denk dat wij nu met vereende krachten moeten zorgen dat wij dat raadsbe sluit uitvoeren. Dan heb ik de CDA-fractie gehad. Ik kom bij de WD-fractie. De VVD-fractie heeft gezegd, wij zijn nieuws gierig wat die fusies allemaal gaan kosten. Daar kan ik op dit moment geen antwoord op geven, dat zal hen ook niet verbazen. Het eerste dat nu moet gebeuren is dat er een besluit genomen wordt welke kant wij op willen. Vervolgens zullen die besluiten verder uitgewerkt en geconcre tiseerd moeten worden. Pas dan is er ook zinvol iets te zeggen over de kosten die daarmee gemoeid zijn. Wat wij wel weten op dit moment is dat wij in ieder geval geld nodig hebben om de zaak verder te kunnen begelei den en in dat kader is ook een voorstel nieuw beleid aan u voorgelegd om 60.000,-- uit te trekken voor een extern projectmanagement. Dan heeft de heer De Beer gezegd, het lijkt er op alsof bij wet verboden is te fuseren tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Dat is niet zo, dat is niet verboden. Openbaar en bijzonder onderwijs mogen best fuseren als zij dat willen. Waar de discussie momenteel over gaat, de Onderwijsraad heeft daar het nodige over gezegd, is wanneer je dan nog kunt spreken van openbaar onderwijs. Is bijvoorbeeld bij een stichting waarin je de gemeente grote invloed geeft nog sprake van openbaar onderwijs of is dat niet het geval? De Onderwijsraad zegt, dat is duidelijk niet het geval. Er zijn anderen die zeggen, dat is wel het geval. Dat is een discussie die denk ik de komende tijd nog wel vaker gevoerd zal worden. Voor ons heeft dat geen consequenties, omdat wij hebben gezegd, wij gaan er van uit dat er sprake blijft van openbaar onderwijs, omdat wij als gemeente ook de plicht hebben om te voorzien in voldoende openbaar onderwijs. Met het bijzonder onderwijs, en dan heb ik het over het algemeen bijzonder onderwijs, zullen wij moeten overleggen over de bestuursvorm die daarbij wenselijk is. Dan kun je denken aan integraal bestuur, een commissie en artikel 61 of een gemeenschappelijke regeling. In die zin voorzie ik geen complicaties als gevolg van dit standpunt van de Onderwijsraad. Dan kom ik bij de PAL-fractie, die zegt: "Er is kennelijke behoefte aan alternatieven." Dat klopt en niet zozeer omdat wij zelf geen ideeën zouden hebben, maar omdat ik vind dat juist bij zo'n belangrijk onderwerp als sociale vernieuwing het heel belangrijk is dat alle fracties daar hun ideeën over op tafel leggen, zodat je een goede discussie kunt voeren over hoe je daar nu invulling aan wilt geven. Ik begrijp dat wij wat dat betreft van de PAL-fractie wat te verwachten hebben. Dat zij niet alleen maar zeggen hoe het niet moet, maar dat de PAL-fractie zelf ook met ideeën zal komen over hoe zij dan vinden dat het wel moet. Ik ben daar blij mee, voorzitter, en ik wacht dat graag af. Dat zal ongetwijfeld een waardevolle bijdrage aan de discussies kunnen leveren. Eerlijk gezegd vind ik dat het oppositieprogramma van de PAL-fractie, en ik niet alleen dat werd ook bij de bespreking van het convenant ter tafel gebracht, niet echt afwijkt van het Collegeprogramma. Ik vind dat nog steeds, maar misschien zal, als de PAL-fractie straks met hun voorstellen komt, het verschil duidelijker worden. Dan ten slotte mevrouw Visser. Ik denk dat wij toch verschillend blijven denken over de Grote Wielen. Mevrouw Visser zegt: "Ik lever mijn groot schalige ideeën graag in voor wat kleinschaliger plannen." Ik zou voor de Grote Wielen graag primair het accent willen blijven leggen op de natuurwaarden die daar liggen. Op dit moment is daar sprake van klein schalige recreatie. Er is wellicht nog een hele geringe drukverhoging mogelijk, met name op de zuidoever in de buurt waar Geertsma zit, maar dat is het dan ook voor dat gebied. Grootschaliger ontwikkelingen, je kan dan twisten over wanneer je van groot kan spreken, zie ik daar eerlijk gezegd niet zitten. Ik denk niet dat dat verstandig zou zijn. Daarmee heb ik dacht ik alle sprekers gehad, voorzitter. De heer Timmermans (weth.): Voorzitter, mevrouw De Haan heeft nog even gesproken over de discussie van gisteren over de duurzame ontwikkeling. Zij constateert dat haar fractie geen behoefte heeft aan de notitie zoals die in de motie van de PAL-fractie wordt voorgesteld, maar doet de terechte suggestie om daar aan de hand van bouwstenen die door de PAL- fractie naar voren zouden kunnen worden gebracht, maar ook anderen kunnen daar inderdaad hun ideeën naar voren brengen, brainstormend een keer in de commissie of één of meerdere keren wellicht in de commissie over te praten. Ik ben blij dat er nu een handleiding ligt die ons wat dat betreft een richting zou kunnen geven in die discussie. Waarom gisteren door mij verwezen naar de milieunota? Niet omdat - want in zoverre kan ik mij voorstellen dat die reactie wordt gegeven - ik alleen daar de uitgangspunten heb genoemd waar het begrip duurzame ontwikkeling een aantal keren genoemd is, maar ook omdat ik de overtui ging heb dat in de randvoorwaarden, waar de PAL-fractie over spreekt in de motie, die moeten worden opgesteld om het begrip duurzame ontwikkeling inhoud te geven, de randvoorwaarden voortvloeien uit de concretisering van die maatregels die in die nota staan. Daar is wat mij betreft wel degelijk ook een verklaring/een uitwerking te vinden in die milieunota zelf Ten aanzien van de door de heer Bilker namens de CDA-fractie naar voren gebrachte motie 8, over de extra middelen ten behoeve van groenonderhoud heeft hij gezegd dat de CDA-fractie bereid is die motie in te trekken onder de voorwaarde van een toezegging door het college. Ik denk dat ik dit zo moet formuleren, dan zeg ik precies hetzelfde als gisteren, maar wellicht toch iets duidelijker. Het college is bereid om bij het voorstel verdeling nieuw beleid 1991 milieumiddelen nadrukkelijk dit extra groen onderhoud te betrekken. Waarbij al eerder is erkend dat de financiële consequenties van het niet meer gebruiken van chemische middelen ten laste kunnen worden gebracht van de milieumiddelen. Ik denk dat dat precies is zoals wij dat hebben geformuleerd. Dan in de richting van de heer De Jong die constateerde dat ik mij gisteren niet heb uitgelaten over het feit dat de corporaties niet bereid 147

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1991 | | pagina 75