wou ik allebei even laten zien. (De heer Ten Hoeve: Ik ontken ook niet die werkelijkheidDe heer Heins zegt dat er best bij incidenten wel eens een vraagteken gezet kan worden en dat er over gepraat moet worden. Dat doen wij ook, maar hij suggereert daarmee dat er een algemeen onbehagen is, ook bij andere fractieswant hij zegt dat hij dat ook gehoord heeft, dat het hele binnenstadsbeleid ter discussie zou moeten komen.) Is de heer Ten Hoeve het dan eens met wat er allemaal in de binnenstad gebeurt? (De heer Ten Hoeve: Ik ben niet tevreden met alles wat er in de binnenstad gebeurt, maar dat hoeft niet te betekenen dat het binnenstadsbeleid in zijn totaliteit fout is. Dat verwijt ik de heer Heins ook, dat hij met een enkel voorbeeld - dat doet hij ook bij andere onder werpen - iets suggereert dat helemaal niet bestaat. Ik vind dat opblazen en een beetje suggestief.) Zo kijkt de heer Ten Hoeve er tegen aan. Ik kijk er op een iets genuanceerdere manier tegenaan. De heer Bakker: Mijnheer de voorzitter, ik constateer, en dat vind ik heel jammer, dat een luchtbrug eventueel door de raad wel zou kunnen mits wij mee mogen praten. Nu kunnen wij niet mee praten en wordt de luchtbrug dus geblokkeerd. Het is ei genlijk een vreemde beslissing die wij nu nemen, het is eigenlijk om hele puur formele reden dat wij die nu nemen. Dat vind ik ergens toch wel jammer. De heer Timmermans (weth.Voorzitter, de discussie is identiek aan de eerste termijn. De heer Bakker zegt dat zij niet mee mogen praten. Hij kan natuurlijk mee praten, wij praten namelijk over de condities waarbinnen ontwikkelingen mogelijk zijn. Dus ben ik het niet eens met de heer Schreuder als hij zegt: het college geeft niet de mogelijkheden. De raad bepaalt welke mogelijkheden er zijn voor de ontwikkeling van stedebouwkundige activiteiten in de gemeente. Het is overigens natuurlijk best zo dat ook al zou de raad vanavond zeggen, "er mag so wie so nooit een luchtbrug komen", vervol gens het bestuur van het Fries Museum zou komen met een perfect plannetje binnen de context van de stedebouwkundige randvoorwaarden, wij dan opnieuw de discussie met elkaar zouden voeren. In die zin sluit ik niets af. Wat het college - minus de voorzitter moet ik er zorgvuidigheidshalve aan toevoegen - aangeeft is dat wij denken dat het niet verstan dig is om na zon lange discussie en met inachtneming van alle argumenten te lang onduidelijk te laten blijven of nu wel of niet iets kan. Volgens onze inschatting is het zorg vuldig om in de richting van het bestuur van het Fries Museum aan te geven of de gemeenteraad in principe de ruimte biedt 24 voor de ontwikkeling van een secondaire luchtbrug op die lokatie. Alle argumenten daartoe zijn u bekend. Ik wil ook in de richting van de heer Krol nog wel een keer tje formuleren dat het college uiteraard zeer wel bereid is om de gevoelens van bijvoorbeeld de Commissie Stadsontwikke ling, als het gaat om het inbrengen van het plan, mee te laten wegen. Stel dat het Fries Museum, deze discussie ge hoord hebbende, toch een dergelijke ontwikkeling zou willen uitwerken, dan is het college best bereid om dat plan in de commissie te bespreken en de argumentaties en gevoelens van de commissie te wegen bij de definitieve besluitvorming wanneer het gaat om het geven van de bouwvergunning. (De heer Krol: Dat snap ik best, maar de wethouder heeft ook van mij begrepen, zowel in de commissie als hier, dat ons dat net niet ver genoeg gaat. Daarom zullen wij in meerderheid tegen stemmen.) Dat is mij duidelijk. Het Fries Museum vraagt ook om een uitspraak. De heer Krol stapt af van een reguliere lijn waarin wij de stedebouwkundige aspecten laten meewegen. Dat hoort tot de bevoegdheden van de gemeenteraad. Ik denk dat wij moeten voorkomen om bouwplannetjes te gaan zitten beoordelen in de gemeenteraad. Dat is in feite de vraag die de heer Krol stelt. (De heer Krol: Ik ben het met de wethou der eens dat wij in het algemeen daarvoor regels hebben en dat wij daarvoor afspraken hebben, maar dit is een bij zonder en specifiek geval. De discussie over deze luchtbrug is begonnen met een ontwerp; daar hebben wij een ieder bij betrokken; vervolgens proberen wij stedebouwkundige randvoor waarden vast te stellen, dan weer zonder ontwerp. Daarvan zeggen wij: hier in dit specifieke geval, waarbij wij begon nen zijn met het presenteren van een ontwerp en daar iedereen iets over hebben laten vinden. Men vond daar iets over. Dan gaat het nu niet aan om ons alleen te beperken tot een soort theoretische discussie van dit kan stedebouwkundig wel, zonder het ontwerp. Dus vandaar, in dit geval zeggen wij wat wij zeggen. Dat is toch het omdraaien van de redenering. Als er geen plan zou zijn geweest van de Stichting Kanselarij of van het bestuur van het Fries Museum hadden wijdat is gebruikelijk dat doen wij zeer vaak, stedebouwkundige rand voorwaarden vastgesteld. Dan hadden wij nu geen bouwkundig plan voorgelegd, dan hadden wij de stedebouwkundige randvoor waarden vastgesteld en binnen die context heb je vertrouwen in dat iets kan of dat iets niet kan. Dat is, denk ik, de wezenlijke vraag. De heer Heins geeft aan dat voor wat betreft de benadering van de binnenstad wij toch nog eens moeten praten over wat wij met de binnenstad willen doen. Ik denk dat wij daar zeer regelmatig en uitgebreid over gesproken hebben. De lijnen die

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1992 | | pagina 13