Milieu en P.A. v.d. Woude, algemeen directeur Dienst
Stadsbeheer
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
De heer Koopmans (weth.)Voorzitter, een aantal fracties
heeft zich in hun beschouwingen uitgelaten over dezelfde
items. Bij de beantwoording zal ik dan ook eerst ingaan op
die onderwerpen en vervolgens aandacht schenken aan zaken
die speciaal door een fractie (of meer fracties) zijn
genoemd
Ik kom dan bij de kerntaken.
Daarover is gesproken door de PvdA-, CDA-, WD- en PAL-
fractie
Mevrouw De Haan heeft kennis genomen van de aankondiging
van het college om zich over de hoofddoelstellingen en over
de kerntaken te beraden. Zij heeft eigenlijk gewaarschuwd
dat er geen eenduidige definitie is te maken van kerntaken.
Het is daarom, aldus mevrouw De Haan, belangrijk om de cri
teria van te voren duidelijk te formuleren. Het zou haar
het beste toe lijken dat wij dat doen aan de hand van een
bestuursopdrachtZij waarschuwt eigenlijk voor twee zaken,
in de eerste plaats dat de kerntakendiscussie niet waarde
vrij is en in de tweede plaats, dat wij niet te hoge ver
wachtingen daarvan moeten hebben.
De heer Bilker heeft gezegd dat in 1992 de discussie over
de kerntaken moet plaatsvinden. Dan zal gekeken moeten wor
den naar de continuïteit en de kwaliteit. Hij heeft ook
gesproken over de decentralisatie, het afstoten van taken
dit in ogenschouw moeten worden genomen. In feite, zo heeft
hij gezegd, moeten alle gemeentelijke taken tegen het licht
worden gehouden. Vervolgens dienen er prioriteiten te wor
den gesteld. Hij heeft in dat verband het Collegeprogramma
genoemd en heeft gezegd dat dit een heldere inzet vergt. De
procedure moet van te voren helder zijn en ook het kosten
aspect moet worden meegenomen. Vervolgens heeft de heer
Bilker een motie ingediend waarin wordt gevraagd deze kwes
tie in de vorm van een bestuursopdracht uit te voeren.
Ook de heer De Beer heeft met betrekking tot het perso
neelsbeleid en organisatie gemeld dat er knelpunten zijn.
Hij heeft gezegd dat die het beste zouden kunnen worden
aangepakt bij de uitwerking van de kerntaken.
Ten slotte geeft de heer Heins bij de beleidsevaluatie een
afbakening van beleid. Het is hard nodig, zo zegt de heer
Heins, om op verantwoorde wijze met middelen om te gaan.
Voorzitter, in reactie op deze sprekers zou ik het volgende
willen zeggen. Het college heeft reeds aangekondigd dat wij
willen komen met een kerntakendiscussie. De reden daarvoor
76
is de volgende. De afgelopen jaren zijn de overheidstaken
steeds meer uitgebreid, bijvoorbeeld doordat wij gebruik
hebben gemaakt van rijksregelingen. Het kan ook zijn dat
daardoor sommige zaken toch wat meer aandacht hebben gehad
dan andere. Ik denk dat wij ons de komende tijd twee zaken
moeten afvragen.
In de eerste plaats, doen wij als overheid goede dingen.
Ten tweede, doen wij die dingen goed.
Waarbij de eerste vraag met name door de politiek moet wor
den beantwoord. Als het gaat om de tweede vraag, de nadruk
met name bij het management ligt.
Bovendien, hoewel dit misschien principieel niet direct te
maken heeft met de kerntakendiscussie, denk ik dat wij door
de rijksbezuinigingen meer dan voorheen worden gedwongen
tot kerntakendiscussie. Ik wijs er op dat dit bepaald geen
gemakkelijke discussie gaat worden. Zolang wij in abstracte
zin praten over deze zaken valt het wel mee, maar - mevrouw
De Haan heeft dat terecht opgemerkt - die discussie is niet
waardevrijDat betekent dat er keuzes moeten worden
gemaakt, dat er prioriteitstellingen moeten zijn.
Er zijn natuurlijk uitgangspunten - de heer Bilker heeft
daar op gewezen - bijvoorbeeld in het Collegeprogramma. De
discussie zal spoedig worden gestart. Wij zijn bereid om
de motie van de heren Bilker en Sijbesma wat dat betreft
over te nemen en deze zaak te gieten in de vorm van een
bestuursopdracht, die dan op korte termijn moet worden
geformuleerd. Daarin kunnen dan de doelstellingen voor de
langere termijn nadrukkelijk worden vastgesteld. Ik stel
mij voor om in januari of februari van het komend jaar in
de commissie te komen met een stuk hierover, zodat wij
daarover de eerste gedachtenwisseling kunnen hebben. Het
zou het mooiste zijn als wij er naar streven om eigenlijk
voordat wij een volgende herwaardering in gang zetten, in
het beleidsplan hebben wij er over gesproken dat daaraan
niet te ontkomen valt, wij deze discussie in grote lijnen
althans hebben afgerond, zodat wij er als het ware een ins
trument bij hebben om die herwaardering tot een goed einde
te brengen. Kunnen wij ook eens een keer af van de door
velen zo verfoeide kaasschaafmethodemet name de heer De
Jong van D66 heeft daarop gewezen.
Een tweede aspect, waar een aantal fracties op gewezen heb
ben, is de ombuigingsalternatieven. Van verschillende kan
ten zijn teleurstellingen uitgesproken dat wij bij het aan
bieden van de herwaarderingsvoorstellen niet de nodige
alternatieven zagen. Mevrouw De Haan heeft daarover gespro
ken en heeft daartoe ook een motie ingediend, die er op
neerkomt dat bij een volgende herwaardering er ten minste
10% overmaat moet zijn aan reële bezuinigingsvoorstellen.
Als ik het goed heb begrepen, heeft zij daarmee bedoeld dat
die voorstellen er zijn op het moment dat dit aan de raad
wordt voorgelegd ter definitieve beslissing. Ook de heer De
77