gramma 1992 is opgenomen en dit te dekken uit vrijkomende gelden door verschuivingen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur 1992- 1996. (De Voorzitter: De motie maakt deel uit van de beraadslagingen. Met de dekking uit algemene middelen willen wij te kennen geven dat wij het geld dat vrij kan komen door de uitstel van civieltechnische werken liever aan het milieu willen besteden dan aan de verdubbeling van de weg naar Drachten. Een constructie die wij ook al eerder hebben voorgesteld. Minder asfalt en parkeerterreinen en meer voor het milieu. Naar onze beoordeling betekent het niet aannemen van deze motie dat de raad een meerjarenprogramma (MUP) vaststelt dat zeer moeilijk uitvoerbaar wordt en dat de heer Burg alsnog gelijk krijgt. Want laten wij wel wezen, een achterstand in 1992 wordt bovenop het zeer zware programma van de komende jaren gezet. Of wil het college soms nu de harde toezegging doen dat de achterstand van 1992 in de komende jaren binnen de termijn van het meerjarenprogramma zeker wordt ingelopen? De heer Timmermans (weth.Voorzitter, ik constateer dat de raad eigen lijk unaniem van mening is dat de voorstellen zoals die hier liggen een belangrijke bijdrage kunnen gaan vervullen als het gaat om het inhalen van de achterstand van het milieubeleid, de milieusituatie in Leeuwarden. Het is bovendien een goede basis om voor de toekomst een zodanige werk wijze te ontwikkelen dat wij structureel gezien op het niveau van, zoals dat zo mooi heet, duurzame ontwikkeling terecht komen. Dat is precies waar de ambitie van ons Milieubeleidsplan voor stond. Ik constateer ook dat eigenlijk alle fracties instemmen met het aantal maatregelen. Het gaat hier slechts om 148 verschillende maatregelen, waar je natuurlijk een uitermate boeiende discussies kunt gaan voeren over wat het eerst moet komen en wat later. Ik ben op zichzelf blij dat wij met deze systematiek, wat je dan kunt noemen de meest geobjectiveerde subjec tieve benadering, gekomen zijn tot een methodiek waar wij blijkbaar met elkaar hebben afgesproken, dat is de essentie van hoe wij het gaan aanpakken. Want ik denk dat het ook voor de consistentie en voor de organisatie van het werk van groot belang is dat wij daar niet ieder jaar opnieuw een discussie over gaan krijgen. In die zin denk ik dat wij met elkaar een geweldige stap hebben gemaakt. Voorzitter, de heer Greving heeft dat ook aangegeven. In zijn verwach tingsbeeld liggende veronderstelling, zullen er nogal wat tegenvallers komen, met name ook de bodemsanering zou nog wel eens een langere periode kunnen gaan innemen, dan in dit voorstel naar voren wordt gebracht. Ik sluit dat niet uit. Wat wij gedaan hebben, is met de best mogelijke kennis die er is de best mogelijke aannames ten aanzien van de financiële consequenties en de inschatting van hoe dat gedekt zou kunnen worden te doen, rijksbijdragen en dergelijke. Als hij nu vraagt welk onderdeel het minst duidelijk en hard is, dan praten wij denk ik over die bodemsane ring, want wij weten volstrekt onvoldoende wat onder de grond zich allemaal aan fraais voordoet. Met name de eerste jaren zal daar toch actief onderzoek naar moeten worden gedaan. Dat is de eerste activiteit, het inzicht krijgen van hoe de bodemkwaliteit in onze woonwijken met name, want dat is de eerste prioriteit, en vervolgens ook samen met het bedrijfsleven nagaan hoe het op de bedrijfsterreinen staat. Op grond van dat betere inzicht zullen wij in de komende jaren wellicht nieuwe plan ningen moeten maken, maar dan zullen wij dat zo goed en zo kwaad moge lijk, met de intenties die wij ook vanavond hebben uitgesproken, proberen op te lossen. U hebt de rol van de vervuilers gemist. De lijn van dit verhaal is, de vervuiler betaalt. Dat betekent dus als wij het met name hebben over sanering op bedrijfsterreinen. De eerste aanzet is te kijken wie daarvoor verantwoordelijk is en samen met de vervuiler proberen dat zo goed mogelijk op te lossen. Het is een automatisme dat eigenlijk een van de uitgangspunten van dit hele plan is. Ten aanzien van het gescheiden inzamelen, met name met betrekking tot die milieuparkjes, denk ik dat de opmerking over de uitstraling, los van wat precies in de bakken komt en ook of dat allemaal klopt met wat er buiten- op staat, dat wij dat in die evaluatie zullen meenemen. Het is inderdaad zo dat wij moeten voorkomen dat het een puinhoop wordt, hoewel mijn stellige indruk is dat dit in overwegende mate niet het geval is. Wij kunnen in ieder geval bij de evaluatie dat punt meenemen. Ten aanzien van die clandestiene stort, dat is waar. De heer Greving deed de suggestie om de depots 's avond open te stellen. Of dat daar een oplossing voor is, betwijfel ik. Waar het om gaat is met name de stort van spullen waar degene die het brengt eigenlijk bij onze depots voor moet betalen. Men ontloopt gewoon het betalen van het brengen van klein chemisch afval, want daar heb je het in feite over. Ik ben bang dat dit niets oplost, behalve dat het wel veel kosten met zich meebrengt om permanent personeel bij de stort aanwezig te hebben. Daar zit het pro bleem. De heer Krol en ook anderen hebben gewezen op het belang wat gehecht is aan het betrokken zijn van de commissie bij de voorbereiding. Dat hadden wij trouwens in het voortraject ook afgesproken. Het gaat om zo'n inge wikkelde kwestie, dat het heel goed is om met elkaar te proberen om daar toch zo snel mogelijk tot een gemeenschappelijke oplossing te komen. Ik denk dat het een goede zaak is en dat wij daarin geslaagd zijn. De heer Krol stemt in met de benadering van het college voor wat betreft de getrapte financiering, althans het opbouwen van de benodigde middelen in de komende jaren. Daar moet dan uiteraard de discussie opnieuw over plaatsvinden. Hij heeft, net als anderen trouwens, ook aangeven dat hij zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de afvalstoffenheffing. Dat is zeker waar, wat je kunt constateren dat er dit jaar een verhoging is van de afval- 51

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1991 | | pagina 26