voorzieningen en voorwaarden schept om kinderopvang mogelijk te maken en
wel op een volwaardige manierDit proces is onlosmakelijk gekoppeld aan
het emancipatieproces van vrouwen. Hoewel opvoeden en verzorgen van
kinderen een taak is voor zowel mannen als vrouwen is de praktijk nog
steeds dat vooral vrouwen deze taak hebben. Kinderopvang biedt hen de
mogelijkheid al dan niet betaalde activiteiten buitenshuis te verrichten.
De investering in kinderopvang van vandaag is daarom in de praktijk
vooral ook een investering in het emancipatieproces van vrouwen. Tot
zover enkele algemene opmerkingen.
Nu dan de nota, daarin komt de discussie tussen kwaliteit en kwanti
teit nadrukkelijk naar voren. Ik wil beginnen bij de uitgangspunten.
Daarin staat op bladzijde 2 dat eigenlijk kwaliteitsverbetering ten
dienste staat van de uitbreiding van de capaciteit. In de commissie
hebben wij daar ook al kritiek op geleverd. Onze voorkeur gaat nadrukke
lijk uit naar de bepaling in het Collegeprogramma, waarin op bladzijde
28 staat dat kwantiteit en kwaliteit naast elkaar een functie krijgen bij
de beoordeling van noodzakelijkheden in het kader van de kinderopvang.
Die twee moeten dus gelijke tred houden. Onze voorkeur gaat nadrukkelijk
uit naar de nieuwe tekst van het Collegeprogramma en ik neem aan dat het
college dat alleen maar kan onderschrijven als ik citeer uit het College
programma
Het tweede punt betreft de bedrijfsgerichte kinderopvang. Daarin
valt toch nog steeds een terughoudende opstelling van de gemeente te
constateren, alsof het zou gaan om een tegenstelling tussen de bedrijfs
gerichte kinderopvang en de gesubsidieerde kinderopvang, terwijl die een
uitstekende aanvullende functie zou kunnen vervullen en de wachtlijst ook
van de SKL zou kunnen verminderen. Het gaat dan om een aanvullende
functie en niet om het hart van de kinderopvang.
Wij missen tot nu toe een duidelijk beleid van de gemeente ten
aanzien van deze vorm van kinderopvang, te meer daar er ook mogelijkheden
zijn om de Oort-gelden daarvoor aan te wenden. Er wordt gesproken dat de
gemeente niet financieel betrokken hoeft te zijn, maar in ieder geval wel
inhoudelijk betrokken dient te zijn bij de bedrijfsgerichte kinderop
vang. In ieder geval wordt verondersteld dat er beleid gevoerd zal moeten
worden op dit terrein. Dus met nadruk nog een pleidooi om de discussie
in de commissie te voeren om een nadrukkelijker beleid te formuleren met
betrekking tot de bedrijfsgerichte kinderopvang.
Wat betreft de fusie van de SKL en het Gastouderproject zijn wij
akkoord met de bemiddelaar. Wij hanteren daarbij nadrukkelijk wel de
termijn van 1 januari, de datum waarop de fusie tot stand moet zijn
gekomen, althans de vormgeving daarvan, de intentieverklaringen in die
richting uitgesproken moeten zijn. Wij zijn al een aantal jaren aan het
praten over de fusering van deze twee instellingen; na deze datum mag wat
ons betreft het subsidiemiddel gehanteerd gaan worden om het fusieproces
te stimuleren. Omdat de discussie over de fusering namelijk de gezamen
lijke inspanning om tot uitbreiding te komen aanmerkelijk zou kunnen gaan
frustreren en nogal wat energie zal gaan vergen.
De huisvesting is een aanzienlijk knelpunt, zeker op korte termijn.
Wij verwachten op korte termijn voorstellen om aan de meest urgente
46
knelpunten een oplossing te bieden. Maar huisvestingsknelpunten zijn er
ook op langere termijn. Het college spreekt de intentie uit om te komen
tot een huisvestingsplan, dat is op zich akkoord. Wij willen er nadrukke
lijk voor pleiten om vrijkomende scholen zonder onderwijsbestemming
daarvoor te benutten. Wij hebben een motie geformuleerd om nadrukkelijk
wat voorrang te geven bij de keuze wat met die scholen te doen. De motie
luidt als volgt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden in vergadering bijeen op 25 juni
1990,
overwegende dat,
voor de kinderopvang op korte en langere termijn grote
behoefte is aan nieuwe huisvestingsmogelijkheden;
over het algemeen de vrijkomende scholen in het basisonder
wijs zonder onderwijsbestemming zich uitstekend lenen om in
deze huisvestingsbehoefte te voorzien;
besluit
met voorrang eventueel vrijkomende scholen zonder onderwijsbestem
ming te benutten ten behoeve van de huisvesting van kinderopvang."
Deze motie is mede-ondertekend door mevrouw Dikken. (De Voorzitter:
De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagin
gen.
Het volgende punt is het peuterspeelzaalwerkdit ondergeschoven
kindje in de Knelpuntennota verdient meer aandacht. Het tekort aan
aandacht is deels veroorzaakt door de slechte organisatie van het werk,
maar is ook een teken dat dat werk nog onvoldoende aandacht heeft gekre
gen in het gemeentelijk beleid. Het is erg belangrijk; het gaat om 31
organisaties; meer dan 1000 peuters en 75 groepen. Een aantal knelpun
ten zullen worden meegenomen bij de volgende discussies over de kinderop
vang zegt het college in de raadsbrief toe. Een zeer knellend punt wat
ons betreft, maar ook wat betreft de peuterspeelleidsters zelf, is de
CAO- Welzijn. Het college heeft in ieder geval toegezegd dat punt te
willen heroverwegen. Dat vinden wij mooi, maar nog niet duidelijk genoeg.
Wij willen dat heroverwegingsproces in ieder geval stimuleren door de
volgende motie:
"De raad van de gemeente Leeuwarden in vergadering bijeen op 25 juni
1990,
overwegende dat,
het peuterspeelzaalwerk een belangrijke functie vervult in
het kader van de opvang van kinderen;
de gemeente streeft naar kwaliteitsverbetering van deze
werksoort
versterking van de rechtspositie van de peuterleidsters in
dit kader noodzakelijk is;
versterking van de rechtspositie tevens van emancipatorisch
belang is;
spreekt uit:
47