De Voorzitter schorst de vergadering, om 21.10 uur, voor de
pauze
De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering.
De heer Janssen (weth.Mevrouw de voorzitter, ik ben blij
dat alle fracties hebben aangegeven in te stemmen met de
strekking van de nota en het in z'n algemeenheid ook een
goede nota vinden. Enkele woordvoerdersstershebben ook het
belang van de thema van de nota aangegeven. Dat wil ik ook
graag nog eens onderstrepen.
Mevrouw Dikken heeft gezegd, emancipatie is op zich al een
moeilijk onderwerp en hier kun je eigenlijk spreken van een
dubbel probleem, want nog los van dat emancipatie-aspect zit
je ook nog met het punt dat het een geweldig taboe is. Het is
dus ook heel lastig om zicht te krijgen op de aard van de
problematiek. Dat maakt het ondernemen van concrete maatrege
len om er iets aan te doen juist zo ingewikkeld. Wij hebben
in de nota op drie verschillende manieren - zo zou je in
grote lijnen kunnen zeggen - maatregelen voorgesteld. Daar
zijn door een aantal sprekers opmerkingen over gemaakt. De
meeste in ondersteunende zin, waarbij het belang van de
verschillende maatregelen is onderkend. Voor zover er nog een
aantal kleinere opmerkingen gemaakt zijn, wil ik daar nog
graag even op ingaan.
Mevrouw Van Ulzen heeft gevraagd naar de taakverzwaring voor
het onderwijzend personeel. Misschien is het goed om in z'n
algemeenheid te zeggen dat de vraag naar voren is gekomen hoe
het draagvlak is in het onderwijs. Ik heb begrepen uit ver
schillende verslagen dat het onderwerp binnen de onderwijs
sector op verschillende manieren aan de orde is geweest, ook
op een studiedag. Daar kwam de indruk duidelijk naar voren
dat de ernst van de problematiek waar het om gaat en de
noodzaak om daar iets aan te doen, vrij algemeen onderschre
ven wordt. Het is dan ook niet zo dat het onderwijzend perso
neel dit in z'n algemeenheid als iets nieuws beschouwt dat
men erbij moet doen, maar het meer als een dimensie van het
onderwijs en een taak van het onderwijs ziet om gezien de
aard van de problematiek daar iets aan te doen.
Concreet heeft mevrouw Van Ulzen ook gevraagd naar de kosten
van de ondersteuning vanuit het GCO. Ik heb begrepen dat dit
uitgebreid aan de orde is geweest in de Commissie Onderwijs
en Samenlevingszaken. Daar heeft collega Vlietstra toegezegd
met een notitie in de commissie te komen over verschuivingen
40
van prioriteiten binnen het aanvullend pakket van het GCO. Ik
neem aan dat die notitie, als het overleg met het GCO is
afgerond, in de commissie aan de orde zal komen.
Mevrouw Dikken heeft, na een aantal hoofdlijnen uit de nota
die ik al gememoreerd heb, nog een aantal punten aangeduid.
Onder andere het belang van voorlichting. Ik denk dat ik dat
alleen maar kan onderstrepen. Als je vertrouwenspersonen
aanwijst, moet natuurlijk breed bekend in de organisatie zijn
wie die vertrouwenspersonen zijn. Ik heb een interne notitie
gezien waarin afspraken over dit aspect werden gemaakt. Ik
ben vol vertrouwen dat dit zijn uitvoering kan krijgen.
Dan heeft mevrouw Dikken de regionale samenwerking nog eens
benadrukt en de belangrijke rol van het onderwijs. Dat hebben
wij in de nota ook gedaan.
De heer Brinks heeft aangegeven dat de strekking van de nota
overeenkomt met de hoofdlijnen in de notitie "PAL tegen
seksueel geweld". Dat betekent dus dat wij wat dat betreft op
één lijn zitten.
Hij heeft aangegeven dat hij op zich tevreden is over de
nota, maar dat hij zorgen heeft over de emancipatiegevoelig
heid in het ambtelijk apparaat en in deze raad. "Wij hebben
al genoeg gedaan", zo zegt hij, is wel eens de sfeer die hij
proeft als het om discussies rond emancipatie gaat. Ik kan
mij daar wel iets bij voorstellen, dat hij dat zegt. Het
opzetten van een emancipatiebeleid en het vaststellen van
maatregelen die getroffen moeten worden om te komen tot een
gelijke behandeling van mannen en vrouwen, is één, dat uit
voeren is twee. Als het om de uitvoering gaat, kunnen wij
naar de kille cijfers kijken om te zien dat er nog steeds
sprake is van duidelijke verschillen. Daarbij wil ik dan wel
tegelijkertijd opmerken, even in z'n algemeenheid gesproken,
dat er wel een trend naar verbetering in zit. Maar ik ben het
met de heer Brinks eens, dat wil je die trend tot een goed
evenwicht brengen, er dan best nog het nodige aan moet gebeu
ren en het ook belangrijk is dat het onderwerp als zodanig in
de belangstelling blijft.
De heer Greving heeft de nota ook onderschreven. Hij heeft
nog eens uit de doeken gedaan hoe hij aankijkt tegen de
problematiek. Ik constateer dat hij tot dezelfde conclusie
komt als het college. Hij heeft één concrete opmerking ge
maakt, namelijk dat hij wat de hulpverlening betreft van
mening is dat slachtoffers begeleid moeten kunnen worden door
mensen vanuit dezelfde godsdienstige of levensbeschouwelijke
overtuiging als het slachtoffer. Ik denk dat dat op zich een
goede zaak is. Ik heb al gezegd in het begin van mijn verhaal
41