kiezen vaak ook voor een wat hoger serviceniveau, omdat zij
dit wat gemakkelijker kunnen betalen.
Op deze wijze is het subsidie niet optimaal effectief. Voor
mijn fractiö is dat dan ook een pijnpunt in dit voorstel.
Het bedrag komt niet terecht waar het het hardste nodig is,
bij de laagst betaalden, terwijl zij die drempel van de
servicekosten het hardst voelen.
Ik kan nog wel meegaan met een stuk eenvoud in de admini
stratie en ook instemmen met een complexgebonden stuk sub
sidiëring, maar dan vind ik het wel noodzakelijk dat de
hoogte van het subsidiebedrag afhangt van het aantal bewo
ners in dat complex dat een individuele huursubsidie danwel
een Algemene Bijstandswet-uitkering geniet. Die gegevens
zijn bij de verhuurder wel bekend en vragen niet zoveel
administratieve inspanning. Verhuurders met veel huurders
met een uitkering komen dan in aanmerking voor een hogere
subsidie. Op die manier werkt deze regeling dan ook in twee
richtingen drempelverlagend. De verhuurders zien hun bij
drage stijgen met meer huurders met zo'n uitkering. Daar
dalen dus de servicekosten extra van. Daarmee wint deze
subsidieregeling aan effectiviteit en komt het ten goede
aan diegenen die het het hardst nodig hebben.
Mijn vraag aan de wethouder is dan ook, waarom met een
tweede verdeelsleutel niet rekening is gehouden, waarom dat
niet is opgenomen in artikel 13 van de voorliggende rege
ling.
De heer De Beer: Mijnheer de voorzitter, ik wilde graag van
de wethouder weten wat hij op deze vragen geantwoord heeft
in de commissievergadering.
De heer Koopmans (weth.Voorzitter, de heer Greving is
begonnen met de zeggen dat hij het op zich een goede zaak
vindt dat de subsidieregeling zoals die voorligt wordt aan
geboden. Hij denkt dat dit een echt gemeentelijke zaak is.
Hij wijst er op dat wij in de Nota Ouderenbeleid zijn uit
gegaan van een individuele aanpak. Dat wordt ook in het
stuk gezegd. Vervolgens wijst de heer Greving er terecht op
dat het is uitgelopen op een projectsubsidie. Ik denk dat
hij gelijk heeft. Dat heeft het college natuurlijk wel on
derkend, dit is niet per ongeluk van individueel naar pro
ject gegaan. Om allerlei praktische redenen hebben wij moe
ten kiezen voor een projectsubsidie.
Enerzijds omdat er belastingtechnische aspecten aan zitten,
het subsidie wordt bij het inkomen gerekend. U kunt zich
voorstellen dat gemeenten niet staan te trappelen om subsi
die te geven, dat dan vervolgens weer wordt afgeroomd door
21
de inkomstenbelasting.
Anderzijds omdat de administratieve rompslomp die daar om
heen zit en de moeilijkheden om dit op een goede wijze te
beoordelen, in relatie tot de bedragen waar het om gaat,
hoewel de heer Greving in principe daar gelijk in heeft,
eigenlijk niet te realiseren zijn. Ik denk dat dat ook
geldt voor de laatste opmerking van de heer Greving om de
zaak te koppelen aan mensen met een uitkering en te zorgen
dat die relatie wordt gelegd. Wij hebben daarom moeten kie
zen voor een wat algemene regeling, waarbij het kan voorko
men, ik geef dat toe, dat mensen met een hoger inkomen ook
gebruik maken van deze regeling, terwijl wij eigenlijk zou
den streven naar het geven van subsidie aan de minder
draagkrachtigen. Die moeilijkheid moeten wij gewoon voor
lief nemen. Ik denk dat wij als het gaat om het bekijken
van de mogelijkheden voor een bepaald instituut, een be
paald huis, nog wel kunnen zien op welke wijze wij kunnen
bijdragen in het huis. Daar zou je in kunnen differentiëren
en zo zou je, zij het grofmazig, enigszins een verband kun
nen aanbrengen.
Komend bij de heer De Beer, denk ik dat ik dit antwoord ook
in de commissie heb gegeven. Ik moet zeggen dat ik niet
precies de datum meer weet.
De heer Greving: De datum zal 12 december 1991 zijn ge
weest, toen was ik niet vertegenwoordigd en ock mijn steun-
fractie kon daar niet aanwezig zijn. Maar de vraag was
blijven liggen. Ik hoop wel dat daar in de toekomst nog
eens naar gekeken gaat worden. Wanneer wij toegaan naar een
stukje deregulering en heel effectief die subsidies gaan
besteden, zullen wij toch ook naar dit soort dingen gaan
kijken, al is het grofmazig. Maar wij moeten dit zo gericht
mogelijk proberen te doen.
Op dit moment wil ik graag met deze regeling instemmen.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van b. en w.
Punt 16 (bijlage nr. 9).
22