Ik constateer dat ook mevrouw Visser instemt met het voorstel,
mijnheer de voorzitter.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over de motie ingediend
door mevrouw Van Ulzen.
De motie van mevrouw Van Ulzen wordt verworpen met 32 tegen 4
stemmen. (Voor de motie stemden de leden van de WD-fractie
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over punt 29.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.met
de aantekening dat de WD-fractie geacht wil worden tegen de elementen
2 en 3 van het besluit te hebben gestemd.
Punt 5 en 6 (bijlage nrs. 232 en 249).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 7 (bijlage nr. 241).
De Voorzitter: Aan de orde is afsluiten van een convenant met de
Minister van Binnenlandse Zaken inzake de sociale vernieuwing in Leeuwar
den
Mevrouw v.d. Kloet: Afgelopen jaren kwamen in verschillende discus
sies en artikelen over de economische situatie, steeds vaker de begrippen
economisch herstel en groeiende welvaart voor. De PvdA heeft daar van
meet af aan duidelijke kanttekeningen bij geplaatst. Dat economische
herstel en die groeiende welvaart werden immers niet rechtvaardig over
alle mensen verdeeld. Slechts een beperkte groep profiteerde er van,
terwijl anderen geconfronteerd werden met langdurige werkloosheid, met
nieuwe - vaak stille - armoede en met een verpauperende leefomgeving. Kon
je in het begin nog de illusie hebben dat dat misschien een voorbijgaande
situatie zou zijn, gaande weg werd duidelijk dat velen door onder anderen
falend rijksbeleid in een blijvend sociaal isolement dreigden te geraken.
Dat is uiteraard een situatie waarbij wij ons niet kunnen en waarbij de
PvdA zich ook niet wil neerleggen, maar een oplossing is niet zo eenvou
dig. Het is dan ook wel begrijpelijk dat de door het kabinet Lubbers-Kok
aangedragen oplossing onder de term "sociale vernieuwing" voor nogal wat
tegenstrijdige reacties zorgde. De één vond een samenhangende aanpak van
verschillende instanties prima, de ander riep dat dat toch nooit wat kon
worden. Voor de één was het een creatieve manier om oude en nieuwe
mogelijkheden te benutten, voor de ander was het niets anders dan oude
wijn in nieuwe zakken. De PvdA-fractie is van mening dat het zeker niet
gemakkelijk, maar ook niet onmogelijk zal zijn om een echt geïntegreerde
aanpak te realiseren. Daar zal je hard aan moeten werken en dat willen
wij ook. Heel veel zal afhangen van de mate waarin wij er in slagen een
draagvlak op verschillende niveaus te creëren en van de mate waarin wij
20
er in slagen onze ideeën niet alleen voor betrokkenen, maar vooral ook
samen met betrokkenen, te realiseren. Het is duidelijk dat wij daarin
niet zullen slagen als wij alsmaar blijven roepen dat het toch niets
wordt, want als je dat maar vaak genoeg zegt, wordt het ook niets.
Wat die, overigens ook niet zo originele, oude wijn in nieuwe zakken
betreft, het gaat voor ons bij sociale vernieuwing wel degelijk om iets
nieuws. Een nieuwe manier van kijken, een nieuwe werkwijze met meer eigen
inbreng van gemeenten en van daaruit nieuwe concrete projecten. Bij die
nieuwe werkwijze gaat het dus om een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van maatschappelijke organisaties, gemeente en Rijk. Maatschappelijke
organisaties zullen over hun eigen grenzen heen moeten durven kijken. De
gemeente zal meer dan tot nu toe eigen keuzes moeten maken, zal ook geld
beschikbaar moeten stellen, maar moet daarnaast andere prioriteiten
durven stellen, verschuivingen durven voorstellen en ontkokering realise
ren. De rijksoverheid moet verantwoordelijkheden overdragen, maar mag
zich vervolgens niet aan de eigen verantwoordelijkheid onttrekken. In dat
licht beschouwd, voorzitter, betreurt de PvdA-fractie het, dat het Rijk
niet bereid is de geldstromen voor sociale vernieuwing te garanderen voor
de komende beleidsperiode. Als je decentraliseert, mag je vervolgens de
geldkraan niet dichtdraaien en de gemeenten met de Zwarte Piet opzadelen.
Datzelfde geldt ook voor vergelijkbare processen en activiteiten die al
gestart waren voordat er iemand ook maar ooit van sociale vernieuwing had
gehoord. Stadsvernieuwing is zo'n proces en bezuinigingen daarop maken
sociale vernieuwing volstrekt ongeloofwaardig. Gelukkig lijkt er op dit
moment geen politieke meerderheid voor zo'n bezuiniging en het kabinet
zal die bezuinigingen dan ook heroverwegen.
Dat laatste gaat helaas niet op voor een activiteit met ook dezelfde
uitgangspunten als binnen de sociale vernieuwing, het jeugdhulpverle
ningsproject bij 't Vliet. Daarom willen wij graag de volgende motie
indienen, die luidt als volgt:
"De gemeente Leeuwarden in vergadering bijeen op maandag 22 oktober
1990,
heeft kennis genomen van de voorgenomen stopzetting van het subsidie
voor het project Jeugdhulpverlening bij de Stichting Jongerencentrum
't Vliet;
constateert
dat in 1987 in nauw overleg tussen de directie Jeugdbeleid
van het Ministerie van WVC en de gemeente Leeuwarden is
besloten het experiment randgroepjongeren bij 't Vliet om te
zetten in een project Jeugdhulpverlening, mede in het licht
van de toen in voorbereiding zijnde Wet op de jeugdhulpverle
ning;
dat het Ministerie van WVC ook zelf in een evaluatiegesprek
heeft aangegeven dat de werkwijze bij 't Vliet nodig en
verantwoord is;
dat het project desondanks nu tussen wal en schip dreigt te
raken;
dat bij het project evenals bij sociale vernieuwing sprake
21