worden, is deze keuze gedaan. De inhoud en de achtergronden van dergelij
ke benaderingen vinden ook hun eigen verklaring in het milieu. Ik denk
dat daar toch strategische keuzes worden gedaan die de termijn van 5
jaar, waarin wij wellicht gemakkelijker denken, ver overschrijden en dat
het hier gaat om uitvoeringen die van groot belang zijn op langere
termijn voor met name het centrale gedeelte van deze provincie.
De belangrijkste vraag die de heer Heins heeft gesteld, is toch het
onvoldoende bij de opstelling en uitkomsten van deze nota betrokken zijn
van het begrip duurzame ontwikkeling, de milieucomponent derhalve. Laat
ik beginnen met te constateren dat duurzame ontwikkeling als zodanig geen
groei uitsluit. Dat is toch een beetje de richting van het betoog waar
de heer Heins naar toe ging. Groei is inderdaad geen doel op zichzelf,
maar er zijn natuurlijk wel elementen waarin met name het centrale
gedeelte van deze provincie achterstanden kent. Ik zie niet in waarom een
groei van de werkgelegenheid niet een buitengewoon zinvolle zaak zou
zijn. Ik laat even in het midden hoe je dat doet, dat is een volgende
kwestie. Maar groei als zodanig ter discussie stellen, wordt ook in het
begrip duurzame ontwikkeling niet gedaan. Het gaat ons helemaal niet om
zonder meer meer inwoners in de gemeente Leeuwarden te krijgen, dat is
geen doel, het gaat om de kwaliteit ten dienste van de inwoners van deze
gemeente, van dit gebied. Kwaliteit in de zin van voldoende werkgelegen
heid en een voldoende goed woon- en leefklimaat. Daar hebben wij het
over
Ik kom dan bij het feit dat de nota een selectieve nota is, anderen
hebben daar ook over gesproken. De nota behelst de ruimtelijke economi
sche ontwikkelingsvisie. De suggestie van de heer Heins dat alleen
economische parameters aan de orde zouden zijn, is denk ik niet waar. Het
aspect duurzame ontwikkeling is wel degelijk ook hier van toepassing. Ik
wil toch wijzen naar uitspraken in zowel de nota als in de begeleidende
raadsbriefdaarin wordt gesproken over het verbeteren van het productie
milieu, maar milieu dan in de breedst mogelijke zin. Dan hebben wij het
over het woonmilieu, het recreatiemilieu, de landschappelijk ecologische
kwaliteiten die in deze nota ook uitvoerig aan de orde worden gesteld,
het openbaar vervoer, de vestigingscondities, waarin met name ook het
milieu ook een belangrijke grondslag voor keuzes zal gaan uitmaken. Het
milieu is inderdaad niet centraal gesteld, maar ik ben bang dat voor
meer nota's dat niet automatisch het geval is. Ook in een investerings
programma recreatie zult u het milieu niet als leidraad zien, maar als
een van de volstrekt geaccepteerde en noodzakelijke randvoorwaarden. Wat
dat betreft kan met groot gemak naar een aantal passages in de raads-
briefalsook in de nota zelf, alsook in de reactienota, gewezen worden
als het gaat over op welke wijze de inzet van dat milieu, en met name die
duurzame ontwikkeling, randvoorwaarde moeten zijn voor de verdere uitwer
king. Ik wil u wijzen op de activiteiten onder punt j.5, 50 en 52, daar
hebben wij het over het lokatiebeleid niet alleen vuor bedrijvigheid,
maar ook voor de woonfuncties. Ik wil u wijzen op het feit dat het Plan
van Aanpak voor de vervoerregio binnenkort gereed zal zijn. Dan hebben
wij het over het lokatiebeleid, over het parkeerbeleid, over de wegenaan
leg, over voorkomen van de versnippering van het landschap, het stimule
74
ren van milieuvriendelijke vervoerswijze. Als integraal onderdeel van
deze nota worden deze punten straks allemaal ter discussie gesteld.
Hetzelfde beeld dat wij in feite op landelijk niveau hebben, als wij het
hebben over een NMP-plus. De heer Janssen heeft gewezen op de milieunota
die binnenkort uitkomt. De Vierde Nota extra. Dat zijn natuurlijk alle
maal wel themanota's, maar ook de nota Natuurbeleidsplan en ook het
Structuurschema Verkeer en Vervoer zijn duidelijk verschillende ingangen,
maar als je die allemaal naast elkaar legt, zal je tot de verrassende
conclusie komen dat die nota's elkaar naadloos aanvullen. Het is vrij
nieuw, ook voor het Rijk, dat er sprake is van een integrale visie. Ik
denk dan ook dat u niet kan zeggen van bijvoorbeeld een Vierde Nota dat
daar de duurzame ontwikkeling onvoldoende in tot uitdrukking komtDat
is wel degelijk het geval. De kritiek van de heer Heins op deze nota zou
ik op de zelfde wijze willen weerleggen.
Ik kom dan op de motie die de heer Heins heeft ingediend. Het zal
duidelijk zijn dat deze voor een groot deel, zeker wat betreft het
laatste punt "draagt het college op" volstrekt overbodig is. Waar ik
grote moeite mee heb, is het feit dat de heer Heins nu probeert als
leidend principe de ecologisch verantwoorde duurzame ontwikkeling cen
traal uitgangspunt van die nota te laten zijn. Dat gaat gewoon voorbij
aan andere aspecten die in deze nota staan, ik heb het dan bijvoorbeeld
over ontwikkeling van de werkgelegenheid. Ik vind dit een te eenzijdige
benadering. Ik denk dat die zaken volstrekt naast elkaar van belang zijn
en tegelijkertijd moeten worden ontwikkeld. De voorzet van de heer Heins
dreigt er toe te geraken dat elke nota die wij in het vervolg gaan
uitbrengen met eenzelfde soort motie zal worden opgesierd. Eigenlijk zegt
de heer Heins voor alles is het leidend principe de duurzame ontwikke
ling. Er zijn meer leidende principes, denk ik. Ik vind de motie voor een
groot deel ook overbodig omdat er inhoudelijk geen meningsverschillen
zijn. Ik zou de motie voor wat betreft dat accent willen ontraden.
Ik kom dan oij de heer De Jong die een pleidooi heeft gehouden, als
ik het goed begrijp, voor een evenredige toename van de bevolking in de
gemeente Leeuwarden. Ik denk niet dat dat de optie moet zijn. De stel-
lingname die op dit moment wordt ingenomen is dat in ieder geval geen
uitstroom ten opzichte van de natuurlijke ontwikkeling mag plaatsvinden,
dat er dus een evenwichtige ontwikkeling van stad en dorpen - randge
meenten - plaats kan vinden.
De heer De Jong heeft gesproken over de lokatie Werpsterhoek. Het
zal duidelijk zijn dat wij in deze nota, noch in het in procedure zijnde
investeringsprogramma economische voorzieningen Werpsterhoek uitgesloten
hebben, weliswaar dat een nader onderzoek op termijn is gezet. Het is
zeker niet de bedoeling om dit uit te sluiten, maar wij zullen eerst
nadere studies moeten doen en de suggestie om eventueel een voorstadsta
tion bij Werpsterhoek te ontwikkelen kan daarin worden betrokken.
Dan de opmerking van de heer De Jong over een treintaxi voor het
hele stadsgewest. Er wordt op dit moment bekeken bij de Nederlandse
Spoorwegen en de taxibedrijven of het werkingsgebied van de treintaxi
niet kan worden uitgebreid. Dat kan een goed instrument zijn als wij het
hebben over de beperking van de private automobiliteit.