Het is de bedoeling dat wij nu een drankje en een hapje gaan
nuttigen en nog even bij elkaar zijn. Wij doen dat in het informatie
centrum. Velen van u hebben die dit nog niet hebben gezien, hebben
hiertoe dan meteen de gelegenheid.
De heer Miedema: Voorzitter, leden van de raad, een korte opmer
king van mijn kant. Met name ook namens de andere leden van mijn
fractie die vertrekken.
De laatste weken voor dit gebeuren verschijnen er alle mogelijke
artikelen in de krant. Je ziet dan alle mogelijke stukken en je leest
die met enige aandacht. Je komt dan uitspraken tegen waarvan je zegt:
nou ik weet het niet. Ik wil u één niet onthouden. Die luidt: be
stuurders gaan en betere komen. Ik vond dat treffend. Ik vond dat ook
plezierig voor de stad. Na de woorden van de voorzitter begin ik wat
te twijfelen aan deze uitspraak. Maar ik vond hem aardig genoeg om
hier toch even mee te nemen.
U heeft het verloop van een aantal van ons geschetst en ik wil
daarop doorgaan. Vanuit het verleden was het altijd een goed gezegde -
met name uiteraard binnen de CDA-fractie - raadsleden en college
moeten naar inwoners luisteren, maar er niet voor denken, dat kunnen
zij zelf. Ik denk dat dat ook vandaag de dag nog opgeld doet, opgeld
moet doen. Als je daarop door denkt, zijn er een aantal ontwikkelingen
binnen deze gemeenschap en binnen Nederland met zijn dichte bevolking
en met zijn problemen, die je niet alleen kunt overlaten aan de
bewoners, daar zal ook een college en een raad moeten nadenken. Ik
denk dat al die mensen die nu afscheid nemen dat ook gedaan hebben. En
ik denk, voorzitter, dat er enige reden voor zorg is dat zoveel mensen
weggaan. Als iemand weggaat die 28 jaar in de raad heeft gezeten, is
dat geen ramp. Maar als er jonge mensen weggaan, die getoond hebben
interesse te hebben, die getoond hebben mee te willen doen, wat
waardevolle raadsleden waren - en ik kijk zo de kring rond - dan denk
ik dat een stukje continuïteit ook in dit bestuursorgaan op zijn
plaats is en ook dat het goed is dat daar over nagedacht wordt, met
name ook door de politieke partijen. Als de helft van de raadsleden
vervangen wordt in één periode, is dat een reden om eens na te denken
of dat kan en mag.
U heeft een borrel beloofd. Ik denk dat dat voor mij inhoud om
het zo kort mogelijk te houden. Namens ons vieren hartelijk dank, met
name aan de leden van de raad. Ik denk dat wij allemaal ervaren hebben
- op welke plaats dan ook - welke medewerking je had, binnen welke
goede sfeer wij de gesprekken konden voeren. Dat wij ieder ons eigen
optie hadden, ieder onze eigen ideeën, ieder onze eigen streken, dat
hoort zo en dat moet ook zo blijven. In zijn totaliteit denk ik dat
wij binnen het Leeuwardense een voortreffelijke sfeer gehad hebben in
de raad. Ik heb vanmiddag mogen constateren dat ook na een jaar
afwezigheid er niets verbeterd is, daar neem ik dan kennis van.
Mensen allemaal, er zijn veel die op dit moment niet meer in de
raad zitten die ik meegemaakt heb, ook namens mijn collega's hartelijk
dank voor de medewerking en ik hoop dat de reorganisatie inderdaad
58
oplevert wat iedereen er van verwacht, maar ik hoop ook dat de raad
nog enige zeggenschap overhoudt. Dank u.
Mevrouw Visscher: Ik wil allereerst bedanken voor de oorkonde die
ik gekregen heb, ik weet niet eens meer hoe hij heette. (De Voorzit
ter: Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.Ik wil daarvoor danken en
ik wil dit ook zien als een blijk van waardering voor wat ik gedaan
heb, maar ook, en dan heb ik het speciaal even over het vrouwenwerk,
aan al die vrouwen die dat met mij gedaan hebben. Veel mensen komen
nooit in de publiciteit, maar je doet het niet alleen, je doet het met
elkaar. Ik heb in al die jaren met heel veel vrouwen samengewerkt, die
hebben ook hun schouders er onder gezet. Ik wil dit toch zien als een
hulde betoon voor al het werk dat ook zij verricht hebben. Dit kun je
niet alleen.
Wat de raad betreft wil ik nog even memoreren dat toen ik in de
raad kwam in 1970 bleek tot mijn verbazing dat ik wat geld kreeg. Ik
was mij er namelijk helemaal niet van bewust dat wij presentiegeld
kregen, daar wist ik niets van. Er is natuurlijk veel veranderd. Wij
kregen toen het rapport van het VNG, waarin werd geconstateerd dat het
raadswerk zo veelomvattend was dat de mensen uit financiële overwegin
gen het eigenlijk niet meer konden waar maken. Vandaar dat wij toen in
1974 een andere beloning, zeg maar salariëring kregen. Men vond dat
het primaat van de raad overeind moest blijven, dat werk was zo
veelomvattend, dat kon met die kleine vergoeding eigenlijk niet meer.
Dat is een hele verandering en ontwikkeling geweest.
Wat de raad verder betreft, wij zijn begonnen met wat de heer
Miedema ook al memoreerde, de stadsvernieuwing. De Groene Weg was net
aangelegd toen ik kwam, dat was het eerste van het binnentrangentIk
vond dat een ramp. Verdere rampen hebben wij met elkaar kunnen voorko
men, door anders te denken. De auto uit de stad, de fiets in de stad.
De Oostergracht zou zelfs versmald worden. Er zouden doorbraken over
de terpen komen. Dat is gelukkig allemaal afgewend. Wij hebben de
stadsvernieuwing gekregen, wat toen zeer urgent was. Er was al veel
onder de slopershamer verdwenen, voor een deel hebben wij dat kunnen
voorkomen. Ook de burgers hebben veel gedaan voor de stadsvernieuwing.
Daar wil ik hen voor danken, want ik heb ontzettend veel respect gehad
voor het volhouden van die mensen. Je moet het niet te gering achten
wat al de burgers, vrijwilligers en al die wijkbesturen doen.
Nu staan wij voor een nieuwe uitdaging. De grote gebouwen is
allemaal al gememoreerd, maar het beheer van de stad, het beheer van
de naoorlogse wijken waarbij de burger weer een rol zal moeten gaan
spelen, lijkt mij een gigantisch probleem en dat heeft een geweldige
inzet nodig. Ik wil daar alle mensen hier, maar ook de burgers,
sterkte bij wensen.
Verder wil ik iedereen danken voor de plezierige omgang met
elkaar. Iedereen met wie ik te maken heb gehad. Ik vond het altijd een
hele plezierige raad, ook de commissies. Als ik dan lees over wat wel
in andere steden is gebeurd, vind ik het hier voortreffelijk. Wij zijn
nooit door politieke meningsverschillen vijanden geworden. Het ging
59