met een zin over de schijn naar nauwkeurigheid. Maar u moet mij niet kwalijk nemen, ieder subsidie moet toch jaarlijks worden berekend en de vaststelling en de optimalisering komt toch steeds door de SE-score opnieuw toe te passen. Het voordeel is en blijft dat wij jaarlijks geen grote verschui vingen krijgen zoals verdubbeling of halvering van het subsi die. Kleinere verschillen zullen het gevolg zijn, kleine bijsturingen in het subsidie dat naar de wijken gaat. Dat heeft niets te maken met een schijn van nauwkeurigheid, zoals het college dat afdoet, maar dat heeft te maken met een rechtvaardige verdeling. Overigens is het zo dat ik verder van harte instem met de nieuwe voorwaarden die in de Subsi dieverordening zijn opgenomen. Graag verneem ik van het college waarom zij haar voorstel tot grofmazigheid en oneven redige verdeling handhaaft, zonder overtuigende argumentatie om een verbetering toe te passen op het verdelingsststeem. De heer Koopaans (weth.Voorzitter, het is inderdaad zo dat tot twee keer toe in de commissie op uiterst zorgvuldige en uitvoerige wijze is gediscussieerd over deze problematiek. Er zijn een aantal sprekers geweest die hebben gezegd dat wij vanavond een unieke situatie hebben. Tot op zekere hoogte is dat zo in die zin dat het college vasthoudt aan het uitgangs punt zoals dat indertijd is voorgelegd aan de commissie. Dat doet het college niet om vasthoudend te zijn, zoals de heer Greving dat noemt, of niet van zijn stuk is te brengen door een tweetal adviezen van de commissie, nee, het college heeft daar goede redenen voor gehad. Het college vindt namelijk dat politieke uitgangspunten vastgelegd in het Collegeprogramma gehonoreerd moeten worden. Dat is ook de kern geweest waar ik steeds over gesproken heb in de commissie. Ik beluister nu een motie van mevrouw Dikken waarin zij zegt, eigenlijk moet dat ook het uitgangspunt blijven, de subsidies horen daar te komen waar zij het meest behoeven. Voorzitter, ik moet u zeggen dat ik daar erg blij mee ben, want dan lijkt het verschil van mening, zoals ik dat in de commissie heb erva ren, kleiner dan het is. Niettemin hebben wij twee dingen gedaan. Er is gesproken over de inspraak van de buurtorgani saties; er is gesproken over de enquête die is gehouden; er is gesproken over de evaluatie. Hoe is de zaak eigenlijk op poten gezet? In de eerste plaats hebben wij een enquête gehouden onder de verschillende organisaties en gevraagd wat men vond van het 1-2-4-8-systeem. De heer Greving zegt nu dat er zelfs wijken zijn die op dit moment niet weten wat ze met het geld aan zouden moeten. Ik kan de raad verzekeren dat wij de afgelopen tweeëneenhalf jaar verschillende wijken op bezoek hebben gehad, die steeds gehamerd hebben op de on rechtvaardige verdeling van het huidige systeem. Wij hebben 40 dat verdedigd tegenover die wijken door te zeggen: dit is niet zomaar tot stand gekomen, dit is tot stand gekomen op basis van de SE-score. Met name een wijk als Camminghaburen heeft steeds gezegd dat de wijk weer eens geëvalueerd zou moeten worden, want zij denken dat zij er dan hoger uit zullen komen. Wij hebben vervolgens gezegd tegen die wijk, en ook tegen andere wijken, dat het binnenkort zover komt. Het is trouwens een voorstel van de raad geweest om dat op korte termijn te doen. Wij hebben naast de enquête en naast het inwinnen van infor matie bij deskundigen over de methodiek van subsidiëren vervolgens de SE-score geëvalueerd dat wil zeggen, dezelfde score weer toegepast op de gegevens zoals die bijgesteld en actueel waren. Toen bleek - en dat staat ook heel duidelijk in het stuk - dat er enorme verschillen waren opgetreden en dat kennelijk tal van wijken die vroeger in aanmerking kwamen voor slechts de factor 1 nu in aanmerking zouden komen voor de factor 3. Dat was een hard gegeven en heeft natuurlijk met teruglopende middelen tot gevolg dat er grote verschuivingen optreden. Het college heeft daar in eerste instantie nog aan trachten tegemoet te komen door niet te gaan zitten op het 1-2-4-8-systeem, maar om de verschillen kleiner te maken en een systeem te maken van 1-3-6, waardoor de uiteinden van de verschillen kleiner werden. Wij hebben daar ook een soort overgangsregeling bij gecreëerd. De heer Greving zegt nu: het college komt nu terug en doet nieuwe wijn in oude zakken. Ik denk dat het ook andersom kan, het zou ook oude wijn in nieuwe zakken kunnen zijn. Dan is het probleem niet zo groot denk ik, want het gisten van die oude wijn is niet zo sterk meer en die oude zakken houden het wel. De commissie heeft geweigerd om daarmee akkoord te gaan en dat afgewezen. Ver volgens heeft het college zich weer beraden, niet met de gedachte het kan ons allemaal niets schelen wat de raad zegt, nee wij hebben ons daar serieus over gebogen. Wij hebben gezegd dat dit in de bestaande situatie toch de beste oplos sing is en komen met dit voorstel bij de raad uitgaande van uitgangspunten zoals die waren geformuleerd. Nu heeft mevrouw Dikken gezegd dat zij eigenlijk de komende jaren pas op de plaats willen maken. Zij heeft daar een aantal redenen voor genoemd. Zij heeft gezegd: er komen weer bezuinigingen aan. Dat is inderdaad het geval, maar princi pieel is dat niet. Het betekent alleen dat de beschikbare middelen op basis van dezelfde score, die nu weer actueel is, verdeeld moeten worden. Dat betekent dat naar rato iedereen minder krijgt. Ik zit mij eigenlijk af te vragen waarom wij daarop moeten wachten. Punt 2, er is bij de herwaardering lange termijn inderdaad gesproken over een onderzoek om te bekijken of er minder 41

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1992 | | pagina 21