dat er momenteel een periodieke rapportage is. Hij heeft er overigens ook op aangedrongen om dat te continueren. Hij heeft de stand van de algemene reserve in zijn overwegingen betrokken en heeft nog eens de achterstand van de rekeningen aangehaald. In de Commissie voor de Middelen hebben wij deze zaak uitvoerig aan de orde gehad en het is bekend dat die achter stand op dit ogenblik toch vrij snel wordt ingehaald. Wij hebben vanavond de rekeningen 1986 en 1987 en als alles goed gaat hopen wij dit jaar 1988 nog aan u voor te leggen. In de eerste helft van 1991 zal 1989 dan aan de orde komen. Dan zijn wij nog niet helemaal bij, maar dan zijn wij bezig met het laatste staartje. De heer Bilker constateert terecht dat je daardoor een slagvaardiger beleid kunt voeren. Slagvaardig omdat je dan de rekeningen inderdaad kunt gebruiken als beleidsinstrument. Je kunt bekijken aan de hand van de rekeningen hoe in feite je uitgaven en je inkomsten zijn verlopen. Daar kan je analyses uit trekken waarmee je voor de toekomst nog iets kunt doen. Dan heeft de heer Bilker er op gewezen dat een aantal taakstellingen niet is gehaald. Dat is inderdaad het geval. Ik wil in dat verband nog opmerken dat wij op dit ogenblik rekeningen opmaken en ook een voorjaars nota opmaken vanuit de sector begroting van onze gemeente. De mensen die belast zijn met het opstellen van de begroting, maken ook deze overzich ten op, zij schatten ook zaken in op de vraag of ze gehaald kunnen worden of niet. Het is de bedoeling dat het in de nieuwe organisatie anders gaat. Ik heb hoop, en die plannen zijn er ook, om half 1991 met een eerste rapportage te komen, waarbij de gegevens omtrent de beleidsdoel stellingen kunnen worden gehaald uit de desbetreffende beleidsafdelingen. Dan zullen niet vanuit één centraal punt binnen de gemeente de gegevens worden aangedragen, maar zal elke afdeling verplicht worden om voor een bepaalde tijd de stand van zaken te leveren en dan zal ook, veel beter dan nu, de motivering kunnen worden gegeven waarom bepaalde zaken wel of niet gehaald worden. Dat is toekomstmuziek, maar het komt steeds dichter bij. Dan heeft de heer Bilker gesproken over de onroerendgoed belasting, waarbij ik het maar in het Nederlands uitspreek. Hij heeft gezegd, wij hebben vorig jaar bij het beleidsplan de tarieven verhoogd met 12 en 132. Er is herinnerd aan de motie Krol die toen geweest is. Hij vraagt zich af of bij de stand van de algemene reserve van op dit moment 6.500.000,-- het toch niet mogelijk zou zijn om de inhoud van die motie zoals die indertijd gold, namelijk om de zaak te faseren - eerst 1.700.000,-- en dan later te zien in hoeverre er verder nog verhoogd moet worden - alsnog uit te voeren. Hij heeft zelf al gezegd dat de motie het toen niet gehaald heeft. Wat dat betreft ga ik gewoon uit van het raadsbesluit zoals dat er ligt. Maar, voorzitter, ik denk dat nog een andere zaak speelt: de heer Bilker vergelijkt de opbrengst van de onroe rendgoed belasting met de stand van de algemene reserve. Dat is prin cipieel onjuist. Hij zou voor wat betreft deze structurele inkomsten van de gemeente moeten kijken naar de exploitatie van de gemeente, naar het verschil tussen uitgaven en inkomsten op de gewone dienst en pas dan kun je daar een goed beeld van krijgen. De algemene reserve is op zichzelf een instituut dat gevuld wordt door inkomsten uit soms heel toevallige 38 incidenten: verkoop van gronden etc., rekeningsoverschotten of misschien meevallende verliezen op rekeningsbasis. Daar wordt de algemene reserve mee gevuld. Het is met name een instrument om incidentele onverwachte tegenvallers op te vangen. Het zegt over de exploitatie en over de financiële stand van zaken van de gemeente verder niet zo heel veel. De heer Bilker heeft toen gesproken over het openbaar groen en heeft daarover een betoog gehouden. Ik neem aan dat college Timmermans ook dat zo meteen mee zal nemen. Dan kom ik bij de heer Brinks, die over de toonzetting van de Voorjaarsnota heeft gesproken. Hij heeft gezegd dat hij gematigd optimis tisch is. In 1989 was hij pessimistisch. Hij constateert dat de toonzet ting van deze Voorjaarsnota verschilt met de begroting van 1990, die was toen veel optimistischer. Toch wijs ik er op dat er ook in die begroting voorbehouden zijn gemaakt. Daar zijn echt, als je het financiële gedeelte leest, voorbehouden gemaakt; daar is gewezen op mogelijke tegenvallers die eraan zouden kunnen komen. De heer Brinks heeft vervolgens een opsomming gegeven van voor en tegenvallers in de nota. Hij heeft gezegd dat hij met het grootste deel van de voorstellen zoals die zijn weergegeven, akkoord gaat, mits voor het milieu 500.000,wordt uitgetrokken. Wat dat betreft is de motie medeondertekend door de PAL-fractie. Daarop gaat de heer Timmermans zo meteen in. De heer Brinks heeft er overigens ook op gewezen dat naar zijn mening voor de komende jaren voor het milieu grote bedragen zullen moeten worden uitgetrokken. Ik zou willen voorstellen, voorzitter, om die zaak te behandelen bij het beleidsplan dat komend najaar aan de orde komt. De heer Bakker heeft gewaarschuwd voor te vroeg gejuich. In zijn algemeenheid ben ik het daarmee eens. Je moet nooit te vroeg juichen. Dat doen wij overigens ook niet, voorzitter. Het is echt niet zo dat wij als college hier een beeld geven van nu kan alles. Bepaald niet, als ik pagina 7 van de Voorjaarsnota voor mij neem, staan daar heel duidelijk een aantal zaken die in de toekomst er aan kunnen komen en die nog wel eens voor een aantal tegenvallers van formaat kunnen zorgen. De heer Bakker heeft er verder op gewezen dat wij er op moeten letten dat wij geld overhouden om de positie van onze stad te waarbor gen. Wij doen veel investeringen: stadskantoor, zwembad, etc. Dat zijn natuurlijk investeringen waarover hier besluiten zijn genomen, die zijn meegenomen in de opzet zoals die hier wordt aangeboden. Anders zou het natuurlijk niet zo best zijn. Verder heeft de heer Bakker gewezen op de knooppuntstatus en daar een filosofie over te berde gebracht. Ik laat dat voorlopig voor wat het is, tenzij men zegt dat wij daar middelen voor moeten uittrekken. Ik denk dat de knooppuntstatus nu juist met zich meebrengt dat wij in aanmerking komen voor rijksmiddelen en provinciale middelen. Die middelen worden juist opengesteld voor zogenaamde knooppunten in het land. Wij moeten nu met elkaar een beleid voeren dat er op gericht is dat wij daarvoor maxi maal aan de bak komen. Dan heeft de heer Bakker nog even gewezen op de woningbouw. In het algemeen is het zo dat woningbouwprogramma's - maar ook dat weet collega 39

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1990 | | pagina 20