voor het hele dorp en dat de school daar dus duidelijk een functie in
had. Een ander argument was bijvoorbeeld dat er geen verkeerslichten
waren. Je moet constateren dat Hempens intussen een dorpshuis heeft, dat
voor een deel de sociaal-culturele functie overgenomen heeft; de ver
keerslichten zijn er gekomen. Dus een aantal argumenten die er in het
verleden waren, bovenop het perspectief dat toen nog wat gunstiger was
om de school open te houden, zijn in ieder geval voor een deel weggeval
len. Daar verwijst deze passage naar. Bij de andere dorpen zullen wij per
dorp de afweging moeten maken in het kader van de discussie over de
schaalvergroting, waarbij je argumenten als verkeersveiligheid, sociaal-
culturele functie etc. in de discussie moet betrekken. Zo'n argument
moet je er niet geïsoleerd uittrekken, je zult per dorp moeten bekijken
wat de functie var de school is en wat dat je waari is. Want er zijn
terecht door een aantal sprekers opmerkingen gemaakt dat dat consequen
ties heeft voor de scholen in de stad. Je zal dus moeten praten over wat
het je waard is om de dorpsscholen open te houden. Tot nu toe heeft deze
raad steeds uitgesproken dat zij zeer hecht aan het voortbestaan van de
scholen in de dorpen.
Dan mijnheer De Jong. Ik denk dat ik eigenlijk al zijn punten beantwoord
heb, inclusief de toezegging dat wij over de plannen van Wallage in de
commissie zullen praten.
Hetzelfde geldt voor mevrouw Visser.
Mevrouw Garms heeft eigenlijk al een voorschot genomen op die discussie.
Zij heeft gezegd: "Ik beschouw dit zeker niet als een trend voor de
andere dorpen". Ik heb overigens in de commissie gezegd dat voor mij wat
dat betreft hetzel :de geldt. Ik beschouw het ook niet als een trend voor
de andere dorpen. Zij gaat nog een stapje verder, zij zegt: "in tegen
deel". Dat zullen wij dan wel moeten bediscussiëren met elkaar, maar dat
dat een zwaar punt is, ben ik graag met haar eens.
Overigens ben ik ook op de andere punten van mevrouw Garms ingegaan.
Mevrouw Van ülzen: De vraag ten aanzien van de passage op bladzijde 4
stelde ik omdat tot nu toe altijd heel erg gehecht is aan de functie van
een school in een dorp. Inmiddels zijn in alle dorpen dorpshuizen gekomen
en daarmee wekt deze opmerkingen op mij dus de indruk dat één en ander
wat betreft de functie van een school kennelijk minder zwaar gaat wegen.
Dan is de wethouder uitdrukkelijk niet ingegaan op mijn verzoek kinderen
niet in de eigen wijk te plaatsen. Evenmin is de wethouder ingegaan op
mijn verzoek om in ieder geval de suggestie mee te nemen deze zogenaamde
"zorgkinderen" niet te veel te concentreren. Ik spreek hier naar aanlei
ding van hetgeen ik van de ouders heb gehoord en - daar zal de CDA-
fractie mij toch zeker in willen steunen - de school is van de ouders en
de kinderen.
20
De heer De Jong: Voorzitter, een korte reactie naar mevrouw Garms toe.
Zij haalt mijn woorden aan uit de eerste termijn, dat de basis onder de
school weggevallen is. Daarmee heb ik uiteraard bedoeld, en dat weet
mevrouw Garms natuurlijk wel, dat het gaat om het aantal leerlingen. Het
gaat helemaal niet om het pedagogisch klimaat. Ik heb ook uitdrukkelijk
in mijn eerste termijn gezegd dat de school in Hempens een uniek karakter
heeft en dat de school dat ook bewezen heeft.
Mevrouw Garms: Ik was niet van plan om te reageren, maar nu mijnheer De
Jong dat doet, zal ik dat ook doen.
Waar het mij om gaat is dat er gesuggereerd wordt alsof de cijfers die
er nu liggen, nog r~ar tvee kinderen uit Hem]ens, het beeld geven van
de realiteit. Maar tegelijkertijd wordt de realiteit bepaald door het
gegeven dat er op dit moment geen adequate voorzieningen zijn voor met
name de jongste kinderen, waardoor ouders er voor kiezen hun kinderen,
vanaf het moment dat zij naar de eerste groep van de basisschool moeten,
toch maar naar de stad of naar Goutum sturen, zodat er in ieder geval
continuïteit in dat onderwijsproces zit. Ik wil aangeven dat daarmee een
vertekend beeld ontstaat over de situatie. De ouders hebben dat ook al
eens eerder naar voren gebracht. Dat is het enige dat ik nu naar voren
zou willen brengen, nog afgezien van het feit dat het natuurlijk zorgwek
kend is dat op dit moment de verwachting is dat het er 17 of 18 leerlin
gen zullen zijn in 1994.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Voorzitter, mevrouw Van Ulzen zegt dat er tot
nu toe altijd zeer gehecht is aan een school in alle dorpen. Zij koppelt
dat aan de sociaal-culturele functie. Daarmee isoleer je die dus toch.
Ik heb steeds gezegd dat je die niet moet isoleren. Een school staat niet
primair in een dorp vanwege de sociaal-culturele functie, maar omdat er
kinderen in zo'n dorp wonen die naar school moeten. (Mevrouw Van Ulzen:
Dat is altijd wel een argument geweest om een school overeind te houden.)
De school heeft ook een aantal andere functies, waarbij de sociaal-
culturele een heel belangrijke is. Maar mevrouw Van Ulzen moet het niet
omkeren, zij moet niet zeggen: nu hebben alle dorpen een dorpshuis en is
er dus geen reden meer om de school in stand te houden. Dat is niet waar.
Een school is een voorziening die je zo dicht mogelijk in je dorp of
buurt zou moeten hebben, maar je hebt wel een bepaald aantal leerlingen
nodig om zo'n school in stand te houden. Natuurlijk doet een school meer
dan alleen maar school te zijn en zeker bij de scholen op de dorpen is
dat het geval. Maar ik denk niet dat je het om kan keren en kunt zeggen,
nu hebben alle dorpen dorpshuizen en nu kunnen wij ook wat gemakkelijker
over die scholen praten.
Ik ben niet ingegaan, zegt mevrouw Van Ulzen, op haar verzoek om kinde
ren niet in de eigen wijk te plaatsen. Nee terecht, wij plaatsen geen
kinderen, dat is een keuze van de ouders.
Niet concentreren op één school, zegt mevrouw Van Ulzen. Terecht, die
21