branden op het moment dat het budget overschreden werd? Ik bedoel met het nemen van verantwoordelijkheden dat je dat ook signaleert, dat je daar ook het college over informeert. In die zin vormen wij met z'n allen een collectief van taken en verantwoordelijkheden. (De heer Beins: Wij nemen als raad een besluit en wij verwachten dan dat het college dat uitvoert Dan dragen wij als collectief de verantwoordelijkheid voor het nemen van het besluit, maar de uitvoering ligt dan in handen van het college.) Dat later toetsen of dat op een goede wijze is gebeurd, daar vormen wij ook een rol in. Dat maakt het tot één geheel. In die zin denk ik dat het geen goede zaak is om uitsluitend de wethouder aan te spreken. Maar onze benadering is toch naar het college in zijn geheel te kijken, want die neemt daarover de besluiten en doet de voorstellen. Tot slot, door het aanwenden van rijkssubsidies wordt een aantal restauratieprojecten naar achteren geschoven. De Westerkerk beheerst nu al de restauratieprogrammering, ter wijl er voor het herstel van de preekstoel, orgelkast en grafzerken nog een oplossing moet worden gezocht. Wij zouden het op prijs stellen die zo snel mogelijk te krijgen. Wij willen ook voorstellen om a.s. woensdag in de commissie vergadering, in navolging van de heer Bilker, nog over de naam te spreken. De heer Janssen (weth.Voorzitter, wat de vraag van de heer Bilker betreft, heb ik natuurlijk in mijn eerste termijn wel over de problematiek gesproken, maar ik heb eerlijk gezegd (misschien door de emotie van het moment) niet echt al die vragen precies langs gelopen. Zijn vraag was welke stappen ik ondernomen had met betrekking tot de projectleider, want die was ambtelijk verantwoordelijk voor het hele project. Ik denk dat één van de problemen is dat het niet mogelijk is om de verantwoordelijke ambtenaar aan te wijzen, want dat hadden wij nu juist verzuimd om te doen bij de start. Natuurlijk zijn er vanuit de ambtelijke organisatie een groot aantal mensen betrokken geweest bij het project. Er waren ook exter ne mensen bij ingehuurd. Natuurlijk hebben wij onderling met elkaar gesproken over wat er gebeurd was en wat daar goed en fout aan was. Maar als je in een door b. en w. vastgestelde rapportage tot de conclusie komt dat de hoofdoorzaak zit in het niet goed organiseren van het project met alles wat daarbij hoort, dan is eigenlijk het antwoord van b. en w. aan de organisatie het vaststellen van een hoeveelheid richtlij nen waarmee je voorkomt dat in de toekomst die onduidelijk heid weer kan ontstaan. Dat is de formele kant van de zaak. De informele kant van de zaak is natuurlijk dat wij met 64 betrokkenen (ik in elk geval) bij het project gesproken heb over wat er gebeurd is en wat in de toekomst anders moet. Maar dat is niet een zaak die je hier in officiële vergade ringen in detail uit de doeken doet, vind ik. Verder heeft de heer Bilker gezegd dat hij de informatievoor ziening aan de commissie niet van paniekvoetbal vond getui gen, maar juist van adequaat informeren van de commissie, ook als dat op een plotseling tijdstip moest. Ik heb het plezie rig gevonden dat in elk geval de fracties van de verschillen de partijen zich ook min of meer geschikt hebben naar de problemen waar het college mee zat, om toen er bepaalde informatie boven tafel kwam, daar zo snel mogelijk met elkaar over van gedachten te wisselen. De heer De Beer heeft aangegeven dat zijn angst voor de toekomst voor andere projecten ingekaderd is door de richt lijnen die het college heeft uitgevaardigd. Dat daar in elk geval is aangegeven dat er maatregelen zijn genomen om dat soort overschrijdingen achteraf in de toekomst te voorkomen. De heer Hiemstra heeft - en daar ben ik blij om - aangegeven dat het wat hem betreft niet een algemene kwalificering van gemeentelijke projecten is, maar enkel en alleen een beoorde ling van het project Westerkerk. Dat betekent dus dat de opmerkingen die hij daarover gemaakt heeft, ik alleen moet betrekken op de Westerkerk. Wij hebben, geloof ik, op woensdag de commissie voor vrijdag uitgenodigd, dat is natuurlijk heel kort dag. Dan zie je, zoals ook de heer Terpstra dat verwoordde, hoe je het begrip klantvriende lijk op verschillende manieren kunt interpreteren, maar het is voor mij juist een mogelijkheid om zo adequaat en snel mogelijk betrokken raadsleden te informeren over wat er aan de hand was. Ik heb dat voor mijzelf geïnterpreteerd als in elk geval te proberen zo klantvriendelijk mogelijk te opere ren, maar dat dat een verstoring van de planning van de agenda van raadsleden is, begrijp ik ook. Maar het was in elk geval goed bedoeld. Dan heeft de heer Hiemstra gezegd, de richtlijnen van het college als een eerste aanzet te hebben ervaren. Zo is het stuk niet ingezet. Ik kan mij best voorstellen dat wanneer wij bepaalde ervaringen hebben met de uitvoering van de maatregelen, op basis van die ervaring er nog een aantal verfijningen of aanpassingen plaats vinden. Maar wat het college betreft is dit de hoofdlijn van het verhaal. Wij hebben naar onze organisatie toe nog eens vastgelegd hoe de organisatie van projecten dient te zijn. Het is dus niet de bedoeling dat dit een discussienota is die nog alle kanten uit kan. 65

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1992 | | pagina 33