De heer Van Olffen: Voorzitter, ik ben blij dat wij vanavond
eindelijk met dit punt kunnen beginnen. De bespreking van dit
punt is in de commissie ook al ondergesneeuwd geraakt vanwege
het late tijdstip en dit punt verdient toch wel enige aan
dacht
Ik wil in de eerste plaats mijn waardering uitspreken voor
het vele werk dat door de afdeling is verricht. Het resultaat
is een heldere nota over deze toch wel omvangrijke materie.
De uitgangspunten, namelijk een grote vrijheid van de instel
lingen, een globale toetsing door de gemeentelijke overheid
en het duidelijk benoemen van het produkt worden door mijn
fractie onderschreven. Ook zijn wij het eens met het onder
scheid tussen instellingen die meer dan f 100.000,subsidie
krijgen en kleinere instellingen. Bij grotere instellingen
wordt een prijskaartje gehangen aan de te leveren prestaties,
voor de kleinere zijn er een aantal verordeningen opgesteld.
Er zijn eigenlijk drie punten die naar mijn idee wat onderbe
licht zijn geweest in de commissie, althans mij niet helemaal
duidelijk zijn geworden. In de eerste plaats is dat de posi
tie van de raad. Als ik de Algemene Subsidieverordening
nalees, dan staan daar zinnen in als "het college kan zo
mogelijk de raad raadplegen". In de subverordeningen - ik
licht daar eentje uit dat is het Fonds Podiumkunsten pagina
1 - staat dat het college kan afwijken van het bestaande
beleid. De vraag is, worden dit soort afwijkingen in de
commissie gemeld, wordt de raad daarbij betrokken? U weet wij
hebben een grenzeloos vertrouwen in dit college, maar wij
willen best af en toe eens over de schouder meekijken.
Een tweede punt is de 15% reserveringen van het budget. Ik
heb in de commissievergadering gevraagd aan het college of
dat cumulatief is. De wethouder antwoordde daarop dat dat
niet het geval is. Dat lijkt mij toch een beetje strijdig met
de uitgangspunten, voorzitter. Wij willen met die 15% reser
veringen instellingen de mogelijkheid geven om voor specifie
ke activiteiten een soort fonds te creëren. Als je nu zegt
dat dat in zijn totaliteit maar 15% van het budget mag zijn,
dan verleg je de problematiek waar wij eigenlijk vanaf wil
len. Dan zou je de jaren daarop gewoon je budget op kunnen
maken, al is het alleen maar uit angst dat je het jaar daarop
weer verder gekort wordt. Ik zou mij kunnen voorstellen dat
zo'n reservering als die boven de 15% uitkomt, benoemd zou
moeten worden om instellingen de gelegenheid te geven voor
specifieke activiteiten, aanschaffingen enz. en daar een
fonds voor in het leven te roepen.
Dan het laatste punt.
De wethouder heeft gezegd dat CAO-verplichtingen niet automa
tisch worden gehonoreerd. Ik kan mij voorstellen dat instel
94
lingen daardoor in problemen kunnen komen. Immers, CAO-ver
plichtingen zullen ook door instellingsbesturen uitgevoerd
moeten worden. Als dat ten koste gaat van hun budget c.q. hun
activiteiten, lijkt het mij dat zij in problemen kunnen
komen. Of is het zo - en dat zou wat mij betreft al een hele
geruststelling zijn - dat daar het Egalisatiefonds voor is?
Mevrouw Dijkstra: Voorzitter, in de commissie hebben wij
uitvoerig gesproken over deze deregulering en op alle gestel
de vragen hebben wij antwoord gekregen. Er is één punt over
gebleven, dat gaat over de ouderenbonden. Dat gaat dan over
die reservering. Onze fractie heeft er wat moeite mee dat het
bedrag van f 10.000,wanneer dat niet opgemaakt wordt door
de ouderen het dan aan andere instanties toegekend wordt. Ik
wilde daar graag nog een antwoord op van de wethouder.
Op zich kunnen wij in hoofdlijnen instemmen met deze deregu
lering. Wij hebben enigszins moeite gehad met het feit dat
wij als commissie iets terug doen in de uitvoering van het
beleid, maar gezien het idee van besturen op hoofdlijnen moet
het mogelijk zijn om toch op deze manier bij te kunnen sturen
bij een rapportage achteraf.
Budgetfinanciering is volgens ons een goed systeem om instel
lingen meer eigen beleidsruimte te geven. Door een goede
inhoudelijke evaluatie en verantwoording van de beschikbare
middelen hopen wij meer grip te krijgen op de uitvoering van
de voorgestelde activiteiten. Met de instellingen is in goed
overleg over deze financiering gesproken. Wij hebben dan ook
vertrouwen in deze vorm van subsidiëring.
De overige afzonderlijke subsidieverordeningen geven ons
thans geen reden meer tot opmerkingen.
De heer De Jong: Voorzitter, de uitgangspunten van de thans
voorliggende nota over de deregulering van het welzijnsbeleid
spreken de D66-fractie aan. Bij de eerste behandeling in het
voorjaar hebben wij gezegd dat het een goed stuk was en dat
het zo wat ons betreft de inspraak in kon. Wij zien ook geen
enkele reden om op die uitspraak, die wij toen gedaan hebben,
terug te komen. Meer verantwoordelijkheden leggen bij de
instellingen via budgetfinanciering. Er kunnen dan ook pres
tatie-eisen gesteld worden. Waar het om gaat bij het afslui
ten van meerjarige contracten is natuurlijk ook de betrouw
baarheid van de subsidiegever. Bij de instellingen zal een
behoorlijke mate van onzekerheid kunnen ontstaan wanneer er
door de gemeente tussentijdse herwaarderingen worden aange
kondigd. Daarom is het op zich een goede zaak nu een meerja
rige herwaardering aan te gaan. Voorzitter, geen misverstand,
ik spreek mij nu inhoudelijk niet uit over de inhoud van de
95