Or
Or
F
Ve
Ve
Ve
Ve
Ve
Ve
Ve
V
Ve
S
Vt
Ui
Vi
Oi
dit bestemmingsplan vastgesteld waarin dit soort dingen niet kunnen. Als
het college dan toch denkt dat ingegaan moet worden op een bouwaanvraag
die niet in het bestemmingsplan past, dan riskeert het college dat er een
burenruzie in de raad komt en niet de rest van de raad. Dat als eerste.
Het tweede dat gedaan moet worden naar ons oordeel is dat er een herzie
ning van het bestemmingsplan had moeten komen. Als het dit soort globale
regelingen betreft, dan had de wethouder integraal met een herziening
moeten komen en niet aan de hand van één persoon.
Ten derde, als de wethouder dan met een nieuwe regeling was gekomen, had
daar vast niet in gestaan dat elke willekeur gehanteerd kan worden bij
het plaatsen van een garage voor de voorgevel. Want zelf de meest globale
bestemmingsplannen laten niet toe dat je in elke voortuin een garage
neer zet.
De heer Schreuder: Ik wil de belangen van diegenen die bezwaar maken
tegen het nemen van dit voorbereidingsbesluit toch ondersteunen; in de
situatie waarin men wordt geconfronteerd met een bebouwing die men niet
wenst, die hem duidelijk in ruimtelijke zin schade kan berokkenen. Aan
deze zaak zit een voorverhaal. Het voorverhaal is nog een extra argument
om deze zaak serieus te bekijken. Wij vinden trouwens dat elke burger die
een bezwaar maakt tegen het nemen van een besluit, op zijn argumenten
moet worden beoordeeld of die terecht of niet terecht zijn. Wij hoeven
heus niet elk schuurtje hier te hebben. Dit is duidelijk een extreem
geval waarin een duidelijke uitspraak van de raad wordt verlangd, omdat
hier schijnbaar helaas, zoals eerder al is gesteld, geen aanvaardbare
oplossing voor beide partijen mogelijk is. In dat geval moet de raad
zijn verantwoordelijkheid nemen en de belangen tegen elkaar afwegen.
De heer Krol: Voorzitter, er passeren veel voorbereidingsbesluiten ex
artikel 21 de commissie en de raad. Dat gebeurt natuurlijk niet voor
niets. Als de wethouder zegt dat er één standaardnorm gehanteerd wordt,
dan zou het dus ook niet zo zijn dat wij in de commissie telkens opnieuw
praten over belangenafweging, dat zorgvuldig doen en dat vervolgens via
de raad laten lopen ter besluitvorming. Dat betekent eigenlijk dat een
standaardnorm best aardig is, maar dat je telkens opnieuw van geval tot
geval moet bekijken hoe het in elkaar zit, hoe die belangenafweging
uitvalt, omdat dat gewoon opgesloten ligt in de procedure die je met
elkaar bewandeld. Die voorbereidingsbesluiten komen toch niet voor niets
via commissie in de raad. Als wij gaan werken via standaardnorm, dan denk
ik dat wij ze maar niet meer moeten hebben. Daar ben ik tegen. Dit
betekent dus dat wij best een oordeel mogen hebben, dat wij best belangen
mogen afwegen en dat die dan uitvallen zoals zij uitvallen. Ik denk dat
wij dat dan met elkaar moeten accepteren.
B
De heer R. Terpstra: Dit punt is in de commissie uitvoerig onderwerp van
gesprek geweest. Wij hebben daar de argumenten neergelegd waarom wij met
40
het collegevoorstel zullen instemmen. Nieuwe argumenten heb ik vanavond
niet gehoord. Naar aanleiding van de fractiediscussie zullen wij dan ook
met het collegevoorstel instemmen. Waarom? Het gaat om de functie. Is die
schadelijk? Wij achten van niet. Wat zijn de ruimtelijke consequenties?
Wordt daar schade aangericht? Dat menen wij ook niet.
Dan als reactie op de heer Heins, dat de garage niet voorkomt. Als je de
situatie kent, zie je dat het huis alleen vanaf de straat te bereiken is,
maar de achterzijde van het huis, als je dat zo wilt zien, volstrekt
niet, want dan moet je een paar weilanden door en een paar sloten over.
Dus dat is een wat ingewikkelde constructie. Ik vind dat je dat niet van
mensen mag verwachten.
De heer Timmermans (weth.De heer Heins is begonnen met te zeggen dat
ik de zaak op zijn kop gezet zou hebben. Ik denk van niet, wat ik heb
proberen aan te geven namens het college is dat wij inderdaad een lijn
hanteren voor wat betreft de mogelijkheden die iedere burger heeft als
het gaat om het bouwen van een bijgebouw op zijn terrein. Dat is de
algemene lijn, daar werken wij mee.
De heer Krol zegt, standaarnormen hanteren wij niet. Ik moet daar uit
afleiden, voorzitter, dat de heer Krol dadelijk het bestemmingsplan
Wytgaard gaat afkeuren, want dat zit bol met dit soort standaardnormen.
Die hanteert hij dus ook. Ik denk dat wij ons goed moeten realiseren dat
wat hier gebeurt feitelijk betekent: wij wensen geen standaardnormen te
hanteren, wij wensen geen rechten aan te geven in de richting van de
individuele burger, want dat is toch de bedoeling van het bestemmings
plan, wij gaan per geval beoordelen of het ons uitkomt of omdat de buren
bezwaar maken. Voorzitter, ik denk dat dit een levensgevaarlijke ontwik
keling is waar een organisatie die namens u, namens het college vergun
ningen moet afgeven niet mee uit de voeten kan. Het is een pure vorm van
rechtsongelijkheid waar wij mee te maken krijgen. Natuurlijk zou het het
mooiste zijn als wij in staat waren in één keer de oudere bestemmings
plannen te wijzigen, waar er overigens bij zijn die veel meer ruimte
bieden dan de nieuwe bestemmingsplannen, er zijn er ook bij die om wat
voor reden dan ook een gerichtere lijn toestaan passend in de toenmalige
beleving, waar het het college en de raad nu minder straf opereren. Wij
hebben nu geconstateerd dat wat hier wordt voorgesteld volstrekt passend
is wat wij als integrale norm over de hele gemeente in de richting van
alle burgers wensen te hanteren. Het zou mooi zijn als wij dat in één
keer met een bestemmingsplanwijziging zouden kunnen doen. Dat kunnen wij
niet, dat weet u, maar om dan vervolgens de individuele burger vanuit dat
onvermogen van de overheid om dat in één keer integraal weer bij te
stellen, de dupe te laten zijn dat lijkt mij niet goed. Dus voor een
groot aantal burgers is de raad bereid die onduidelijkheid te laten voort
bestaan, dat is denk ik een verkeerde manier. Dat betekent dus, dat bij
alle bestemmingsplannen die wij de laatste tijd hebben vastgesteld en die
wij nu gaan vaststellen, die norm niet geaccepteerd zou zijn. Ik neem
daar straks wellicht kennis van. (De heer Krol: Wethouderhet is toch
41