hebben dat nieuwe werkgelegenheid bij de voedingsmiddele nindustrie maar in beperkte mate kan worden gerealiseerd. Door voortgaande automatisering en mechanisering gaan in deze sector zelfs arbeidsplaatsen verloren. Is deze basis niet te smal? Als wij kijken naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid per bedrijfstak over de periode 1986 t/m 1990, dan valt op dat in Leeuwarden met name de industriële werkgelegenheid met ca. 8,5% is afgenomen, terwijl alle andere taken zijn gelijk gebleven of toegenomen met gemid deld totaal 2,8% over vijf jaren. De werkloosheid is de laatste twee jaren gelukkig dalende, maar Leeuwarden telde in april 1991 nog altijd een 6000 werkzoekenden. Omdat Leeuwarden een aanzienlijke werkgelegenheidsfunctie vervult voor omliggende gemeenten, komen wij hier zo'n 8000 arbeidsplaatsen tekort! Die zullen nimmer gerealiseerd kun nen worden binnen de levensmiddelenindustrie. Moskou haalt de krant, omdat men daar volgend jaar 25% werkloosheid ver wacht ten gevolge van privatisering van overheidsbedrijven. Dat Leeuwarden al jaren dit percentage heeft zonder uit zicht op drastische vermindering, daarvan lijkt niemand meer wakker te liggen. Daarom wil ik pleiten voor maximale inspanning om een of meerdere grootschalige industriële bedrijven voor Leeuwarden te interesseren. Mijn voorkeur gaat dan uit naar hoogwaardige technologische produktiebedrijven, eventueel gekoppeld aan transport of luchtvaart. Hoe zal het over enkele jaren staan met de werkgelegenheid en de functie van onze vliegbasis nu er (gelukkig) ontspan ning is in de verhoudingen van oost en west? Mede in verband daarmee ondersteunen wij nu een uitbouw van de vliegbasis voor burgerdoeleinden zonder dat dit het aan tal vliegbewegingen aanzienlijk zal doen toenemen. Voor dergelijke plannen is medewerking van rijk en provincie nodig en zullen subsidies van de Europese Gemeenschap, de IPR en de ISP voor de nodige smeerolie moeten zorgen. Bij een dergelijke ontwikkeling zal ook het technisch onderwijs op alle niveaus moeten worden uitgebreid. De ove rige werkgelegenheidsbevordering die in het Beleidsplan wordt uiteengezet, zoals het 1000 banen-plan heeft uiter aard de volle instemming van mijn fractie. Daarbij twee kanttekeningen: 1. In deze plannen zijn er te weinig mogelijkheden voor het scheppen van additionele banen om werkervaring op te doen in de marktsector. Dat zal ook de doorstroming bemoeilijken. In de collectieve sector kunnen wij niet doorgaan met het scheppen van banen als de marktsector achterblijft. Dit zal macro-economisch leiden tot stijging van de collectieve lastendruk en die is in Nederland al hoog genoeg. Als doorstroming onvoldoende plaats vindt kan dit de gemeente zelf ook duur komen te staan als het rijk verder terug treedt. 60 2. Scholing blijft in deze plannen tot nu toe een onder belicht aspect. Bij een tekort aan arbeidsplaatsen vallen mensen met een te beperkte of verkeerd gerichte scholing het eerst uit de boot. Daar helpt werkerva ring alleen niet zoveel aan. Door samenwerking met het RBA zal in deze leemte moeten worden voorzien. Nog een opmerking over subsidiëring van werkgelegenheids projecten achteraf, zoals bij de ESF. Daar wordt wel eens gesproken over voorfinanciering door de gemeente. Eigenlijk is dat niet juist. De gemeente subsidieert. In de hoop dat met deze inspanning ook andere bestuurslichamen gaan bij dragen in de kosten. Alleen op die wijze kan de gemeente daarmee doorgaan, omdat de eigen middelen te beperkt zijn. Subsidiegelden achteraf behoren daarom niet bij de algemene middelen maar zijn beschikbaar voor nieuwe werkgelegen heidsprojecten, waarvoor opnieuw elders subsidie kan worden aangevraagd Dat vliegwiel moeten wij als het ware draaiende zien te houden en niet worden afgeremd. Zo ontstaat een substan tieel werkgelegenheidsfonds dat ook voor de marktsector kan worden aangewend Milieu Mijnheer de voorzitter, u zult de partijen die mijn fractie in de raad vertegenwoordigt inmiddels kennen als van oranje signatuur, maar met een forse groene rand. Daarom in deze beschouwingen ook aandacht voor de zorg voor het milieu. In het jaar 1991 is een belangrijke voortgang geboekt in de planontwikkeling voor het verbeteren van de zorg voor het milieu. Preventie krijgt prioriteit. Het principe van "de vervuiler betaalt" zal in toenemende mate worden toegepast. Raadsbreed wordt afvalverbranding binnen de bebouwde kom van Leeuwarden afgewezen. De kosten van het beleid zijn aanzienlijk. De afvalstoffen heffing moet fors omhoog, voornamelijk ten gevolge van stijging van het verwerkingstarief van OLAF, maar voor een deel ook door eigen maatregelen in het kader van het Milieu Uitvoerings Program. Voor wat betreft het laatste zijn wij nu al genoodzaakt tot temporisering van de uitvoering, omdat de kosten anders niet kunnen worden opgebracht Daarmee kan mijn fractie instemmen. Vervuiling van ons woon- en leefklimaat in de afgelopen eeuwen kan niet in tien jaar worden ongedaan gemaakt. Met een zorgvuldige pri oriteitsstelling zal moeten worden gewerkt, waarbij het effect voor de volksgezondheid doorslaggevend moet zijn. Bodemverontreiniging dient te worden verwijderd bij algehe le renovatie van een wijk of buurt zolang er ten minste geen gevaar is voor de volksgezondheid. De grondwatersanering bij het Hoeksterpad moet als mislukt worden beschouwd. Leeuwarden heeft financieel bijgedragen aan een experiment dat niet het gewenste resultaat heeft

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1991 | | pagina 32