daarin dus zeer wel
past
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met
de aantekening dat de fractie van D66 geacht wil worden te hebben tegen
gestemd
Punt 6 tot en met 9 (bijlage nrs. 274, 269, 269 en 273).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 10 (bijlage nr. 238)
De Voorzitter: Aan de orde is planning en programmering van de
woningbouw en woningverbetering 1991-1995.
De heer Schreuder: Mijnheer de voorzitter, namens de D66-fractie zal
ik beginnen met een paar opmerkingen te maken over het onderwerp woning
verbetering. Wij kunnen in grote lijnen akkoord gaan met de voorgestelde
contingentaanvraag voor het jaar 1991. Wat de jaren 1992 en verder
betreft willen wij ons op dit moment niet nader uitspreken. De ontwikke
lingen in het kader van de rapportage omtrent de naoorlogse wijken en de
voorstellen met betrekking tot het woningvoorraadbeleid, wensen wij af
te wachten. Met de in het rapport van de werkgroep 2000 aangegeven
prioriteiten kunnen wij in hoofdzaak instemmen. Wij wensen hierbij aan
te tekenen dat ook aan eventuele knelpunten in andere wijken de nodige
aandacht moet worden geschonken. Erg belangrijk vinden wij dat voldoende
aandacht wordt besteed aan woningverbetering danwel aanpassing in het
kader van de woonbehoeftevoorzieningen met betrekking tot ouderenhuisves
ting. Wat betreft de nieuwe rijksregeling voor energiebesparende maatre
gelen doen wij het verzoek dit punt nader te bespreken in de Commissie
Stadsontwikkeling. Hetzelfde geldt voor de actuele ontwikkelingen met
betrekking tot duurzaam bouwen met milieuvriendelijke materialen. Tot
zover het onderdeel woningverbetering. Ik zal nu verder gaan met het
onderdeel nieuwbouw.
Aangezien dit raadsvoorstel, door bekende oorzaken pas nu hier wordt
behandeld, doet zich het feit voor dat er zich nieuwe ontwikkelingen
hebben voorgedaan die het toekomstig nieuwbouwprogramma kunnen beïnvloe
den. Zonder daar nu inhoudelijk verder op in te gaan, willen wij op de
volgende zaken wijzen:
het rijksbeleid inzake de contingentenverdeling;
het rijksbeleid met betrekking tot het beëindigen van de premie—C—koopwo—
ningsector
de beleidsconclusies zoals deze zijn opgenomen in het onderzoeksrapport
"kopen versus huren".
Op bladzijde 1 van de raadsbrief staat dat de jaarlijkse planning en
8
programmering het aangewezen moment is om het woningbouwbeleid op hoofd
lijnen nader te beschouwen. Tevens wordt opgemerkt dat dit belangrijk is
in verband met de strategische bepaling van de omvang van de gesubsi
dieerde contingenten in het eerstvolgend planningsjaarIn dit kader,
mijnheer de voorzitter, constateren wij dat er sprake is van een vrij
grote leegstand en dat gelijktijdig het aantal woningzoekenden is geste
gen. Blijkbaar sluit de woningmarkt niet aan bij de behoefte. Verder
stellen wij vast dat het aantal inwoners in onze gemeente nauwelijks
toeneemt en dat de woningbouwvoorraad meer toegenomen is dan gepland.
Naar onze mening heeft dat ongewenste gevolgen, zoals een te hoog woning
overschot en de leegstand zal niet verminderen.
Op bladzijde 4 van de raadsbrief wordt ingegaan op het aantal
gesloopte woningen. De D66-fractie heeft ingestemd met de sloop van de
S-8 flat in de Meenthe. Dit echter met de nadrukkelijke aantekening dat
dit gezien de uitzonderlijke omstandigheden en het een groot aantal
woningen betrof, een eenmalige gebeurtenis diende te zijn. De raadsbrief
bevat een zin over de wijk Lekkumerend die doet suggereren dat massale
sloop voor het college bespreekbaar is. Graag vernemen wij of dit juist
is
De hoge prioriteit in de stadsvernieuwing heeft al jaren uiteraard
onze instemming. Echter de bouwplannen in de omgeving van het Hoeksterend
dateren van enkele jaren geleden. Gezien de huidige ontwikkelingen op de
woningmarkt en de in de plannen opgenomen grote aantallen woningen in de
huursector, vinden wij het gewenst dat nader onderzoek moet plaatsvinden.
Onderzocht dient te worden of de bouwplannen voldoen aan de actuele
woningmarktbehoefte. Is het college bereid om bedoeld onderzoek te plegen
en zo nodig in overleg met de betrokken planontwikkelaars bouwplannen in
heroverweging te nemen?
Wij zijn verheugd te kunnen vaststellen dat in 1988, 1989 en ook
waarschijnlijk in 1990 de achterstand in de koopsector behoorlijk is
ingehaald. Wij zijn het niet eens met de in de raadsbrief genoemde
argumenten om het aantal te realiseren premiekoopwoningen bij voorbaat
sterk te verminderen. Daarnaast is via een bericht in de krant de bodem-
contingentenverdeling bekend geworden. Is het college hiervan formeel op
de hoogte? Als wij de cijfers van de bodemcontingenten vergelijken met
het op bladzijde 11 van de raadsbrief vermelde voorstel van het college,
moeten wij vaststellen dat er sprake is van een grote afwijking. In de
huursector bedraagt het minimum aantal toegewezen huurwoningen 162, het
college stelt voor in totaal 220 woningen te realiseren. In de koopsector
bedraagt het minimum toegewezen aantal woningen 112, het college stelt
voor in totaal 40 premiekoopwoningen te realiseren. Wat is de reactie van
het college betreffende deze aantallen?
Mijnheer de voorzitter, wij zijn van mening dat het woningbouwbe
leid, met name in de nieuwbouwkoopsectorde verkeerde kant dreigt op te
gaan. Volgens de D66-fractie is in de nieuwbouwsector bouwen in de
verhouding 1:1 vooralsnog het beste uitgangspunt. Dit willen wij de raad
voorleggen middels de volgende motie.
9