Toch heeft men elkaar gevonden. In de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra wordt het stadsgewest als het niveau waarop een aantal belangrijke gemeentelijke taken dienen te worden behandeld, nog eens extra geaccen tueerd Stedelijk knooppunt De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening brengt een ander begrip: De Stedelij ke knooppunten. In de regeringsbeslissing over deze nota van december 1988 staat te lezen, dat het ontwikkelingsperspectief van de nota gericht is op het versterken van de centrumpositie voor dienstverlening van een beperkt aantal stedelijke knooppunten in hun regionaal verband. Volgens de gedachte dat het rijk niet alleen kan aangeven hoe de knoop punten inhoud moeten krijgen, heeft de minister van VROM aan de betrok ken 13 knooppuntgemeenten gevraagd vóór 1 maart 1991 een in de regio breed gedragen knooppunt-profiel te maken. De gezamenlijkheid die ons steunde bij het verwerven van de knooppuntstatus is voor het vervolg traject een randvoorwaarde geworden. Structuurschema Verkeer en Vervoer II Het tweede structuurschema Verkeer en Vervoer reikt de taakstelling op dit specifieke terrein voor de gemeenten aan: "Samenwerking in vervoerregios is een noodzakelijke voorwaarde voor succes op gewestelijk niveau. Belangrijke maatregelen om het autoverkeer te beperken en met name het woon-werk-verkeer per auto terug te dringen, zullen in de regio moeten worden genomen. Ook het verbeteren van de verkeersveiligheid is een taak die op het bord van de gemeenten ligt." Bij de aanpak van de vervoerregio Friesland, een samenwerkingsverband van overheden en bedrijven, zijn de gemeenten rechtstreeks dan wel via de Wet Gemeenschappelijke Regelingen samenwerkingsverbanden betrokken. Het doel is een regionaal verkeers- en vervoersplan dat eind van dit jaar gereed zal zijn. Nationaal Milieubeleidsplan-Plus In het Nationaal Milieubeleidsplan Plus wordt geconstateerd dat een goede uitvoering van het plan een efficiënte taakverdeling tussen de betrokken overheidsniveaus vergt. Een taakverdeling die zowel gericht moet zijn op een intensieve samenwerking tussen de verschillende overheden als tussen overheden en doelgroepen. Bij de laatste kan o.a. gedacht worden aan landbouw, bedrijfsleven en consumenten. In samenspraak met het interprovinciaal overleg en de VNG wordt gezocht naar vernieuwing van de organisatie van de "milieu-overheid"die tegemoet komt aan de eisen van een goede uitvoeringspraktijk. Daarbij worden nieuwe vormen van samenwerking binnen de bestaande bestuurlijke verhoudingen en verant woordelijkheden opgezet vanuit het gemeenschappelijk uitgangspunt dat de overheid als geheel verantwoordelijk is voor de realisering van de milieu-doelstellingen van het nationaal milieu beleidsplan. Regionalisatie Politie Een bijzonder fenomeen treffen we aan bij de te realiseren regionale 4 politie. De structuur daarvoor behoeft geen gestalte te krijgen door het creëren van een samenwerkingsvorm maar wordt bij wettelijke maatregel aangereikt. Een regionaal college bestaande uit de burgemeesters van het gebied samen met de hoofdofficier van Justitie. Een volstrekt nieuwe fi guur in bestuurlijk Nederland. Lokaal blijft de lokaal bepaalde verant woordingsverplichting tegenover de gemeenteraad. Regionaal evenwel treedt bij het beheer van het korps het regionaal college op als verantwoordingsplatform. De aanvankelijk ook door de VNG aangehangen gedachte dat de korpsen op WGR-schaal gevormd zouden moeten worden, is al snel een gepasseerd station geworden. Doelmatigheid, doel treffendheid en kwaliteit zijn de leidende belangrijke toetsingscriteria van het beleid, samen met "decentraal tenzij" en "eenvoud". In het voorgaande heb ik aangegeven hoe de verschuiving van het lokaal bestuur naar het regionaal niveau, soms zelfs zonder dat de procesmati ge ontwikkeling als zodanig herkend wordt, zich aftekent. Bij de presen tatie van het kabinetsstandpunt over grootstedelijk bestuur onder de titel "Besturen op niveau" constateerde de Minister van Binnenlandse Za ken dat de tijd voorbij is dat wij discussiëren, zuiver theoretisch, over schaalgrootte en bestuursmodellen. Eerder had de Minister-President bij de discussie over de regeringsverklaring al te kennen gegeven dat kwaliteitsverbetering ook mogelijk is door aanpassing en sanering van het bestuurlijke instrumentarium. Onder de titel "Bestuur en stedelijke gebieden, bestuur op niveau" verscheen luttele maanden geleden het kabinetsstandpunt over de rappor ten van de commissie Montijn en de Raad voor Binnenlands Bestuur. Tege lijkertijd wordt op een aantal andere rapporten en adviezen gereageerd. Een aantal conclusies trekken de aandacht: Er is sprake van een brede erkenning van de noodzaak tot verder gaande inhoudelijke, maar vooral ook bestuurlijke samenhang in stedelijke gebieden. De Wet Gemeenschappelijke Regelingen blijkt onvoldoende te passen op de specifieke situatie in de stedelijke gebieden met name door het uitgangspunt van de vrijwilligheid van de samenwerking. Waar er sprake is van behoefte aan sturing op een breed veld van beleidsterreinen krijgen de samenwerkingsverbanden een zodanig bestuurlijk gewicht" dat dit uiteindelijk naar letter en geest in lijn met artikel 4 van de Grondwet moet worden beschouwd als een algemeen vertegenwoordigend orgaan waarvoor rechtstreekse verkie zingen moeten worden gehouden." In een aantal stedelijke gebieden waar sprake is van een dergelijke sturingsbehoefte is op (langere) termijn de inrichting van een meer structurele voorziening in de vorm van een bestuurlijke autoriteit op bovenlokaal niveau vereist. De nieuw in te stellen bestuurlijke autoriteit wordt op het terrein van sturing belast met lokale zaken op een schaal die aansluit op bestaande maatschappelijke en functionele verbanden. Ik spreek geen waarde-oordeel uit maar geef wel een trend aan. Uitgangs- 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1991 | | pagina 3