een gesprek dat wij hebben gehad met een aantal ambtenaren en uitgelegd op welke lijn die ambtenaren zaten. Mijn conclusie was en is en die is dacht ik door de hele commissie ondersteund, dat het goed zou zijn op politiek niveau de zaak aanhangig te maken, omdat het inderdaad merkwaar dig is dat je bijna dagelijks in de krant leest dat de minister uitspra ken doet over deregulering en autonomievergroting en vervolgens als het gaat om dit soort zaken echt met de millimeter regeert. Ik denk dat het verstandig is om die politieke druk te gaan plegen. Dat betekent overi gens niet dat dat na 8 oktober j.l. al gebeurd is. Het was ook volstrekt onmogelijk om dat op die korte termijn te doen. Bovendien denk ik dat het verstandig is om in de volgende raad ook inderdaad de aanvraag voor nieuwbouw eerst te laten vaststellen. Deze aanvraag naar Den Haag te sturen en in het kader van de besprekingen daarover opnieuw de zaak, maar dan op politiek niveau, aan de orde te stellen. Dan heeft mevrouw Dikken nog gewezen op een aantal knelpunten. De verkeerssituatie is een aantal keren uitvoerig besproken; dat is een problematiek die ook zeker bij de verdere uitwerking nog terug zal komen. Hetzelfde geldt voor de personele situatie. Overigens wordt er al langer in een aantal werkgroepen gewerkt aan de gevolgen van de fusie en één werkgroep houdt zich ook wat nadrukkelijker bezig met de manier waarop de teams in elkaar geschoven moeten worden, hoe de formatie er uit zal zien vanaf 1 augustus 1991. Hoe die er werkelijk uit zal zien is natuur lijk heel erg afhankelijk van de teldatum van 16 januari 1991, want pas dan weet je hoeveel leerlingen beide scholen hebben en ook pas dan weet je waar zij in het jaar volgend op de fusie recht op hebben. Ten slotte heeft mevrouw Dikken de wens uitgesproken dat het in gezamenlijke inspanning zal lukken om in de wijk Oud-West een levens krachtige school te laten voortbestaan. Bij die wens zou ik mij graag aan willen sluiten, ook de heer De Jong heeft dit nog gedaan. Dan kom ik bij mevrouw Van Ulzen, die zei dat zij aanvankelijk voor de keuze van de Vosseburcht was, maar ook vóór renovatie en tegen af braak. Renovatie wordt te duur en er moet dan maar een andere bestemming gezocht worden voor de lokatie Vosseburcht. Zij zei, dat zij geen inzicht in de financiële situatie heeft. Dat laatste verbaast mij, moet ik zeggen, want ik heb in de laatste commissievergadering - ik dacht dat mevrouw Van Ulzen daar toch was - vrij uitvoerig uiteengezet wat de financiële situatie is. Vervolgens is de hele zaak voor u ter inzage gelegd. Ik kan mij voorstellen dat op het moment dat dit mondeling gebeurde, het misschien wat erg veel informatie in één keer was, maar nadien is er de gelegenheid geweest om alles nog eens rustig door te nemen. Dus het inzicht zou er bij mevrouw Van Ulzen moeten zijn. Of dat vervolgens voor mevrouw Van Ulzen reden is om te zeggen: wij vinden dat daar een te hoge prijs op rust, is haar afweging. Maar ik denk niet dat zij kan zeggen dat zij van ons geen inzicht heeft gekregen. Overigens verbaast mij het gemak waarmee mevrouw Van Ulzen nu voorbij gaat aan het spreidingsargument. Wij hebben nadrukkelijk hier twee jaar geleden in de raad afgesproken dat op het moment dat het gaat om het opheffen en in stand houden van scholen wij daar drie criteria bij zouden hanteren. Mevrouw Van Ulzen heeft ook ingestemd met die criteria: prognose, sprei 14 ding en de rol die de school speelt in het landelijk danwel het lokaal onderwijsbeleid. Die criteria zouden bepalen welke afweging gemaakt moet worden als het gaat om spreiding. Kennelijk wegen nu andere criteria voor mevrouw Van Ulzen zwaarder. Dat verbaast mij eerlijk gezegd enigszins, want je moet toch in eerste instantie vanuit onderwijskundige belangen een afweging maken waar je je scholen in de stad wilt situeren, pas daarna komen andere argumenten om de hoek. Kennelijk maakt mevrouw Van Ulzen een andere afweging. Mevrouw Van Ulzen zegt, dat er dan maar desnoods nieuwbouw voor de Leeuwerikschool moet komen. Ik denk dat wij daar niet al te optimistisch over moeten zijn. Het gesprek op het ministerie heeft mij in ieder geval duidelijk gemaakt dat men eigenlijk vindt dat de leerlingen uit Oud-West maar zouden moeten gaat naar de Wester. Men heeft ons ook te verstaan gegeven dat in de Wester 4 lokalen leeg staan en dat het dus heel gemak kelijk zou zijn om alle leerlingen uit Oud-West te plaatsen in de Wester. Voor de Leeuwerikschool geldt dat nog in versterkte mate in de visie van het ministerie, omdat de afstand van de Leeuwerikschool naar de Wester nog geen 400 meter is. Dus of het ministerie zo gemakkelijk zou instemmen met nieuwbouw op de lokatie Leeuwerikschool, waag ik zeer te betwijfelen. Dan kom ik bij de heer De Jong; hij geeft steun voor de instandhou ding van de scholen in Lekkum en HempensHij heeft vervolgens gezegd op basis van drie zakelijke criteria te komen tot de keuze Vosseburcht. Hij heeft waardering voor de ouders van de Leeuwerikschool, daar heb ik mij bij aangesloten. Ik zou mij ook graag willen aansluiten bij zijn verzoek aan die ouders om ook in het fusieproces zich sterk te blijven maken voor het openbaar onderwijs. Verder heeft hij nog een aantal vragen gesteld. Wat gaan wij doen met de boekwaarde van de Leeuwerikschool; gaan wij marktconform handelen? Op dit moment is er een lijn waarbij leegkomende schoolgebouwen in eerste instantie worden bestemd voor kinderopvang. Of deze school daar geschikt voor is, moeten wij nog maar eens nader bekijken, lijkt mij. Overigens hebben wij tot nu toe altijd de lijn gehanteerd dat wij daarin inderdaad marktconform handelen. Ik denk dat wij die lijn ook nu wel zullen gaan volgen. Dan heeft de heer De Jong gevraagd wat de politieke druk opgeleverd heeft. Op dit moment nog niets, omdat wij nog niet in de gelegenheid zijn geweest om met de minister of met de staatssecretaris te praten. Hoe groot wordt de nieuwe school? Wij zijn in onze prognose uitge gaan van 6 lokalen. Het ministerie gaat op dit moment uit van 5 lokalen. Dat wordt een kwestie van nader overleg. Het ministerie zat aanvankelijk zelfs op de lijn van 4 lokalen. Na het gesprek waren zij overtuigd van de noodzaak dat er in ieder geval 5 lokalen moeten komen. Ik denk dat dat een punt is dat verder in het kader van de nieuwbouwaanvraagook met het ministerie, overlegd zal moeten worden. Komt er een nieuwe naam? Tot nu toe is het te doen gebruikelijk, dat waar scholen fuseren je beide oude namen over boord zet en een nieuwe naam bedenkt. Dat is tot nu toe ook altijd uitstekend gelukt. Ik ga er van uit dat dat bij deze school ook het geval zal zijn. Want waarom heffen wij één school op en houden wij de ander in stand, simpelweg omdat 15

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1990 | | pagina 8