Uit; O landschappelijk aanzien onaanvaardbaar aangetast wordt. Dat vindt mijn Verl fractie nogal subjectief. Wij vinden dat het nogal meevalt en hebben Ver\ moeite met deze zeer zwaar aangezette opvattingen die misschien over 100 Ven jaar weer heel anders zullen liggen. Ven yer| Natuurlijk is er sprake van enige schade aan het landschap, maar er is yep tevens sprake van een enorme verbetering als al dat blik uit het beeld y verdwenen is. Op bladzijde 2 staat bijvoorbeeld dat het zomers wel mogelijk om door hoogbeplanting de inrichting aan het zicht te onttrek ken. Haar - zo staat er dan - 's winters echter zal dat niet mogelijk zijn. Dan denk ik "so what", dat zet je er een bordje neer van na 1 no vember niet mooi meer. Ri Ver De vraag is in feite of je het juridisch mogelijk wilt maken via een voorbereidingsbesluit om een bedrijf te kunnen handhaven. Daarvoor is dan een zekere vergroting nodig. Juridisch gezien heeft de heer Van der Veen O0*1 waarschijnlijk ongelijk en daar kan natuurlijk formeel aan vastgehouden worden. Maar mijn fractie heeft er toch wel begrip voor dat als een Oi ondernemer met tussenpozen do ene vergunning na de andere binnenhaalt, dan de indruk ontstaat dat er misschien voor de uiteindelijke uitbreiding Ont waarschijnlijk ook wel een oplossing gevonden wordt, pl, Zou het misschien een mogelijkheid zijn om voor al dit soort bouwvergun ningen en aanvragen en alles wat daarmee samenhangt, samen met de provin- cie bijvoorbeeld één loket te maken? Want dit oerwoud aan regelgevingen maakt een burger natuurlijk helemaal dol. Wij hebben nogal eens kritiek op de provincie, misschien is dat ook wel terecht, maar de provincie heeft bijvoorbeeld een nota Natuur en Land- schap en probeert zich daar natuurlijk ook aan te houden en doet dat ook zoveel mogelijk, maar wel met een zeker begrip en met soepelheid. De provincie heeft bovendien een Autowrakkenplan vastgesteld waarin staat waar wel of niet autowrakken mogen komen. Over het algemeen is men daar absoluut niet royaal in. Deze sloperij komt echter wel voor in het plan. Wat mij dan opvalt is dat er eigenlijk aan alle kanten hulp van de provincie is, maar kennelijk heel weinig van de gemeente. Ik zou dan Vei toch eens in herinnering willen brengen dat de raad er voor de burgers Oni is. Wij zouden ons dat allemaal eens wat beter en vaker moeten realise- D ren. Dit bedrijf heeft nooit dwars gelegen, wil in alles meewerken, ook met de beplanting. Wij moeten toch meer begrip hebben voor het feit dat B iemand zijn bedrijf wil kunnen voortzetten. Ik moet er persoonlijk bovendien niet aan denken dat wanneer dit soort bedrijven er niet meer Ad zijn, men dan zijn wrakken dumpt op de Nieuwestad of de Emmakade of zo. Ci Het is duidelijk dat mijn fractie aan de raadsleden hier zou willen p vragen om vooral eens te bedenken dat men hier toch enige soepelheid in moet betrachten en dat deze ondernemer de kans gegeven moet worden om zijn bedrijf te kunnen voortzetten. Ei E Be De heer Ten Hoeve: Mijnheer de voorzitter, na de behandeling in de 22 2 commissie nog een enkele opmerking. Wij hebben natuurlijk in het bestemmingsplan buitengebied een algemeen beleid ten aanzien van dit soort ontwikkelingen vastgesteld. Met dat beleid zijn wij het nog steeds eens. Ik denk overigens, in tegenstelling tot wat mevrouw Var. Ulzen suggereert, dat de provincie op dezelfde lijn zit. Je zou dan een aantal specifieke zaken kunnen hebben waarom je er toe zou besluiten om op dat algemene uitgangspunt van beleid terug te komen of om daarvan af te wijken. Ik heb eigenlijk, afgezien van dat het voor de desbetreffende ondernemer soms heel verdrietig kan zijn, van mevrouw Van Ulzen geen enkel specifiek argument gehoord over dit bedrijf, waarom er hier, afgezien van dat het voor de betreffende ondernemer erg jammer is, van afgeweken zou moeten worden. Daarom is mijn vraag, niet aan het college maar aan de WD-fractie, of zij ten aanzien van dit soort ontwikkelingen in het buitengebied nu een beleid voorstaat waarin het mogelijk wordt gemaakt dit soort sloopbedrijven daar te handhaven of te vestigen. De heer Timmermans (weth.): Voorzitter, de heer Ten Hoeve heeft aangege ven wat het kader is van waaruit het college de aanvraag van de heer Van der Veen heeft beoordeeld. Inderdaad, het beleid zoals dat in de bestem mingsplannen is vastgelegd. Het beleid dat in hoge mate overeenstemt met de ideeën die daar bij de provincie over leven. Ik denk niet dat het verstandig is om nu in discussie te gaan over of 7 meter hoog en 24,9 meter lang al dan niet aanvaardbaar is. Het is duide lijk dat het gaat om een grote loods in een open landschap. In zijn algemeenheid denk ik dat de constatering terecht is dat dat niet elemen ten zijn die daar thuishoren. Zeker niet als zij niet lokatiegebonden zijn, wat met name bij boerderijen wel het geval is. Ondanks dat het een gigantische loods is, is het natuurlijk niet zo dat daarmee alle auto's dan plotseling van het terrein zijn. Het terrein is veel groter en ik kan u verzekeren dat veruit de meeste auto's gewoon in dat open landschap blijven liggen. Weliswaar zit er nu een wilgenbeplanting omheen, maar dat verandert natuurlijk niets aan de werkelijkheid dat in hoge mate, zeker ook 's winters, daar een groot terrein blijft liggen midden in het open landschap wat een weinig verheffende aanblik te zien geeft. Het is duidelijk dat het college niet voorstelt om een voorbereidingsbe sluit te nemen om deze gedoogde situatie verder te legaliseren. Het is ook duidelijk dat het bedrijf reeds 14 jaar wist dat zij daar niet thuis hoorde. Alle investeringen die men gedaan heeft tussentijds, overigens valt dat nog wel wat mee als u de situatie ter plaatse ziet, willens en wetens met risico, met de wetenschap dat men daar uiteindelijk niet te handhaven is. Het aantal vergunningen waar mevrouw Van Ulzen dan over spreekt is, denk ik, zeer beperkt. Ik ga nu niet in op de vraag of het verstandig is dat provincie en gemeente één loket zou moeten hebben. Daar vallen vele interessante be schouwingen over te voeren, ware het niet dat op dit moment wettelijk 23

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1991 | | pagina 12