het college niet bereid is om aan de voorstellen van de heer Schreuder te voldoen om de bouwplannen voor 1990 nog eens een keer te bezien op hun actuele waarde. Ik constateer dat de plannen zoals die hier liggen, los van de kwantiteiten maar in ieder geval naar de kwaliteiten toe - de soort woningen die daarin worden voorgesteld te worden gebouwd - geheel in overeenstemming zijn met de ook door de D66—fractie onderschreven nota Woningbouwbeleid. De soorten woningen passen daar geheel in en de projec ten als zodanig dus ook. De vraag is dan vervolgens of de kwantiteiten daarmee in overeenstemming zijn en dan met name toegespitst op de verhou ding bouwen in de huursector tot de koopsector, de 1:1 verhouding die wij hebben aangehouden. De heer Terpstra heeft terecht aangegeven dat dat cijfer moet worden gezien als een gemiddelde over een aantal jaren. De heer Schreuder heeft zelf ook geconstateerd dat in de afgelopen jaren daar zeer de hand aan is gehouden. Ik denk dat je mag constateren dat in 1988 de verhouding koophuur gerealiseerd van precies 1:1, in 1989 de verhouding huur:koop 1:4, dus veel meer koopwoningen gebouwd dan de door de heer Schreuder zo gevreesde huurwoningen, 1990 de verhouding 2:3 dus ook in dat jaar een duidelijke overtal1igheid voor wat betreft de koopwoningen. Als wij dan vervolgens weten dat wij het natuurlijk nooit zo kunnen plooien om in enig jaar precies die verhouding 1:1 te krijgen, want dat is ook een beetje toeval, dan denk ik dat er geen aanleiding is om te veronderstel len dat wij nu van die principiële lijn afgaan, waar wij inderdaad voor 1990 een ogenschijnlijk overschot bepleiten voor wat betreft de huursec tor. Ik denk dat de heer Schreuder dat wel moet corrigeren zoals ook de heer Terpstra dat gedaan heeft, met de optelling van de in deze nota niet omschreven aantallen echte vrije sector woningen, want dan wordt die verhouding ook weer anders. Ik constateer overigens dat het voorstel zoals wij dat hebben, afgestemd is op een aantal concrete plannen/ideeën. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je die aantallen ook krijgt. Wij hebben gevraagd om een optelsom van zo'n 260 woningen, gesubsidieerde woningbouw dus weer exclusief de vrije sector. Ik constateer dat het bodemcontingent van Leeuwarden niet op ongeveer 260 ligt, maar voor volgend jaar volgens de rijksnota's op 235. De heer Schreuder noemt wat andere cijfers, ik ben heel benieuwd waar hij die uit heeft, maar wij hebben deze cijfers vandaag nog eens na laten vragen, ze zijn de laatste weken niet veranderd. Daarvan zijn er, naar wij mogen aannemen, zo'n 120 in de sociale huursector beschikbaar, hetgeen er toe leidt dat er 115 woningen nog niet verdeeld zijn. De 70 premie-huurwoningen die wij hebben opgegeven, kunnen nooit gerealiseerd worden, omdat voor de hele provincie voor wat betreft premie-huur beleggerswoningen slechts 38 woningen beschikbaar zijn. Het laat zich aanzien dat die ook niet eens aan Leeu warden zullen worden toegewezen. Met andere woorden, het zal nog een probleem worden hoe wij in die sector dat plan kunnen invullen. Dat geeft al weer een nuance naar hoe de werkelijkheid zal zijn ten opzichte van de voornemens. Het is overigens zo dat die 115 woningen, verdeeld over premie-A en premie-C, nog niet zijn verdeeld. Het woningcontingent wordt dan welis waar door het Rijk vastgesteld, maar de verdeling over de soorten is 12 primair een provinciale aangelegenheid. Die heeft nog niet plaatsge vonden. Wat daarnaast nog ter discussie staat, is de vraag of het Rijk, gelet op de hele problematiek van onder meer de bezuiniging op de stads vernieuwing en dergelijke, de geplande contingenten voor 1991 zal handha ven. Het is nog heel goed denkbaar dat bij de behandeling van de begro ting van VROM daar nog wijzigingen in komen. Dat geeft al aan, voorzit ter, dat wij wat dat betreft nogal flexibel moeten opereren. Dan wordt ook de motie zoals die door de D66-fractie' is aangegeven, die spreekt voor een preciezere invulling van de verhouding 1:1, een wat toevallige. Het college ontraadt de motie. De heer Schreuder: Mijnheer de voorzitter, eerst een reactie van onze kant op de leegstand in de huursector. Wij zijn van mening dat gezien de grote leegstand die er op dit moment is, wij ons daadwerkelijk moeten afvragen, of wij nu voor de leegstand bouwen of naar behoefte. Dat is de vraag. Want als wij maar bouwen en dat in feite alleen een verschuiving op de woningmarkt in de wijken in Leeuwarden betekent, dat de mensen dus gaan verhuizen binnen de gemeente Leeuwarden van de ene wijk naar de andere wijk, omdat zij daar een nieuwere woning kunnen krijgen, die misschien ook beter bij hun financiële situatie past - een hoger huurniveau dan weliswaar dan schieten wij daar niets mee op. Dan is het gevolg dat er huurwoningen in de gemeente vrijkomen en voor die huurwoningen is dan volgens ons nauwelijks belangstelling. Met andere woorden bouwen voor leegstand moeten wij niet doen. Dan wat het sloopbeleid betreft. De wethouder heeft gezegd dat wij akkoord zijn gegaan met de sloop aan de Meenthe en de Archipelweg. Ik vind het onjuist dat de Meenthe wordt gekoppeld aan Lekkumerend. Bij de Archipelweg spreken wij gewoon over kwalitatief zeer slechte woningen, die zo oud en uitgewoond zijn dat zij in feite niet meer te handhaven zijn en dus moeten worden gesloopt. Vandaar ook dat wij daarmee akkoord zijn gegaan. Met één flat aan de Archipelweg, de andere wordt verbeterd. Die verbouwing kost een hele hoop, die kost misschien nog meer dan nieuwbouw. Daarom zijn wij akkoord gegaan met de sloop van de flat aan de Archipelweg. Dat zijn woningen waar nauwelijks behoefte aan is en die van een zodanige slechte kwaliteit zijn dat het de vraag is of je die moet verbeteren. Het gaat dus om de kwaliteit. Dan heeft de wethouder een opmerking gemaakt over de huur- en de koopsector vanaf 1988. Ik wil nog eens herhalen, ik heb dat in eerste termijn ook gezegd, dat hiermee een achterstand wordt ingelopen. Dus wij zijn nu langzamerhand op de goede weg. Dat betekent niet dat er te veel koopwoningen zijn gebouwd, nee, er is in de jaren tachtig een enorme achterstand in de koopsector in Leeuwarden gekomen waardoor onder andere misschien mensen die in onze gemeente wilden wonen naar de gemeenten rondom ons zijn gegaan. Dat is de oorzaak en daarom hebben wij in de raad gezegd dat er meer koopwoningen gebouwd moeten worden. Wij hebben de afgelopen twee jaren, en waarschijnlijk dit jaar ook, die achterstand ingehaald. Er is dus nog helemaal geen sprake van dat er te veel koopwo ningen zijn. Want zoals binnenkort wel zal blijken, is de behoefte aan koopwoningen nog aanmerkelijk veel groter. 13

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1990 | | pagina 7