gebied dat het raamplan beslaat is vrijwel hetzelfde als het
provinciale gebied. Ik vind daarom dat die mogelijkheid niet
uitgesloten moet worden.
Mevrouw Van Ulzen: Ik kan mij eigenlijk aansluiten bij het
verhaal dat de heer Terpstra heeft gehouden. Ik wil benadruk
ken dat dit ons niet in een nadelige concurrentiepositie moet
plaatsen. Het openbaar vervoer moet inderdaad helemaal op
peil gebracht worden. Aan de andere kant hebben wij niet de
neiging om als een padvinder voor de hele provincie op te
treden, dit met betrekking tot hetgeen de heer Heins voor
stelt
De heer Timmermans (weth.Voorzitter, ik constateer met
genoegen dat alle fracties instemmen met de ideeën die achter
de invoering van een vervoerregio zitten. Dat is van het
grootste belang. Willen wij inderdaad iets doen aan het
terugdringen van de groei van het autoverkeer, dan is het
hoogst noodzakelijk dat gemeenten en ook de provincie in dit
geval de handen ineen slaan en proberen een gezamenlijk
beleid op dat terrein te voeren.
Mevrouw Jongedijk en ook anderen hebben daarbij gewezen op
het belang dat het hier gaat om een integrale benadering.
Willen wij de doelstelling halen zoals die onder meer in het
Structuurschema verkeer en vervoer van het rijk en ook in het
Nationaal Milieubeleidsplan staat geformuleerd, dan is het
nodig dat wij een totaalpakket van maatregelen treffen en ons
daar ook aan houden. Dat betekent ook dat zeker het rijk (de
heer Terpstra heeft daar dacht ik op gewezen) en ook anderen
zich aan die afspraak moeten houden. Als wij het totale
percentage van het terugdringen van de groei willen halen,
betekent dat - zoals het beeld zich nu al voordoet - dat het
rijk veruit de meeste maatregelen zal moeten treffen, die het
meeste effect hebben op de terugdringing van die groei. Het
gaat er namelijk niet om de mobiliteit van mensen als zodanig
te beperken, maar wel om in de mobiliteit die middels het
autoverkeer plaat® vindt beperkingen aan te brengen. Als het
rijk één van de belangrijkste onderdelen, zijnde het openbaar
vervoer, niet alleen zegt te willen bevorderen maar feitelijk
die doelstelling middels beperking van het beschikbaar stel
len van middelen ter discussie stelt, dan ontstaat er een
probleem. Er ontstaat dan een situatie dat het rijk, die het
beleidsuitgangspunt geformuleerd heeft en daar de integrali-
teit van de maatregelen voor benadrukt, vervolgens zelf dan
die primaire doelstelling ter discussie stelt. Ik denk dat
dat een hele slechte zaak is en wij zullen er alles aan
moeten doen door zowel lokaal, als wellicht ook in het kader
30
van de vervoerregio, als wellicht ook in het kader van de VNG
acties in de richting van het rijk te ondernemen. Wij zullen
er op moeten blijven wijzen dat die benadering niet kan.
Bijna alle woordvoerdersstershebben gesproken over de
positie van Leeuwarden. Het is inderdaad zo dat als je nagaat
wat de consequenties zijn van de maatregelen zoals die in het
raamplan staan geformuleerd, je kunt vaststellen dat ruim 40%
van alle maatregelen directe consequenties hebben voor de
inrichting van het ruimtelijk gebied binnen de gemeente
Leeuwarden
Over de vormgeving de Wet gemeenschappelijke regeling, een
regeling zoals die hier wordt voorgestaan, is natuurlijk heel
lang over gesproken. Je kunt aandelen nemen naar aanleiding
van het aantal inwoners, het aantal woningen of wellicht ook
naar aanleiding van het aantal consequenties. Maar dat is een
buitengewoon lastige bestuurlijke discussie. Uiteindelijk is
geconstateerd dat de enige basis die op dit moment redelij
kerwijs voor handen is om te komen tot een samenwerking een
wat traditionele invulling in de vorm van een regeling op
basis van de Wet gemeenschappelijke regelingis, waarbij alle
partijen één stem hebben. Dat is waar, maar aan de andere
kant is niet voor niets gezegd dat de centrumgemeenten een
bijzondere verantwoordelijkheid hebben en de consequenties
voor die gemeente veruit het grootst zijn. Dat is ook de
reden waarom wordt voorgesteld om alle centrumgemeenten een
vaste plaats in het dagelijks bestuur te geven. Ik ben het
met de heer Greving eens dat dat op zichzelf geen garantie
vormt voor het gegeven dat dan de belangen van die gemeenten
met zekerheid worden gehonoreerd. Het feit is natuurlijk dat
elke gemeente van groot naar klein een even grote invloed
heeft. Maar u weet ook hoe het in bestuurlijke zin gaat, de
voorbereiding van voorstellen kan een factor zijn en ik denk
dat het goed is om de meest betrokken gemeenten, waar veruit
de meeste maatregelen ook feitelijk zullen worden uitgevoerd,
direct bij de beleidsvoorbereiding te betrekken. Als dat een
geaccepteerd uitgangspunt is - en dat is wat het voorstel
zoals dat door de VNG is geformuleerd inhoudt - dan is het
ook logisch dat de centrumgemeenten dan een extra positie
mogen hebben en Leeuwarden, die dan veruit weer de belang
rijkste is als het gaat om de consequenties van een en ander,
ook een extra positie wordt gegeven. Dat is de reden waarom
het college u dit heeft voorgesteld. Ik constateer dat de
raad daar mee instemt. Waarbij de heer Greving overigens zegt
dat je bij het democratisch gehalte van een Wet gemeenschap
pelijke regeling vraagtekens kunt zetten. Ik denk dat hij
daar gelijk in heeft. Ik denk ook dat meerderen dat op dit
moment constateren. Het is niet voor niets dat er zo'n uitge
breide discussie op dit moment ook in het land plaats vindt
31