achter blijven. In dit verband verwijs in naar de resultaten
van een onderzoek dat onlangs in opdracht van Divosa-noord is
uitgevoerd onder de bevolking van Leeuwarden en Slochteren.
Het onderzoek moest vooral een antwoord geven op de vraag in
hoeverre sociale vernieuwing leeft onder de bevolking. De
uitslag was nogal teleurstellend. Meer dan de helft van de
respondenten onder de bevolking weet niet hoe de eigen ge
meente sociale vernieuwing aanpakt, concrete projecten en
activiteiten konden door hen dan ook niet worden genoemd. Nu
hoef je geen absolute waarde toe te kennen aan een dergelijk
onderzoek om toch in te stemmen met de conclusie, die luidt:
"de uitstraling van politiek bestuurlijke activiteiten naar
de bevolking laat duidelijk te wensen over." In datzelfde
onderzoeksverslag wordt terecht aanbevolen de lokale pers
beter te benutten voor het verspreiden van informatie over
sociale vernieuwing onder de bevolking. Het is echter de
vraag of daarmee de mogelijkheden zijn genoemd om een breder
draagvlak voor sociale vernieuwing te creëren. Die noodzaak
wordt weer ondersteund door een ander resultaat van het
genoemde onderzoek, namelijk een groot deel van de responden
ten uit de bevolking geeft aan dat zij best bereid is om een
bijdrage te leveren aan de bestrijding van maatschappelijke
problemen, maar men weet alleen niet hoe. Ik nodig de wethou
der dan ook uit om een aanzet te geven op niet al te lange
termijn tot een discussie in de Commissie Economische en
Sociale Zaken over de manier waarop de betrokkenheid van de
Leeuwarder bevolking met sociale vernieuwing vergroot kan
worden. Voorstellen van de kant van het college zijn uiter
aard zeer gewenst, maar wellicht kunnen ook door de commis
sieleden ideeën worden aangedragen. Want het op peil houden
en liefst vergroten van de betrokkenheid bij sociale vernieu
wing, ook van de kant van de raadsleden, kan nooit kwaad. Ter
ondersteuning van die laatste uitspraak verwijs ik nog een
maal naar het verslag van het eerdergenoemd onderzoek. De
onderzoekers hadden namelijk ook de vragenlijsten verzonden
aan de raadsleden van de gemeente Slochteren en Leeuwarden,
met uitzondering van de wethouders. Nog niet de helft van de
Leeuwarder raadsleden heeft die enquête terug gestuurd. Nu
zal ik niet te voorbarig zijn met het trekken van conclusies
uit één zo'n gegeven, maar het rechtvaardigt denk ik wel een
oproep aan de hele raad om sociale vernieuwing vooral niet
uit het blikveld te laten verdwijnen.
Mevrouw Garms: Met het beleidskader sociale vernieuwing 1993-
1994 kunnen wij akkoord gaan. Wel willen wij nog enkele
kritische kanttekeningen plaatsen.
Ten eerste, als je naar de kerntaken kijkt in relatie tot
sociale vernieuwing zoals die door het college zijn gepresen
10
teerd, kan je duidelijk zien dat sociale vernieuwing een
belangrijk onderdeel van het gemeentebeleid uitmaakt. Maar
als je dan verder kijkt, met name naar die onderdelen van het
gemeentelijk beleid die in categorie D en E zrjn geplaatst,
zitten daar nogal wat zaken in die gerust onder het kopje
"flankerend sociaal vernieuwingsbeleid" zouden kunnen worden
gebracht. Hoe valt dat te rijmen? Want dat zijn immers wel de
onderdelen waar nu allerlei herwaarderingsvoorstellen voor
klaar liggen. De financiële situatie van de gemeente ver
slechtert, daardoor komen allerlei zaken onder druk te staan.
Misschien is dat nu juist hetgeen waarvoor wij vanaf het
begin als fractie bang zijn geweest. Dat betekent niet, want
ik hoor het de wethouder al bijna weer zeggen, dat de PAL-
fractie vindt dat er dan maar niets gedaan moet worden of dat
de PAL-fractie vindt dat er geen goede zaken in het kader van
die Leeuwarder sociale vernieuwing te melden zijn. Mevrouw
Waanders noemde heel terecht de evaluatie van alle activitei
ten. Wel constateer ik dat het financiële draagvlak vooral
vanuit het rijk zeer minimaal is. Het lijkt er eerder op dat
wij steeds meer toegaan naar een maatschappij (en dan kom ik
met een cliché) waarin de rijken rijker worden en de armen
armer. Dan wordt in onze ogen sociale vernieuwing een doekje
voor het bloeden.
De heer Bieaans: Voorzitter, ik kan gelukkig vanavond kort
zijn over dit onderwerp. Wij hebben bij de start van de
sociale vernieuwing een terughoudende opstelling gekozen en
dat is een goede zaak, want daardoor zal het gevaar voor te
hooggespannen verwachtingen vermeden kunnen worden. Dat er
hooggespannen verwachtingen waren blijkt wel als je ziet dat
sommige mensen hun teleurstelling hebben uitgesproken zowel
binnen als buiten deze zaal over de voortgang van de sociale
vernieuwing. Tegen het licht van de gematigde verwachtingen
zijn wij meer dan tevreden. De eerste jaren hebben goede
resultaten opgeleverd, dat ontkennen of niet voldoende waar
deren zou een miskenning betekenen voor alle betrokkenen die
zich met zoveel inzet voor de sociale vernieuwing hebben
ingespannen. Daarmee bedoelen wij de burgers, de buurt- en
wijkverenigingen en zeker ook de ambtenaren die er hard aan
getrokken hebben. Waardering dus en tegelijkertijd een vast
stelling dat doorgaan op deze lijn een prima zaak zou zijn.
Wij kunnen dan ook met het beleidskader volledig instemmen.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Voorzitter, ik constateer dat de
drie fracties die het woord hebben gevoerd in kunnen stemmen
met het beleidskader. Ik neem aan dat de fracties die het
woord niet gevoerd hebben datzelfde doen. (Die mensen knik-
11