terreinen aan achterstandsbeleid hebben gedaan en ik denk dat er alle
reden is om aan te nemen dat wij met de mogelijkheden die op basis van
het convenant geboden worden, verder kunnen.
Dat het meer is dan oude wijn in nieuwe zakken, daar ben ik het mee
eensIk denk inderdaad dat sociale vernieuwing meer moet zijn dan een
optelsom van zaken die wij de afgelopen jaren al gerealiseerd hebben.
Dat meer zal met name moeten zitten in twee zaken. Aan de ene kant
bestuurlijke vernieuwing en alles wat daarmee samenhangt, niet alleen in
de verhouding Rijk-gemeente, maar ook in de verhouding gemeente-burgers,
al dan niet georganiseerd in belangengroepen of instellingen. De andere
kant waaruit zal moeten blijken dat sociale vernieuwing meer is dan een
optelsom van projecten, is de integrale en projectmatige aanpak van
problemen, zowel op wijkniveau als gericht op doelgroepen.
Samenwerking met instellingen en burgers, heeft mevrouw Van der
Kloet gezegd, ontkokering ook binnen het gemeentelijk apparaat, andere
verhouding tussen Rijk en gemeente. Allemaal zaken waar ik mij bij aan
zou willen sluiten.
Daarna heeft mevrouw Van der Kloet een aantal financiële zaken aan
de orde gesteld. Zij zegt dat zij het betreurt dat het Rijk niet op
voorhand uit heeft willen spreken in de convenantsperiode niet te bezui
nigen op de middelen sociale vernieuwing. Wij betreuren dat met haar. Ook
in VNG-verband is dat uitgesproken. Op dit moment heeft dat er niet toe
geleid dat het Rijk een andere opstelling heeft gekozen, het blijft te
betreuren dat het Rijk inderdaad niet die garantie op voorhand heeft
willen geven. Dat heeft al geleid tot een voorstel om te bezuinigen op
de stads- en dorpsvernieuwing. Gelukkig lijkt het er op dat dat voorstel
in de Kamer onhaalbaar is. Bijna alle fracties hebben zich daartegen
verzet. Wij hebben ook, zeker op twee momenten, als gemeente kenbaar
gemaakt dat ook wat ons betreft die bezuiniging onacceptabel is. Eenmaal
is dat gebeurd in de vorm van een brief gestuurd door de wethouders
stadsvernieuwing van de middelgrote steden. De tweede keer is dat gebeurd
bij de ondertekening van het convenant in Deventer, waarbij de gemeenten
die op dat moment moesten tekenen tegelijkertijd ook een brief hebben
ondertekend waarin zij heel duidelijk te kennen hebben gegeven dat zij
tégen de korting op stadsvernieuwing zijn en dat ook zien als een ernsti
ge aanslag op het door het Rijk voorgestane sociale vernieuwingsbeleid.
Het tweede punt dat mevrouw Van der Kloet genoemd heeft, is het
Jeugdhulpverleningsproject 't Vliet. Daar heeft zij ook een motie over
ingediend. Ik kan over die motie heel kort zijn, voorzitter, ik zou de
raad willen adviseren om die motie over te nemen. Ik zou hem wel in
stemming willen brengen, omdat ik denk dat het belangrijk is dat daar een
uitspraak van de raad over komt. Mevrouw Van der Kloet heeft mij gevraagd
die motie ook ter kennis te brengen van de Interdepartementale Project
groep Sociale Vernieuwing. Aan dat verzoek wil ik graag voldoen, dit
lijkt mij belangrijk. Overigens heeft in het gesprek over het maatwerk
de IPSV ook tegen ons gezegd dat zij erkent dat hier een probleem ligt.
