derde inspanning toelaat. Mijn fractie denkt dat op beide
vragen ontkennend geantwoord moet worden. Wij stemmen dan ook
niet in met deel 2 van het besluit.
De heer Burg: Voorzitter, ik heb in de commissie al verklaard
dat wij als fractie geheel in kunnen stemmen, gezien de
financiële toestand van de gemeente, met het collegestand
punt. Dus kunt u dit min of meer als een stemverklaring be
schouwen.
De heer Graving: Mijnheer de voorzitter, de raad heeft in het
verleden een standpunt ingenomen en besloten dat gelden als
die vrij zouden vallen door subsidie-aanvragen gestort zouden
worden in het werkgelegenheidsfondsDat staat ook correct
vermeld in de raadsbrief. Naar mijn mening is de huidige
financiële situatie van deze gemeente niet voldoende om nu
een verminderde taak uit te gaan voeren ten aanzien van de
werkgelegenheid, die minder te gaan stimuleren. Het is mijns
inziens daarom dan ook niet gerechtvaardigd om nu in feite
f 1,5 miljoen te gaan vervreemden uit het werkgelegenheids
fonds. Het getuigt ook niet van behoorlijk bestuur om opnieuw
een oud collegebesluit van mei 1991 waarvoor toen geen poli
tieke meerderheid bestond, kennelijk na 1,5 jaar masseren
binnen de collegepartijen - de heer Den Oudsten noemde dat
een langdurige behandelingscylclus - alsnog voor besluitvor
ming voor te leggen aan de raad. Als de raad zichzelf serieus
neemt zou zij niet zonder meer deze middelen nu willen be
stemmen voor algemeen gebruik. Werkgelegenheid is toch een
van de hoofdprioriteiten bij de sociale vernieuwing?
De heer Janssen (weth.Voorzitter, de raad heeft in decem
ber 1989 een besluit genomen en ik ben ook zeker niet in de
positie om iets van dat besluit te zeggen, want ik heb er
zelf toen in meegestemd. Dus dat is vast een goed besluit
geweest. In die tijd is er een hoop veranderd en ik denk dat
wij met name volgende maand in deze zelfde raad een hoop
besluiten zullen moeten gaan nemen door de nood gedwongen die
indruisen tegen het beleid dat de afgelopen jaren is vastge
steld. Dat is een keuze die je dan moet maken en je kunt daar
wel of niet voor kiezen. In die zin vind ik de manier waarop
de heer Greving de situatie voorstelt in termen van "onbe
hoorlijk bestuur, je moet je eenmaal ingenomen standpunt
vasthouden" ook niet juist. Ik denk dat als wij dat zouden
doen er weinig nieuws in deze wereld te voorschijn zou komen.
Ik denk dat wij nu helaas vanwege de financiële positie tot
een hoop negatief nieuws zullen moeten besluiten en ik neem
76
ook aan dat zijn fractie dat zal doen.
Ik heb overigens grote bezwaren met zijn voorstelling van
zaken. Ik vind dat ook een belediging van de fracties in deze
raad vertegenwoordigd. Alsof het college 1,5 jaar lang heeft
gemasseerd binnen de collegepartijen om iets tot stand te
brengen. Ik vind dat geen recht doen aan de praktijk. Wij
hebben in de commissie een discussie gehad en in die discus
sie is gevraagd om nadere informatie. Die nadere informatie
is er gekomen en op basis daarvan heeft er een tweede discus
sie plaatsgevonden. Uiteindelijk is er uitgekomen waar hij
het dan wellicht niet mee eens is, maar ik vind niet dat hij
het nu zo kan bagatelliseren.
Mevrouw Tiemersma is akkoord met het voorstel.
Mevrouw Garms is niet akkoord. Zij heeft daar ook een aantal
bewoordingen aan gewijd waar ik het niet mee eens ben.
Ik denk dat wij gewoon de informatie die gevraagd is hebben
geleverd. Alleen is die informatie laat gekomen en dat heeft
te maken, dat heb ik in de commissie ook uitgebreid aangege
ven, dat er nogal wat uitgezocht moest worden en dat dat
nogal wat tijd kostte. Op dat moment speelden andere dingen
die wij een hogere prioriteit hebben gegeven. Daar het hier
gaat om een administratieve vraag, namelijk ga je die vrij
vallende middelen, zoals mevrouw Garms dat ook terecht ti-
peerde, nu bestemmen voor het werkgelegenheidsfonds in 1993
of ga je die vrijvallende middelen nu bestemmen zoals het
college voorstelt. Er zijn geen projecten afgewezen omdat wij
onvoldoende middelen hadden, waar het om gaat is de vraag
waar parkeer je dat geld. In die zin is er in die tijd niets
misgegaan. (Mevrouw Garms: Ik heb op geen enkele manier
vragen gesteld die dit antwoord tot gevolg zouden moeten
hebben. Het enige dat ik heb gezegd is dat als je kijkt naar
de twee besluiten die genomen worden, wij weliswaar akkoord
gaan met het besluit deel 1omdat wij vinden dat het niet
verantwoord is om 1990 nog langer op te houden, maar wij
vinden niet dat het op een fatsoenlijke wijze tot stand is
gekomen. Op hetzelfde moment dat wij hier de discussie voe
ren, staat ook de jaarrekening op de agenda. Wij hebben niet
in zo'n kort tijdsbestek binnen één raadsvergadering de
mogelijkheid om te kijken op wat voor wijze je daar op een
andere manier mee om zou kunnen springen. Dus verder zeg ik
helemaal niets over de zaken die de wethouder nu aan de orde
stelt.) Dan weerhoudt mevrouw Garms niets om de besluitvor
ming over de jaarrekening 1990 een maand uit te stellen.
De heer Den Oudsten heeft aangegeven dat de PvdA-fractie het
collegevoorstel volgt.
77