lijk met het hele standplaatsvergunningenbeleid van de gemeente. Daarop zal ik hier niet verder ingaan. Waar het om gaat is dat naar de mening van onze fractie in gevallen als deze gezocht moet worden naar mogelijkheden om de gedupeerden van een besluit compensatie te bieden voor de geleden schade. In dit concrete geval kan dat door of een vergelijkbare standplaats aan te bieden of door financiële compensa tie. Ik heb een motie opgesteld waarin het college uitgenodigd wordt voor een dergelijke benadering te kiezen. Die motie luidt als volgt: De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 23 ap ril 1990, behandelende punt 8 van de agenda, overwegende, dat: - de gemeente de nadelen van haar bestuurshandelen voor derden zoveel mogelijk dient te beperken; - dit niet alleen een eis van behoorlijk bestuur is, maar ook past in een klantvriendelijke benadering; - van een dergelijke benadering in het geval van de verplaatsing van de kraam van de heer Van Dijk weinig sprake is; besluit: het college van b. en w. op te dragen te zoeken naar mogelijkhe den om het nadeel, dat de heer Van Dijk door de verplaatsing van zijn kraam geleden heeft, zoveel mogelijk te compenseren, en gaat over tot de orde van de dag. De motie is mede-ondertekend door de heer Heins. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadsla gingen Mevrouw Van Ulzen: Wij zijn het eigenlijk zonder meer eens met wat de heer Meerdink net vertelt. Bovendien zouden wij er aan willen toevoegen dat gezien het beleid van de gemeente is om zoveel mogelijk informatie te verstrekken aan haar burgerswij zouden willen voor stellen dat het college de heer Van Dijk alle informatie doet toekomen over wat voor hem de resterende mogelijkheden zijn. Wij zullen de motie van de PAL-fractie steunen. De heer Timmermans (weth.Wat hier voor ligt is een juridisch betoog op een nog veel droger juridisch briefje van de heer Sleijfer namens degene die het aangaat. Er is namelijk een juridische procedure tegen de gemeente gestart en daar reageren wij op met juridische argumenten. Waar gemakshalve hier in de betogen van de beide sprekers aan voorbij wordt gegaan, is dat wij heel lang al gesproken hebben met degene die het hier aangaat. Wij hebben heel lang samen met hem gezocht naar een betere plaats en zijn er niet uitgekomen. Uiteinde lijk zijn wij tot de plaats gekomen die de heer Van Dijk zelf geop teerd heeft, wetende dat dat inderdaad een mindere plek is. Dan kom ik terug op het gegeven dat wij een private overeenkomst 8 hebben gesloten. Ik ga even voorbij aan de hele juridische rimram die de heer Meerdipk hier naar voren heeft gebracht. Wij zullen wel door de Arob-rechter laten toetsen of wij dat onjuist hebben gedaan of niet. Het lijkt mij niet. Wij verlenen inderdaad standplaatsen met de uitdrukkelijke regel in de overeenkomst dat daar geen rechten aan kunnen worden ontleend. Dat betekent dat de ene standplaatshouder inderdaad een betere plek heeft dan de ander. Maar het is niet zo dat wij in een situatie als hiervoor een nieuwe vergelijkbare standplaats garanderen. Als wij dat doen, komen wij als gemeente op een heel erg hellend vlak terecht. Dan leg je claims voor de toekomst die je achteraf niet waar kunt maken, omdat er geen garanties kunnen worden gegeven. Daarom is ook het prijsje waarvoor deze mensen kunnen staan daarop aangepast. Ik denk dat ik daarmee voldoende duidelijk heb gemaakt dat er wel degelijk uitvoerig en langdurig overleg met de heer Van Dijk heeft plaatsgevonden en dat wij geen betere plek hebben kunnen vinden. De zaak is derhalve op een zorgvuldige manier afgehandeld. De heer Meerdink: De wethouder gooit het op een juridische procedure, alsof niet een politiek aspect aan de orde zou zijn. Ik heb met name ook in de motie geformuleerd dat het om een klantvriendelijke benadering gaat. Dat past toch dacht ik ook in het kader van de reorganisatie binnen de doelstellingen. Wat ik hier aantref, als ik deze raadsbrief lees, is een opsom ming van argumenten waarom niet tot een vorm van compensatie behoeft te worden overgegaan. En één van die argumenten daarvan zeg ik: klopt dit wel? Op pagina 1 iets boven het midden wordt aangegeven: "Aange zien voor het standplaats innemen geen publiekrechtelijke vergunning was verleend ingevolge de Algemene Politieverordening Leeuwarden kon van intrekking van de vergunning geen sprake zijn, zodat geen aandacht behoeft te worden besteed aan de vraag of eventuele nadeelcompensatie zou moeten worden toegekend." Dan vraag ik mijzelf toch af, hoe zit dat dan? De gemeenteraad stelt de Algemene Politieverordening vast, daarin staat: "Het is verboden standplaats in te nemen zonder vergun ning van b. en w.B. en w. verleent geen vergunning en gaat vervol gens hetzelfde argument gebruiken om geen nadeelcompensatie te ver strekken. Ik vind dat onbehoorlijk. Dat heeft niets met juridische rimram of wat dan ook te maken; dat is gewoon onbehoorlijk bestuur. Dat is wat ik constateer. De motie blijft dus gehandhaafd. Mevrouw Van Ulzen: Het gaat ons ook voornamelijk om de klanton vriendelijke benadering. Het kan best zo zijn dat het college het gelijk aan haar kant heeft. Desondanks zullen wij toch de motie van de PAL-fractie steunen. Wij vinden dit een buitengewoon onplezierige manier van reageren. Mevrouw De Haan: Een korte stemverklaring, mijnheer de voorzit ter. Ik begrijp uit het antwoord van de wethouder dat er uitvoerig overleg is geweest en er alles aan gedaan is om een zo goed mogelijke

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1990 | | pagina 5