ren en een zorgvuldige fasering aangepast aan de concrete vraag. Dat is eigenlijk de bevestiging van de opmerking die de heer Ten Hoeve maakte. Ten aanzien van de vrije sector kavels en de kwaliteit van de architectuur, de beeldkwaliteit van de totale lokatie, denk ik dat de opmerking vrijheid-blijheid - als ik hem zo mag vertalen - daar niet van toepassing moet zijn. Er hoeft geen discussie te zijn over de vraag of het gewenst is dat er in ruimtelijke zin en ook in architectonische zin een goede kwaliteitswijk gaat ontstaan. Die wens is er bij iedereen. Dat moeten wij goed in de gaten houden. De vraag is alleen, in welke markt opereer je? Wij hebben het nadrukkelijk over de wens om een concurrerende markt te kunnen bieden, een concurrerende positie te kunnen innemen ten opzichte van de suburbane andere kernen die in deze provincie zijn, dus praten wij over een concurrerende prijs. Dat betekent natuurlijk ook dat wij voor een bepaalde sector in de markt praten. Wij kunnen niet, zoals bijvoorbeeld sommige steden in de randstad, nadrukkelijke eisen stellen zoals: u zult moeten kiezen uit die architecten voor de bouw. Dat kan onze rol niet zijn. Wij moeten wel degelijk ruimte bieden voor eigen initiatief en eigen voorkeur zoals die ook - maar de meningen daarover zijn verdeeld, ik erken dat graag - in het Nijldn nu aan de orde zijn. Maar wij hebben tegelijkertijd wel de verantwoordelijkheid om in de zin van voorbeeldwerking te proberen met name voor die lokaties die vanaf het omliggende wegennet nadrukkelijk in beeld komen te streven naar een harmonieus gaaf bebouwings en ruimtelijk beeld. Dat betekent dat je kunt differentiëren in de mate waarin je bereid bent om daar corrigerend op te treden. Wij kunnen vervolgens de discussie gaan voeren hoe je dat doet U heeft begrepen dat wij voornemens zijn om de heer Gunnar Daan als een soort bouwcoördinator aan te wijzen, die met name ook die kwalitatie ve toets voor ons zou kunnen behartigen. Dan gaat het waarschijnlijk niet om het voorschrijven van, dat en dat moet u doen, maar veel meer in discussie komen met toekomstige eigenaren en bewoners om te kijken hoe je gezamenlijk tot dat kwaliteitsbeeld kunt komen. Ik denk wij meer in die sfeer zullen moeten opereren, los van eventuele prijsvragen, kleine projecten, zoals wij die bijvoorbeeld ook nu bij de Mr. P.J. Troelstra- weg aan de orde hebben. Dat zou wat mij betreft het beeld kunnen zijn van de aanpak. Ik kom dan bij de heer Terpstra. Ik heb die dacht ik ook al voor een deel beantwoord. Ook wat betreft zijn opmerking van serieus luisteren naar bezwaren. Het zal u duidelijk zijn dat in de door mij geschetste verdere procedure daar wel degelijk aandacht aan wordt gegeven. Zoals naar mijn overtuiging in het rapport en de Reactienota serieus op de vraag is ingegaan. Los van of je het er mee eens bent of niet. Dat is een zaak die wij gewoon moeten volhouden. Dan de ELF-stralingIn de raadsbrief en met name ook in de Reactie nota staat daarover een vrij uitvoerige passage verwoord. Het probleem is dat tot op heden geen wetenschappelijke relatie is gelegd tussen de aanwezigheid van hoogspanningsleidingen en de gezondheidsrisico's. In de publiciteit zijn wel degelijk signalen dat door anderen daaraan wordt getwijfeld. Vervolgens heb je een discussie waarin je je als lokale 28 bestuurder niet zo geweldig prettig voelt, omdat je niets kunt bewijzen. Wel kan in ieder geval tot nu toe niet bewezen worden dat er een relatie bestaat. Over het algemeen is dat het meest sluitende wetenschappelijke bewijs, maar dat laat onverlet dat voor de burger de andere kant vaak interessanter is. Wat wij nu gedaan hebben is vragen bij de Inspecteur van de Volksgezondheid om een nader advies over de risico's die daaraan verbonden zijn, omdat wij niet in een zwart-wit discussie terecht zouden willen komen. Ik denk dat dat de meest simpele en ook heldere benadering is. Wij kunnen hier gelet op onze mogelijkheden op dit moment geen uit sluitsel geven over de risico's. Ik heb wel aangegeven in de commissie dat, als er enige aanleiding is om te veronderstellen dat er risico's zijn, wij daar heel serieus mee om moeten gaan. In die zin heb ik wat moeite met de opmerking van mevrouw Van Ulzen dat hogere overheden niet staan te trappelen om te erkennen dat er risico's zijn. Ik vind dat toch een wat bedenkelijke manier van over het openbaar bestuur praten. Ik zie niet in waarom dat aan de orde zou moeten zijn als het met name gaat om iets wat door nutsbedrijven heel goed is op te lossen. Ik wou die sugges tie maar gewoon verwerpen, dat is hier absoluut niet aan de orde. Dan constateert mevrouw Van Ulzen terecht dat het hier om een principe besluit gaat. De vraag of het acceptabel en wenselijk is om een grootschalige lokatie aan de noordzijde van Goutum te realiseren. Het antwoord van het college en de meerderheid van de raad, zo heb ik begre pen, is daarop "ja", gelet op de motieven die ook uitgebreid in de notitie staan. Voor de fractie van de WD vindt een andere afweging plaats. Zij pleit voor betaalbare vrije sector lokaties, maar niet op deze plaats. Waar wel wordt dan inderdaad niet aangegeven. Ik zou in de richting van mevrouw Van Ulzen willen verwijzen naar het heldere betoog dat de heer Bakker van de D66-fractie hier vanavond heeft gehouden. Hij heeft gewoon de stad nog eens een keer nagelopen op mogelijke lokaties en is vervolgens terecht tot de conclusie gekomen dat Goutum-Noord de meest gewenste lokatie is. Mevrouw Van Ulzen heeft een alternatief ingediend, namelijk de andere dorpen willen wel. Nog afgezien van allerlei overwegingen uit het oogpunt van dorpskarakter, milieu en dergelijke, constateer ik dat de Dorpennota vorig jaar is vastgesteld. De WD-fractie heeft met de lijn in die Dorpennota ingestemd en derhalve geaccordeerd met de constatering dat Goutum tot de stedelijke woningmarkt behoort en dus kwantitatief en kwalitatief daar onderdeel van uit maakt. De andere dorpen verdienen een afzonderlijke status en behandeling. Ik denk dat de instemming van de WD-fractie vorig jaar de mogelijkheid op alternatieven op voorhand heeft uitgesloten. Dan heeft mevrouw Van Ulzen nog even gesproken over de geloofwaar digheid van het bestuur. Ik had de indruk dat zij daarbij in de richting van het college keek. Ik denk dat wij dan in de eerste plaats praten over de geloofwaaridigheid van de raad, die neemt namelijk de besluiten. In de tweede plaats is het helemaal niet ongeloofwaardig om te constateren dat ruimtelijke garanties in dit leven nauwelijks bestaan. De ontwikke lingen vinden gewoon plaats. Niemand krijgt waar dan ook een garantie dat zijn uitzicht tot in lengte van dagen gegarandeerd zal blijven. Er 29

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1990 | | pagina 15