De betrokken ambtenaar van WVC, aanwezig bij dat gesprek, heeft ook
gezegd dat er wat hem betreft een situatie is waarbij WVC boter op het
hoofd heeft. Zij hebben in het verleden de gemeenten geadviseerd om op
34
deze lijn te gaan zitten. Dat geldt overigens niet alleen voor Leeuwar
den, maar ook voor een aantal andere gemeenten. De IPSV heeft ons toege
zegd dat zij in het overleg dat zij met WVC hebben, dit probleem heel
nadrukkelijk aan de orde zullen stellen. In die zin is het probleem bij
de IPSV ook bekend.
Dan is mevrouw Van der Kloet vervolgens ingegaan op het punt dat
sociale vernieuwing ook bestuurlijke vernieuwing is. Dat moet betekenen
dat het Rijk niet te strikt vasthoudt aan allerlei regelgeving. Mevrouw
Van der Kloet heeft vervolgens geconstateerd dat nu al dreigt te gebeuren
dat het Rijk dat wel doet, namelijk daar waar het gaat om mensen die via
de KRA-regeling werkzaam zijn, dan wel als stadswacht dan wel als conci
erge op één van de basisscholen. Die mensen dreigen straks buiten de boot
te vallen. De KRA-regeling duurt maar één jaar en het lijkt er op dat
deze mensen niet in de banenpool kunnen instromen. Dat zou een hele
slechte zaak zijn. In feite wordt je als gemeente gestraft voor voortva
rend beleid. Dat is de ene kant. Aan de andere kant zou je de betrokken
mensen die langdurig werkloos zijn, die nu een gelegenheid hebben om
werkervaring op te doen en in een aantal gevallen zelfs perspectief op
doorstroming krijgen, die gelegenheid afpakken. Ik denk dat dat een hele
onrechtvaardige situatie zou zijn. Dat betekent, voorzitter, dat ik ook
de tweede motie graag zou willen ondersteunen en ook aan de raad zou
willen vragen om ook die motie over te nemen. Die motie zou, zo zegt
mevrouw Van der Kloet, ook ter kennis gebracht moeten worden aan de IPSV.
Akkoord wat mij betreft en hetzelfde geldt voor het ter kennis brengen
van de motie aan het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening en aan het
Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening. Ik denk dat dat plekken zijn waar
deze motie ook zeker thuis hoort.
Dan heeft mevrouw Van der Kloet uit de rijksnota nog twee punten
aangehaald. Namelijk dat het op zich terecht is om een nieuw evenwicht
tussen rechten en plichten te willen, maar dat het niet aangaat om
sancties te hanteren als de rechten nog niet waar gemaakt zijn. Dat is
een lijn die wij tot nu toe als b. en w. ook steeds gekozen hebben, waar
het gaat om sanctiebeleid. Een lijn die ook steeds door de raad is
gesteund. Daarnaast werd geconstateerd dat er in de rijksnota nauwelijks
aandacht is voor de positie van vrouwen. Dat is een punt dat in ons Plan
van Aanpak nadrukkelijk terug zal moeten komen.
Vervolgens is mevrouw Van der Kloet ingegaan op de gemeentelijke
aanpak, daarmee gaat de PvdA-fractie akkoord. Er zal in het Plan van
Aanpak voldoende aandacht en ruimte moeten zijn om wijzigingen aan te
brengen, dat ben ik met mevrouw Van der Kloet eens. In de eerste hoorzit
ting die wij hebben gehad over de sociale vernieuwing is dat door ver
schillende instellingen ook aangegeven. Het is terecht dat wij in het
plan, dat wij aan het opstellen zijn, aangeven wat de hoofdlijnen zullen
zijn, wat bijvoorbeeld de positie van de stuurgroep is, hoe wij de
relatie zien met instellingen, met wijken etc. en wat er aan concrete
activiteiten in 1991 te verwachten zijn. Maar de rest van de invulling
van dat plan zal al werkende moeten geschieden en het is zeker niet de
bedoeling om een plan op tafel te leggen wat vervolgens voor 4 jaar
dichtgespijkerd is.
35