de Friese taal. Dat is zoiets als - ik ga weer naar mijn vergelijking terug - ten aanzien van het verdelen van huishoudelijke en verzorgende taken voorstellen om wel cursussen te organiseren, maar niet als eis stellen dat mannen dan een gelijk aandeel in die taken moeten hebben, want het merendeel van hen verstaat die kunst immers niet. De notitie is ook niet geschreven vanuit het gezichtspunt dat doorbreking van bestaande taalverhoudingen met strijd gepaard gaat. In die zin is de notitie oppervlakkig. Alsof het alleen maar gaat om de beheersing van het Fries, het vermogen om het te verstaan en/of te 22 spreken (als maatregel wordt voorgesteld dat ambtenaren een cursus kunnen volgen) en niet om te bevechten dat het Fries ook gebruikt gaat worden. Ik neem als voorbeeld de raad - ook de heer Bilker heeft er daarnet al naar verwezen - kennelijk is de status van een orgaan als de raad zodanig dat het Fries ook door van huis uit Friestalige mensen achterwege wordt gelaten. Hoe zit dat eigenlijk met ambtenaren? Kunnen die het Fries gebruiken? Wordt het gebruik van het Fries door ambtenaren gestimu leerd? In de notitie ligt het accent op een houding van meer dan een passieve beheersing van het Fries kunnen wij echt niet vragen. Dat is toch al heel wat, zult u zeggen, wij leggen de Friestalige burger dan immers geen strobreed in de weg. Maar hoe reageert het college als een ambtenaar zelf het Fries actief gebruikt, ook in een publiekgerichte functie? Bijvoorbeeld wanneer hij of zij naar Den Haag gaat? Wij willen maar zeggen dat de notitie geschreven lijkt te zijn voor een vrij diffuse groep van de Leeuwarder bevolking. Een groep die gebaat zou zijn bij zo nu en dan een Friestalig stukje in "Aan de Grote Klok"een dubbeltalige folder over het beleid met betrekking tot het Fries, enz. Met emancipatie van de Friese taal heeft dit weinig van doen. Het Collegeprogramma '86-'90 wekt bij onze fractie de indruk dat het om meer ging dan het behoud van het Fries als kultuurbezit. Een echt op emancipatie gericht beleid zal ook binnen de gemeente zijn sporen moeten trekken. De opmerking dat de beleidsnotitie geen ver strekkende gevolgen heeft voor het ambtelijk apparaat is de dood in de pot. Er is wel degelijk een andere houding vereist, met name bij ambtenaren die veel contact met publiek hebben. De PAL-fractie wil voorstellen om binnen elke vakdienst voorlich- tings- en discussiebijeenkomsten te houden voor ambtenaren in publiek gerichte functies, met name wat betreft het punt "anticiperen op het taalgebruik van burgers", zoals dat in de Nadere Standpuntbepaling staat. Wat wij daar onder moeten verstaan is niet duidelijk, maar misschien dat je aan de kleding kan zien welke taal men spreekt. Een volgend taalbeleid wordt trouwens bij deze functies niet waargemaakt. B. en w. willen immers niet verder gaan dan de functie- eis passieve beheersing van het Fries. De actieve beheersing daarvan wordt als aanbeveling opgenomen. Daar gaat te weinig stimulerend effect vanuit. Ik wil daarom de volgende motie indienen: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 23 april 1990, behandelende de Notitie Fries, overwegende, dat: - een zogenaamd volgend taalbeleid vereist, dat ambtenaren in publiekgerichte functies in staat en bereid zijn Fries te spreken, wanneer zij in het Fries door burgers worden aange sproken; - een passieve beheersing van het Fries door ambtenaren in die functies niet voldoende uitnodigend is voor de Friessprekende 23

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1990 | | pagina 12