Sch
Or
Za
2
Verkc
Verw
Verw
Verw
Verk<
Verw
Verw
Rui
Verv
Ontt
Ontt
ph
Er
Ver
Uitj
O
Punt 18 (bijlage nr. 163).
De Voorzitter: Aan de orde is verwerving en vervreemding van diverse
onroerende goederen.
De heer Schreuder: Mijnheer de voorzitter, de raad heeft op 19 november
1990 een voorbereidingsbesluit genomen met betrekking tot het perceel
zoals vermeld onder nummer 11 van de bijgevoegde lijst. Dit kon onze
instemming niet krijgen. Om dezelfde reden zijn wij tegen de verkoop van
de grond voor de genoemde bestemming c.q. bebouwing.
De heer Schadé: Mijnheer de voorzitter, ik wil namens mijn fractie
spreken over nummer 12 van de lijst van vervreemdingen. Het betreft hier
de verkoop van een steeg tussen perceel 47 en 49 in de Breedstraat. Voor
perceel 47 is het nodig om van deze steeg gebruik te kunnen blijven
maken. Dit is één van de kleinste pandjes van Leeuwarden en voor dit pand
is een restauratieplan opgesteld om dit te behouden. Een vooringang is
bij dit pand niet mogelijk, want dan zou de woonkamer praktisch opge
bruikt worden, vandaar dat er een zijingang in de steeg is gemaakt. Onze
fractie vindt dat het recht van overpad goed geregeld dient te worden bij
deze verkoop. Volgens ons is dit niet gebeurd. Wij verzoeken dan ook het
college deze vervreemding nu niet te laten doorgaan en eerst met de
belanghebbenden dit recht van overpad voor nummer 47 in orde te maken.
De heer Heins: Een kleine stemverklaring, vanwege onze stellingname
betreffende het verkopen van gronden in de binnenstad zijn wij tegen de
punten 2, 12 en 13.
Vei
Oni
D
B
Ad
c
I
Bt
De heer Timmermans (weth.): De heer Schreuder heeft de consequenties
verwoord van hun stellingname eerder tegen een besluit tot de aanwending
van openbare grond voor de bouw van parkeergarages. Ik neem op dit moment
kennis van de consequente lijn die naar voren is gebracht.
Datzelfde geldt eigenlijk ook in de richting van de heer Heins met
betrekking tot het niet in kunnen stemmen met de verkoop van erfpachts-
gronden.
Rest mij te reageren op nummer 12, waar de heer Schadé namens de PvdA-
fractie op gewezen heeft. Ik denk dat de stellingname zoals die door de
heer Schadé is verwoord een nieuw gegeven is. Dat wil zeggen dat voor
zover mij bekend bij de onderhandelingen dit punt niet met de heer
Barendsma aan de orde is geweest. Het college heeft op dit moment een
principe-overeenkomst met de heer Barendsma, maar het is uiteraard de
raad die moet beslissen of dit voorstel moet worden overgenomen. Ik heb
12
kennis genomen van het gegeven dat de PvdA-fractie aangeeft dit punt
terug te willen laten nemen opdat er onderhandelingen kunnen worden
gepleegd met betrekking tot het recht van overpad van deze steeg. Ik denk
dat het verstandig is om even de reacties van de andere fracties af te
wachten
De heer Krol: De CDA-fractie ondersteunt het verzoek van de heer Schadé
namens de PvdA-fractie.
De heer Bakker: Als het waar is wat de heer Schadé aangeeft, denk ik dat
dit inderdaad geregeld moet worden. Dus wij ondersteunen dit verzoek.
Mevrouw Van Ulzen: Wij ondersteunen dit verzoek ook.
Mevrouw Visser: Mijn fractie pleit voor het recht van overpad, dus wij
moeten dit ondersteunen.
De Voorzitter: Dit betekent dat element 12 van punt 18 teruggenomen
wordt. Daar komen wij nader op terug.
Ik heb begrepen dat de D66-fractie geacht wil worden te hebben gestemd
tegen nummer 11 en de PAL-fractie geacht wil worden te hebben gestemd
tegen nummers 2 en 13.
Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w. met de aantekeningen dat element 12 wordt teruggenomen,
dat de D66-fractie geacht wil worden tegen element 11 te hebben gestemd
en de PAL-fractie tegen de elementen 2 en 13.
Punt 19 en 20 (bijlage nrs. 126 en 143).
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 21 (bijlage nr. 146).
De Voorzitter: Aan de orde is intrekking beroep tegen partiële onthouding
13